Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 januari 2001
gepubliceerd op 24 januari 2001

Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000013019
pub.
24/01/2001
prom.
11/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/11/2000013019/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 24, § 1, 1°, gewijzigd bij de herstelwet van 22 januari 1985;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de rechtszekerheid inzake arbeidsverhoudingen in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw vereist dat de nodige reglementaire bepalingen onverwijld worden genomen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing : 1° op de werklieden tewerkgesteld door de N.V. Nieuwe Scheldewerven, te Rupelmonde, 2° en op hun werkgever.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder voorbereidend werk verstaan : - hellingen : het droogzetten en te waterlaten van schepen; - opblokken : het plaatsen van enkele blokken onder een schip teneinde hellingwagens vrij te maken om een volgend schip te kunnen droogzetten of te water laten; indien men tweemaal per dag dient te hellingen met opblokken, dient dit door twee verschillende ploegen te gebeuren; - hoge drukreinigen om werkzaamheden aan het betreffende schip of het naastliggend schip de dag nadien te kunnen aanvangen of verderzetten; - bijstand aan derden voor cleaningswerken met als doel de werken 's anderendaags te kunnen opstarten.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder nawerk verstaan : - afblokken : het terugplaatsen van hellingwagens en wegnemen van steunblokken; - conserveringswerken; - afwerken van staal en mechaniekwerken binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag voor een schip dat met het volgend tij nog in het water moet; - proefdraaien : het werk noodzakelijk om in normale omstandigheden de mechaniekwerken te testen na het te waterlaten van het schip binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag; indien organisatorisch op voorhand kan voorzien worden dat het niet binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag kan gebeuren dienen extra werklieden ingeschakeld te worden.

Art. 4.De bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen van de arbeidsduur mogen overschreden worden voor de werklieden die voorbereidend werk of nawerk verrichten dat noodzakelijk buiten de voor bedrijfsarbeid vastgestelde tijd moet worden uitgevoerd teneinde de continuïteit van het werk te kunnen verzekeren.

Art. 5.Voor de toepassing van artikel 4 kan de arbeidsduur voor de werklieden betrokken bij het voorbereidend werk of nawerk, verlengd worden tot 11 uren per dag en tot 50 uren per week overeenkomstig artikel 27, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Op zaterdag mogen maximaal 6 uren worden gepresteerd in het kader van voorbereidend werk of nawerk.

De referteperiode voor het respecteren van de gemiddelde arbeidsduur van 38 uren per week wordt vastgesteld op jaarbasis.

De werken bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden niet uitgevoerd op zon- en feestdagen.

De gemiddelde arbeidsduur op semesterbasis mag nooit met meer dan 130 uren overschreden worden.

Art. 6.Dit besluit heeft uit werking met ingang van 1 mei 2000 en treedt buiten werking op 1 mei 2002.

Art. 7.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

^