gepubliceerd op 30 april 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd
11 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 33, eerste lid, 1°, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 november 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, inzonderheid op de artikelen 5, 9, 16, 17, 25 en 26;
Gelet op het advies van de Algemene raad, uitgebracht op 18 januari 1999;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 21 december 1998;
Gelet op het advies van het Technisch comité voor de zelfstandigen, uitgebracht op 14 december 1998;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat sedert de hervorming van de verzekerbaarheid bepaalde sociale verzekerden, personen ten laste van mindervalide zelfstandigen, niet verder konden genieten van het recht op tegemoetkomingen voor kleine risico's tengevolge van het overlijden van die gerechtigde; dat het geboden is aan deze situatie zonder verwijl te verhelpen en dat bijgevolg dit besluit zo spoedig mogelijk dient genomen en bekendgemaakt te worden;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 16 februari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, en van Onze Minister van Landbouw en Kleine en Middelgrote ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 maart 1999, wordt aangevuld met de als volgt gestelde punten 5° en 6° : « 5°. ofwel weduwnaar of weduwe zijn van een van de rechthebbenden die zijn bedoeld onder de punten 1° tot 4°; 6° ofwel kind zijn van één van de rechthebbenden, bedoeld onder de punten 1° tot 5°, die volle wezen zijn en de voorwaarden vervullen, omschreven in artikel 4, 10° ».
Art. 2.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in het tweede lid, worden de woorden « vier maanden » vervangen door de woorden « één maand »;2. in het derde lid, worden de woorden « twee maanden » vervangen door de woorden « één maand ».
Art. 3.Artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een als volgt gesteld lid : « Bovendien hebben de in artikel 5, 5°, bedoelde gerechtigden recht op de in artikel 5 bedoelde verstrekkingen mits zij een persoonlijke bijdrage betalen waarvan het bedrag is vastgesteld op 561 frank per kwartaal als het gaat om een gerechtigde die personen ten laste heeft en op 372 frank als het gaat om een gerechtigde die geen persoon ten laste heeft. »
Art. 4.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden « 16, tweede lid » vervangen door de woorden « 16, tweede en derde lid ».
Art. 5.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de woorden « 16, tweede lid » vervangen door de woorden « 16, tweede en derde lid ».
Art. 6.Artikel 26, derde lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een als volgt gestelde bepaling : « - ofwel, dat volgt op het kwartaal van het overlijden van de gerechtigde ten laste van wie de in artikel 5, 5° of 6° bedoelde persoon op het tijdstip van het overlijden was ingeschreven. »
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Landbouw en Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN