gepubliceerd op 30 januari 2024
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2023, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroepen in de grind- en zandgroeven, de witzandexploitaties uitgezonderd
11 JANUARI 2024. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2023, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroepen in de grind- en zandgroeven, de witzandexploitaties uitgezonderd (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2023, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroepen in de grind- en zandgroeven, de witzandexploitaties uitgezonderd.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 januari 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2023 Tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroepen in de grind- en zandgroeven, de witzandexploitaties uitgezonderd (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2023 onder het nummer 181626/CO/102.06)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincie Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, de witzandexploitaties uitgezonderd.
Met "werknemers" worden de werklieden en de werksters bedoeld.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten, enerzijds in toepassing van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdelingen 1 en 2, anderzijds het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van het artikel 189, 4de lid van dezelfde wet.
Art. 3.Er wordt overeengekomen om 0,10 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven loonsom in 2023 en 0,10 pct. ervan in 2024 aan te wenden voor opleidingsacties ten voordele van werknemers of werklozen die behoren tot de risicogroepen.
De werkgevers moeten een jaarlijkse inspanning van ten minste 0,05 pct. van de loonmassa reserveren voor personen die tot de volgende doelgroepen behoren : 1° De werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;2° De werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag : a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt;b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag is aangekondigd;3° Niet-werkenden en personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding.Onder "niet-werkenden" wordt verstaan : a) langdurig werkzoekenden, zijnde de personen die in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/12/2001 pub. 12/01/2002 numac 2001013227 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden sluiten tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;b) uitkeringsgerechtigde werklozen;c) werkzoekenden die laaggeschoold of erg laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/12/1999 pub. 27/01/2000 numac 2000012029 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet ter bevordering van de werkgelegenheid type wet prom. 24/12/1999 pub. 10/07/2013 numac 2013000445 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bevordering van de werkgelegenheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ter bevordering van de tewerkstelling;d) herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens 1 jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;e) personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijke welzijn;f) werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/03/2006 pub. 31/03/2006 numac 2006200961 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende het activerend beleid bij herstructureringen sluiten betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;g) werkzoekenden van allochtone afkomst die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;4° De personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk : a) de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap; b) de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 pct.; c) de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;d) de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en sociale werkplaatsen; e) de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 pct.; f) de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;g) de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;5° De jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6° van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII sluiten houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII sluiten.
Art. 4.Van de artikel 3 bedoelde inspanning moet minstens de helft besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen : a) de in artikel 3, 5° bedoelde jongeren;b) de in artikel 3, 3° bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.
Art. 5.Vanaf 1 januari 2019 zullen de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West- Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Waals-Brabant ressorteren ten minste 0,10 pct. per jaar besteden van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, aan initiatieven voor vorming en tewerkstelling.
Art. 6.De financiële middelen, samengebracht in het "Sociaal Fonds voor de grint- en zandgroeven", worden aangewend om de in de hierna volgende artikelen vermelde kosten te dragen onder de voorwaarden vast te stellen in de raad van beheer van het fonds.
Art. 7.De tussenkomst in de kosten van technische vorming en opleiding wordt voorbehouden aan ongeschoolde en/of laaggeschoolde personeelsleden voor zover deze opleiding tot gevolg kan hebben dat de ruimere beroepskennis van de betrokkenen een positieve weerslag heeft op de beperking van de gedeeltelijke werkloosheid en een grotere waarborg geeft tot blijvende tewerkstelling.
De kosten kunnen betrekking hebben op een tussenkomst in reiskosten, het loonverlies en de eventuele inschrijvingsrechten of cursusgelden.
Daarenboven wordt aan de werknemers een forfaitair bedrag van 160 EUR uitbetaald, voor zover zij aan het fonds een attest van regelmatig bijwonen van de cursus kunnen voorleggen.
Art. 8.De werkgevers die in de loop van 2023 en/of 2024 initiatieven nemen of genomen hebben die gericht zijn op de risicogroepen bedoeld in hoofdstuk XI, afdeling 1 van de wet van 29 december 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/12/1990 pub. 02/12/2011 numac 2011000753 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale bepalingen en die laaggeschoolde werknemers die geconfronteerd worden met collectief ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologieën, een omscholings- of bijscholingsprogramma laten volgen, kunnen ten laste van het fonds een tegemoetkoming ontvangen.
Deze tegemoetkoming kan betrekking hebben op een tussenkomst in reiskosten, het loonverlies en de eventuele inschrijvingsrechten of cursusgelden.
Art. 9.De in de artikelen 7 en 8 vermelde bedragen van forfaitaire tegemoetkoming kunnen door de raad van beheer van het fonds worden aangepast in functie van de jaarlijkse begroting.
Art. 10.De raad van beheer is belast met de uitvoering van de genomen beslissingen en het toezicht op de aanvragen, opleidingsprogramma's en de afrekening van de aangevraagde financiële tussenkomsten.
Art. 11.De raad van beheer maakt jaarlijks een evaluatie die bij het verslag van het fonds wordt gevoegd en aan het paritair subcomité wordt voorgelegd. Een kopie van dit verslag wordt eveneens aan de Minister van Werk overgemaakt.
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023 en treedt buiten werking op 31 december 2024.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2024.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE
Traduction Annexe Sous-commission paritaire de l'industrie des carrières de gravier et de sable exploitées à ciel ouvert dans les provinces d'Anvers, de Flandre occidentale, de Flandre orientale, de Limbourg et du Brabant flamand Convention collective de travail du 6 juillet 2023 Emploi de personnes appartenant aux groupes à risque dans les carrières de gravier et de sable, exceptées les exploitations de sable blanc (Convention enregistrée le 10 août 2023 sous le numéro 181626/CO/102.06) Article 1er. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux travailleurs des exploitations de gravier et de sable qui sont exploitées à ciel ouvert dans les provinces d'Anvers, de Flandre occidentale, de Flandre orientale, de Limbourg et du Brabant flamand, exceptées les exploitations de sable blanc.
Par "travailleurs" on entend : les ouvriers et ouvrières.
Art. 2.La présente convention collective de travail est conclue en application, d'une part, de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses, spécialement son chapitre VIII, sections 1ère et 2, et, d'autre part, de l'arrêté royal du 19 février 2013 exécutant l'article 189, alinéa 4 de cette même loi.
Art. 3.Il est convenu d'affecter 0,10 p.c. de la masse salariale déclarée à l'Office National de Sécurité Sociale en 2023 et 0,10 p.c. en 2024 à des actions de formation en faveur de travailleurs ou de chômeurs appartenant aux groupes à risque.
Les employeurs doivent réserver un effort annuel d'au moins 0,05 p.c. de la masse salariale en faveur des personnes appartenant aux groupes cibles suivants : 1° Les travailleurs âgés d'au moins 50 ans qui travaillent dans le secteur;2° Les travailleurs âgés d'au moins 40 ans qui travaillent dans le secteur et qui sont menacés par un licenciement : a) soit qu'il a été mis fin à leur contrat de travail moyennant un préavis et que le délai de préavis est en cours;b) soit parce qu'ils sont occupés dans une entreprise reconnue comme étant en difficultés ou en restructuration;c) soit parce qu'ils sont occupés dans une entreprise où un licenciement collectif a été annoncé;3° Les personnes inoccupées et les personnes qui travaillent depuis moins d'un an et qui étaient inoccupées au moment de leur entrée en service.Par "personnes inoccupées", on entend : a) les demandeurs d'emploi de longue durée, à savoir les personnes en possession d'une carte de travail visée à l'article 13 de l'arrêté royal du 19 décembre 2001 de promotion de la mise à l'emploi de demandeurs d'emploi de longue durée;b) les chômeurs indemnisés;c) les demandeurs d'emploi qui sont peu qualifiés ou très peu qualifiés au sens de l'article 24 de la loi du 24 décembre 1999 de promotion de la mise à l'emploi;d) les personnes qui, après une interruption d'au moins 1 année, réintègrent le marché du travail;e) les personnes ayant droit à l'intégration sociale en application de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale, les personnes ayant droit à une aide sociale en application de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'aide sociale;f) les travailleurs qui sont en possession d'une carte de réductions restructurations au sens de l'arrêté royal du 9 mars 2006 relatif à la politique d'activation en cas de restructurations;g) les demandeurs d'emploi d'origine étrangère qui ne possèdent pas la nationalité d'un état membre de l'Union européenne ou dont au moins l'un des parents ne possède pas cette nationalité ou ne la possédait pas au moment de son décès ou dont au moins deux des grands-parents ne possèdent pas cette nationalité ou ne la possédaient pas au moment de leur décès;4° Les personnes avec une aptitude au travail réduite, c'est-à-dire : a) les personnes qui satisfont aux conditions pour être inscrites dans une agence régionale pour les personnes handicapées; b) les personnes avec une inaptitude au travail définitive d'au moins 33 p.c.; c) les personnes qui satisfont aux conditions médicales pour bénéficier d'une allocation de remplacement de revenu ou d'une allocation d'intégration en vertu de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées;d) les personnes qui sont ou étaient occupées comme travailleurs du groupe cible chez un employeur qui tombe dans le champ d'application de la Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux; e) la personne handicapée qui ouvre le droit aux allocations familiales majorées sur la base d'une incapacité physique ou mentale de 66 p.c. au moins; f) les personnes qui sont en possession d'une attestation délivrée par la Direction générale Personnes handicapées du Service public fédéral Sécurité sociale pour l'octroi des avantages sociaux et fiscaux;g) la personne bénéficiant d'une indemnité d'invalidité ou d'une indemnité pour accident du travail ou maladie professionnelle dans le cadre de programmes de reprise du travail;5° Les jeunes qui n'ont pas encore 26 ans et qui suivent une formation, soit dans un système de formation en alternance, soit dans le cadre d'une formation professionnelle individuelle en entreprise telle que visée par l'article 27, 6° de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant la réglementation du chômage, soit dans le cadre d'un stage de transition visé à l'article 36quater du même arrêté royal du 25 novembre 1991.
Art. 4.L'effort visé à l'article 3 doit au moins pour moitié être destiné à des initiatives en faveur d'un ou plusieurs des groupes suivants : a) les jeunes visés à l'article 3, 5° ;b) les personnes visées à l'article 3, 3°, qui n'ont pas encore atteint l'âge de 26 ans.
Art. 5.A partir du 1er janvier 2019, les entreprises qui ressortissent à la Sous-commission paritaire de l'industrie des carrières de gravier et de sable exploitées à ciel ouvert dans les provinces d'Anvers, de Flandre occidentale, de Flandre orientale, de Limbourg et du Brabant flamand consacrent au moins 0,10 p.c. par an de la masse salariale déclarée à l'Office National de Sécurité Sociale à des initiatives de formation et d'emploi.
Art. 6.Les moyens financiers versés dans le "Fonds social des carrières de gravier et de sable" sont utilisés pour l'intervention dans les coûts résultant des avantages mentionnés dans les articles ci-après, dans les conditions à fixer par le conseil d'administration du fonds.
Art. 7.L'intervention dans les coûts de la formation technique est réservée aux membres du personnel non qualifiés et/ou peu qualifiés, pour autant que cette formation soit telle que les connaissances professionnelles plus larges des membres du personnel concerné ont des répercussions positives sur la limitation du recours au chômage partiel et offrent des garanties plus importantes en vue d'un emploi permanent.
L'intervention dans ces coûts peut porter sur les frais de déplacement, le manque à gagner et les droits d'inscription ou les frais de cours éventuels.
De plus, un montant forfaitaire de 160 EUR est payé aux travailleurs, pour autant qu'ils puissent présenter au fonds une attestation certifiant leur présence régulière au cours.
Art. 8.Les employeurs qui, au cours de 2023 et/ou 2024 prennent ou ont pris des initiatives axées sur les groupes à risque visés au chapitre XI, section 1ère de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales et qui font suivre un programme de recyclage ou de formation complémentaire aux travailleurs peu qualifiés ou aux travailleurs confrontés à un licenciement collectif, à une restructuration ou à l'introduction de technologies nouvelles, peuvent bénéficier, à charge du fonds, d'une intervention. Cette intervention peut couvrir des frais de voyage, une perte de salaire et des frais d'inscription ou des frais de formation éventuels.
Art. 9.Les montants de l'intervention forfaitaire mentionnés aux articles 7 et 8 peuvent être adaptés par le conseil d'administration du fonds en fonction du budget annuel.
Art. 10.Le conseil d'administration est chargé de l'exécution des décisions prises et du contrôle des demandes, des programmes de formation et de décompte des interventions financières demandées.
Art. 11.Le conseil d'administration établit annuellement une évaluation qui est jointe au rapport du fonds et est soumise à la sous-commission paritaire. Une copie de ce rapport est également soumise au Ministre de l'Emploi.
Art. 12.La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2023 et cesse de produire ses effets le 31 décembre 2024.
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 11 janvier 2024.
Le Ministre du Travail, P.-Y. DERMAGNE