gepubliceerd op 26 oktober 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart
10 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart.
Het ontwerp van koninklijk besluit zet de aangelegenheden die behoren tot de federale bevoegdheden om in nationale regelgeving. De bepalingen van artikel 1, onder 10 en 11, van voormelde Richtlijn 2009/17/EG (bevoegde instantie voor de opvang van schepen die bijstand behoeven - plannen voor de opvang van schepen die bijstand behoeven) worden niet omgezet door het ontwerp van koninklijk besluit, maar moeten wat betreft de aangelegenheden die tot de federale bevoegdheid behoren bij wet worden omgezet.
Een omzettingstabel wordt hierna opgenomen om aan te duiden welke bepalingen van voormelde Richtlijn 2009/17/EG door het ontwerp van koninklijk besluit worden omgezet. Bij de bepalingen die niet worden omgezet door het ontwerp van koninklijk besluit wordt de reden vermeld.
Omzettingstabel
Tableau de transposition
Richtlijn 2009/17/EG
Ontwerp van koninklijk besluit
Directive 2009/17/CE
Projet d'arrêté royal
Art. 1.1.
Art. 1
Art. 1.1.
Art. 1er
ART. 4
Art. 4
Art. 5
Art. 5
Art. 8
Art. 8
Art. 9
Art. 9
ARt. 11, 2°
Art. 11, 2°
Art. 14
Art. 14
Art. 15
Art. 15
Art. 16, 2°
Art. 16, 2°
Art. 17
Art. 17
Art. 18
Art. 18
Art. 19
Art. 19
Art. 25
Art. 25
Art. 26
Art. 26
Art. 27
Art. 27
Art. 30
Art. 30
Art. 31
Art. 31
Art. 33, 2°
Art. 33, 2°
Art. 35
Art. 35
Art. 1.2.a
Art. 34, 3°
Art. 1.2.a
Art. 34, 3°
Art. 1.2.b
Geen omzetting vereist
Art. 1.2.b
Pas de transposition exigée
Art. 1.2.c
Art. 3
Art. 1.2.c
Art. 3
Art. 13
Art. 13
Art. 24
Art. 24
Art. 1.3
Art. 6
Art. 1.3
Art. 6
Art. 7
Art. 7
Art. 20
Art. 20
Art. 21
Art. 21
Art. 28
Art. 28
Art. 29
Art. 29
Art. 1.4
Art. 11, 1°
Art. 1.4
Art. 11, 1°
Art. 16, 1°
Art. 16, 1°
Art. 33, 1°
Art. 33, 1°
Art. 1.5
Gewestelijke bevoegdheid
Art. 1.5
Compétence régionale
Art. 1.6
Art. 10
Art. 1.6
Art. 10
Art. 22
Art. 22
Art. 32
Art. 32
Art. 1.7
Art. 36, 1°
Art. 1.7
Art. 36, 1°
Art. 1.8
Art. 39
Art. 1.8
Art. 39
Art. 1.9.a
Art. 37, 1°
Art. 1.9.a
Art. 37, 1°
Art. 1.9.b
Art. 37, 2°
Art. 1.9.b
Art. 37, 2°
Art. 1.10
Om te zetten bij wet voor wat de aangelegenheden die behoren tot de federale bevoegdheid betreft
Art. 1.10
A transporser par une loi en ce qui concerne les matières relevant de la compétence fédérale
Art. 1.11
Om te zetten bij wet voor war de aangelegenheden die behoren tot de federale bevoegdheid betreft
Art. 1.11
A transposer par une loi en ce qui concerne les matières relevant de la compétence fédérale
Art. 1.12
Gewestelijke bevoegdheid
Art. 1.12
Compétence réigonale
Art. 1.13
Geen omzetting vereist
Art. 1.13
Pas de transposition exigée
Art. 1.14
Geen omzetting vereist
Art. 1.14
Pas de transposition exigée
Art. 1.15
Gewestelijke bevoegdheid
Art. 1.15
Compétence régionale
Art. 1.16
Geen omzetting vereist
Art. 1.16
Pas de transposition exigée
Art. 1.17
Gewestelijke bevoegdheid
Art. 1.17
Compétence régionale
Art. 1.18
Art. 6
Art. 1.18
Art. 6
Art. 20
Art. 20
Art. 28
Art. 28
Art. 1.19
Gewestelijke bevoegdheid
Art. 1.19
Compétence régionale
Art. 2
Art. 40
Art. 2
Art. 40
Art. 3
Geen omzetting vereist
Art. 3
Pas de transposition exigée
Art. 4
Geen omzetting vereist
Art. 4
Pas de transposition exigée
Bijlage
Gewestelijke bevoegdheid
Annexe
Compétence régionale
Il heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zee eerbiedige en trouwe dienaar, De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE
10 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en van 22 januari 2007;
Gelet op de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972, artikel 2, § 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 24 maart 2010;
Gelet op advies 48.523/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Artikel 1.In bijlage XXV, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Deze bijlage is niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald zijn de bepalingen van deze bijlage niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.» HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust
Art. 2.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, wordt het tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, vervangen als volgt : « Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009. »
Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998, 25 juni 2001 en 17 september 2005, wordt aangevuld met de bepalingen onder 32°, 33°, 34°, 35° en 36°, luidende : « 32° lijndienst : een reeks overtochten door vaartuigen waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen;33° vissersvaartuig : elk vaartuig dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen;34° vaartuig dat bijstand behoeft : een vaartuig in omstandigheden die gevaar voor verlies van het vaartuig, voor het milieu of voor de scheepvaart kunnen opleveren, onverminderd de bepalingen van het SAR-verdrag inzake opsporing en redding op zee;35° LRIT : een systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van vaartuigen in overeenstemming met Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag;36° brutotonnenmaat : de maat van de totale inhoud van een vaartuig vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen.»
Art. 4.In de artikelen 7bis, tweede lid, 7ter, tweede lid, 7quinquies, tweede lid, en 7sexies, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Het eerste lid is niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen.»
Art. 5.In de artikelen 7quater, § 5, en 7septies, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen.»
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7octies ingevoegd, luidende : «
Art. 7octies.Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter dat de Belgische vlag voert en in de Europese Gemeenschap is geregistreerd, of dienstdoet in de Belgische binnenwateren of territoriale wateren, of zijn vangst aan land brengt in een haven van de Belgische kust, moet volgens het hieronder aangegeven tijdschema worden uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen : a) elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter moet aan de uitrustingsplicht voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema : - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer, doch minder dan 45 meter : uiterlijk op 31 mei 2012; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer, doch minder dan 24 meter : uiterlijk op 31 mei 2013; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, doch minder dan 18 meter : uiterlijk op 31 mei 2014. b) pasgebouwde vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten aan de uitrustingsplicht voldoen vanaf 30 november 2010. Vissersvaartuigen die zijn uitgerust met een AIS houden dit systeem te allen tijde operationeel. In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de kapitein noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig. ».
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7novies ingevoegd, luidende : «
Art. 7novies.Vaartuigen waarop Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag en de door de IMO aangenomen prestatienormen en functionele eisen van toepassing zijn, worden uitgerust met een LRIT-uitrusting die aan dat voorschrift voldoet, indien zij een haven van de Belgische kust aandoen. »
Art. 8.In artikel 21, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen.»
Art. 9.In artikel 22, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van de paragraaf 1 zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen.»
Art. 10.Artikel 22bis van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, wordt vervangen als volgt : «
Art. 22bis.§ 1. Vrijstelling van de eisen van de artikelen 21, § 1, en 22 kan worden verleend voor lijndiensten tussen de havens van de Belgische kust of tussen een haven van de Belgische kust en een andere Belgische haven wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de maatschappij die deze lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken vaartuigen en deelt die lijst mee aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest, en werkt deze bij;b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 5, indien toepasselijk, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij zet een intern systeem op waarmee genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct na het verzoek, elektronisch aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest kunnen worden doorgegeven; c) alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van drie uur of meer worden, indien toepasselijk, meegedeeld aan de haven van aankomst of aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest;d) vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele vaartuigen op een specifieke dienst. De vrijstelling wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de dienst alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd.
Vrijstellingen van de in de artikelen 21, § 1, en 22 neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur. ». § 2. Wanneer één internationale lijndienst tussen een haven van de Belgische kust en een of meer lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vrijstelling verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1 indien de betrokken lidstaat of lidstaten daarom verzoeken.
Wanneer een internationale lijndienst tussen een haven van de Belgische kust en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vragen aan de betrokken lidstaat of lidstaten om vrijstelling te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1.
Wanneer een internationale lijndienst tussen een haven van de Belgische kust en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, werkt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is samen met alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten om een vrijstelling voor de betreffende dienst te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1. § 3. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van paragraaf 1 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan ten minste één van deze voorwaarden, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in. »
Art. 11.In artikel 26bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in een haven van de Belgische kust niet voor vervoer worden aangeboden noch aan boord van een vaartuig worden genomen, ongeacht de grootte van het vaartuig, tenzij aan de kapitein of de exploitant, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie werd overhandigd : a) de in bijlage 9 genoemde informatie; b) voor de in bijlage I bij het Marpol-verdrag genoemde stoffen, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 °C en hun dichtheid bij 15 °C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.150(77) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; c) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen. Vaartuigen komende van een haven buiten de Gemeenschap die een haven van de Belgische kust aandoen en gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de informatie vereist volgens het eerste lid, onder a), b) en c). De verlader bezorgt deze verklaring aan de kapitein of de exploitant en zorgt ervoor dat de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid een verklaring werd afgelegd. »; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « § 1 is niet van toepassing op » vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op » en wordt de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen.» HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Art. 12.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, wordt de zin « Dit reglement bevat bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad. » vervangen als volgt : « Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009. »
Art. 13.Artikel 2, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998, 3 mei 1999 en 17 september 2005, wordt aangevuld met de bepalingen onder zsepties, zocties, znonies, zdecies en zundecies, luidende : « zsepties) lijndienst : een reeks overtochten door schepen waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen; zocties) vissersvaartuig : elk schip dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen; znonies) schip dat bijstand behoeft : een schip in omstandigheden die gevaar voor verlies van het schip, voor het milieu of voor de scheepvaart kunnen opleveren, onverminderd de bepalingen van het SAR-verdrag inzake opsporing en redding op zee; zdecies) LRIT : een systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen in overeenstemming met Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag; zundecies) brutotonnenmaat : de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen. »
Art. 14.In artikel 42bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Het eerste lid is niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 15.In de artikelen 43bis, § 3, en 43ter, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 16.In artikel 43sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de Gentse zeehaven niet voor vervoer worden aangeboden noch aan boord van een schip worden genomen, ongeacht de grootte van het schip, tenzij aan de kapitein of de exploitant, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie werd overhandigd : a) de in bijlage 5 genoemde informatie; b) voor de in bijlage I bij het Marpol-verdrag genoemde stoffen, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 °C en hun dichtheid bij 15 °C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.150 (77) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; c) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen. Schepen komende van een haven buiten de Gemeenschap die de Gentse zeehaven aandoen en gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de informatie vereist volgens het eerste lid, onder a), b) en c).
De verlader bezorgt deze verklaring aan de kapitein of de exploitant en zorgt ervoor dat de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid een verklaring werd afgelegd. » ; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « § 1 is niet van toepassing op » vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op » en wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 17.In de artikelen 43septies, tweede lid, 43octies, tweede lid, en 43nonies, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Het eerste lid is niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 18.In artikel 43decies, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op » vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden « onverminderd de bepalingen van artikel 43duodecies;"; 3° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.».
Art. 19.In artikel 43undecies, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op » vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 20.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43duodecies ingevoegd, luidende : «
Art. 43duodecies.Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter dat de Belgische vlag voert en in de Europese Gemeenschap is geregistreerd, of dienstdoet in de Belgische binnenwateren of territoriale wateren, of zijn vangst aan land brengt in de Gentse zeehaven, moet volgens het hieronder aangegeven tijdschema worden uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen : a) Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter moet aan de uitrustingsplicht als bedoeld in dit artikel voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema : - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer, doch minder dan 45 meter : uiterlijk op 31 mei 2012; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer, doch minder dan 24 meter : uiterlijk op 31 mei 2013; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, doch minder dan 18 meter : uiterlijk op 31 mei 2014. b) Pasgebouwde vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten aan de uitrustingsplicht, als bedoeld in dit artikel, voldoen vanaf 30 november 2010. Vissersvaartuigen die zijn uitgerust met een AIS houden dit systeem te allen tijde operationeel. In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de kapitein noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig. »
Art. 21.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43terdecies ingevoegd, luidende : «
Art. 43terdecies.Schepen waarop Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag en de door de IMO aangenomen prestatienormen en functionele eisen van toepassing zijn, worden uitgerust met een LRIT-uitrusting die aan dat voorschrift voldoet, indien zij de Gentse zeehaven aandoen. »
Art. 22.In hetzelfde besluit wordt een artikel 43quaterdecies ingevoegd, luidende : «
Art. 43quaterdecies.§ 1. Vrijstelling van de eisen van de artikelen 43bis, § 1, en 43ter kan worden verleend voor lijndiensten tussen de Gentse zeehaven en een andere Belgische haven wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de maatschappij die deze lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken schepen en deelt die lijst mee aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest, en werkt deze bij;b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 5, indien toepasselijk, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij zet een intern systeem op waarmee genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct nadat daarom door de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest is gevraagd, elektronisch aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest kunnen worden doorgegeven; c) alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van drie uur of meer worden, indien toepasselijk, meegedeeld aan de haven van aankomst of aan de bevoegde dienst van het Vlaamse Gewest;d) vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele schepen op een specifieke dienst. De vrijstelling bedoeld in het eerste lid wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de dienst alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd.
Vrijstellingen van de in de artikelen 43bis, § 1, en 43ter neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur. » § 2. Wanneer een internationale lijndienst tussen de Gentse zeehaven en één of meer lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vrijstelling verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1 indien de betrokken lidstaat of lidstaten daarom verzoeken.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de Gentse zeehaven en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vragen aan de betrokken lidstaat of lidstaten om vrijstelling te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de Gentse zeehaven en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, werkt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is samen met alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten om een vrijstelling voor de betreffende dienst te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1. § 3. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van paragraaf 1 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan ten minste één van deze voorwaarden, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde
Art. 23.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, wordt de zin « Dit reglement bevat bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad » vervangen als volgt : « Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009. »
Art. 24.Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 februari 1996, 9 december 1998 en 17 september 2005, wordt aangevuld met de bepalingen onder 34°, 35°, 36°, 37° en 38°, luidende : « 34° lijndienst : een reeks overtochten door schepen waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling, hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen; 35° vissersvaartuig : elk schip dat is uitgerust voor commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen;36° schip dat bijstand behoeft : een schip in omstandigheden die gevaar voor verlies van het vaartuig, voor het milieu of voor de scheepvaart kunnen opleveren, onverminderd de bepalingen van het SAR-verdrag inzake opsporing en redding op zee;37° LRIT : een systeem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen in overeenstemming met Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag;38° brutotonnenmaat : de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen.»
Art. 25.In de artikelen 3bis, tweede lid, 3ter, tweede lid, 3quinquies, tweede lid en 3sexies, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Het eerste lid is niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van het eerste lid niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 26.In artikel 3quater, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden "onverminderd de bepalingen in artikel 3octies;"; 3° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 27.In artikel 3septies, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 28.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3octies ingevoegd, luidende : «
Art. 3octies.Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter dat de Belgische vlag voert en in de Europese Gemeenschap is geregistreerd, of dienstdoet in de Belgische binnenwateren of territoriale wateren, of zijn vangst aan land brengt in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik, moet volgens het hieronder aangegeven tijdschema worden uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen : a) Elk vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter moet aan de uitrustingsplicht als bedoeld in dit artikel voldoen overeenkomstig het volgende tijdschema : - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer, doch minder dan 45 meter : uiterlijk op 31 mei 2012; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 meter of meer, doch minder dan 24 meter : uiterlijk op 31 mei 2013; - vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, doch minder dan 18 meter : uiterlijk op 31 mei 2014. b) Pasgebouwde vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten aan de uitrustingsplicht, als bedoeld in dit artikel, voldoen vanaf 30 november 2010. Vissersvaartuigen die zijn uitgerust met een AIS houden dit systeem te allen tijde operationeel. In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de kapitein noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig. »
Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3novies ingevoegd, luidende : «
Art. 3novies.Schepen waarop Voorschrift 19-1 van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag en de door de IMO aangenomen prestatienormen en functionele eisen van toepassing zijn, worden uitgerust met een LRIT-uitrusting die aan dat voorschrift voldoet, indien zij de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen. »
Art. 30.In artikel 27, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op « worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 31.In artikel 28, § 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 februari 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van de §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 niet van toepassing op »;2° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 32.In hetzelfde besluit wordt een artikel 28bis ingevoegd, luidende : «
Art. 28bis.§ 1. Vrijstelling van de eisen van de artikelen 27, § 1, en 28 kan worden verleend voor lijndiensten tussen de havens van Antwerpen, Brussel en Luik, of tussen de havens van Antwerpen, Brussel of Luik en een andere Belgische haven wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de maatschappij die deze lijndiensten exploiteert, houdt een lijst bij van de betrokken schepen en deelt die lijst mee aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, en werkt deze bij;b) telkens als de reis wordt uitgevoerd, wordt de in bijlage 1, indien toepasselijk, genoemde informatie ter beschikking gehouden van de bevoegde dienst van het bevoegde gewest, indien deze daarom verzoekt. De maatschappij zet een intern systeem op waarmee genoemde inlichtingen 24 uur per dag direct na het verzoek, elektronisch aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest kunnen worden doorgegeven; c) alle afwijkingen van de verwachte tijd van aankomst in de haven van bestemming of bij het loodsstation van drie uur of meer worden, indien toepasselijk, meegedeeld aan de haven van aankomst of aan de bevoegde dienst van het bevoegde gewest;d) vrijstellingen worden alleen verleend aan individuele schepen op een specifieke dienst. De vrijstelling bedoeld in het eerste lid wordt toegekend door de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de dienst alleen als lijndienst beschouwd als het de bedoeling is dat hij ten minste één maand wordt geëxploiteerd.
Vrijstellingen van de in de artikelen 27, § 1, en 28 neergelegde eisen blijven beperkt tot reizen met een geplande duur van maximaal 12 uur. § 2. Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vrijstelling verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1 indien de betrokken lidstaat of lidstaten daarom verzoeken.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, kan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is vragen aan de betrokken lidstaat of lidstaten om vrijstelling te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1.
Wanneer een internationale lijndienst tussen de haven van Antwerpen, Brussel of Luik en één of meer andere lidstaten wordt geëxploiteerd, werkt de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is samen met alle betrokken lidstaten met inbegrip van de betrokken kuststaten om een vrijstelling voor de betreffende dienst te verlenen van de eisen van paragraaf 1 overeenkomstig de voorwaarden van paragraaf 1. § 3. De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, controleren regelmatig of aan de voorwaarden van paragraaf 1 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan ten minste één van deze voorwaarden, trekken de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn het voorrecht van de vrijstelling voor de betrokken maatschappij onmiddellijk in. »
Art. 33.In artikel 36bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Gevaarlijke of verontreinigende stoffen mogen in de haven van Antwerpen, Brussel of Luik niet voor vervoer worden aangeboden noch aan boord van een schip worden genomen, ongeacht de grootte van het schip, tenzij aan de kapitein of de exploitant, vooraleer de goederen aan boord worden genomen, een verklaring met de volgende informatie werd overhandigd : a) de in bijlage 4 genoemde informatie; b) voor de in bijlage I bij het Marpol-verdrag genoemde stoffen, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 °C en hun dichtheid bij 15 °C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.150(77) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; c) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen. Vaartuigen komende van een haven buiten de Gemeenschap die de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen en gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord hebben, beschikken over een verklaring van de verlader met de informatie vereist volgens het eerste lid, onder a), b) en c).
De verlader bezorgt deze verklaring aan de kapitein of de exploitant en zorgt ervoor dat de voor vervoer aangeboden vracht werkelijk die is waarover overeenkomstig het eerste lid een verklaring werd afgelegd. »; 2° in paragraaf 2 worden de woorden « § 1 is niet van toepassing op » vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van paragraaf 1 niet van toepassing op » en wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.» HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad
Art. 34.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vóór het enige lid wordt een lid toegevoegd, luidende : « Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad en gewijzigd bij Richtijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009.»; 2° in het vroegere enige lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden « ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad wat betreft aangelegenheden die tot de federale bevoegdheid behoren » opgeheven; 3° het vroegere enige lid, dat het tweede lid wordt, wordt aangevuld met de bepalingen onder 19°, 20°, 21°, 22°, 23° en 24°, luidende : « 19° « resolutie A.917 (22) van de IMO » : resolutie A.917 (22) van de Internationale Maritieme Organisatie, getiteld : "Guidelines for the onboard use of AIS", zoals gewijzigd bij Resolutie A.956 (23) van de IMO; 20° « resolutie A.949 (23) van de IMO » : resolutie A.949 (23) van de Internationale Maritieme Organisatie, getiteld : "Guidelines on places of refuge for ships in need of assistance"; 21° « resolutie A.950 (23) van de IMO » : resolutie A.950 (23) van de Internationale Maritieme Organisatie, getiteld : "Maritime assistance services (MAS)"; 22° « IMO-richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij een ongeval op zee » (IMO guidelines on the fair treatment of seafarers in the event of a maritime accident) : de richtsnoeren in bijlage bij Resolutie LEG.3 (91) van de juridische commissie van de IMO van 27 april 2006 en goedgekeurd door de raad van bestuur van de Internationale Arbeidsorganisatie op haar 296ste zitting van 12 tot 16 juni 2006; 23° « verlader » : de persoon door wie, namens wie of ten behoeve van wie een overeenkomst voor het vervoer van goederen over zee is gesloten met een vervoerder;24° « brutotonnenmaat » : de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag van 23 juni 1969 betreffende de meting van schepen.»
Art. 35.In artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op » worden vervangen door de woorden « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing op »;2° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt : « c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen.»
Art. 36.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder d) en e), luidende : « d) schepen die geen kennisgeving hebben gedaan of niet beschikken over verzekeringscertificaten of financiële zekerheden als voorgeschreven bij de geldende communautaire wetgeving en internationale voorschriften;e) schepen ten aanzien waarvan door de loodsen of havenautoriteiten is gemeld dat zij klaarblijkelijke gebreken vertonen die de veiligheid van hun navigatie in gevaar kunnen brengen of een risico voor het milieu kunnen vormen.»; 2° in het tweede, derde en vierde lid, worden de woorden « de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer » vervangen door de woorden « de Directie Scheepvaartcontrole van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ».
Art. 37.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegde, luidende : « Daartoe verstrekken zij de federale overheid met bevoegdheid op zee op diens verzoek de volgende informatie over de lading : a) de correcte technische benaming van de gevaarlijke of verontreinigende stoffen, de identificatienummers van de Verenigde Naties (UN), indien van toepassing;de IMO-risicoklassen overeenkomstig de IMDG-code, de IBC-code en de IGC-code en, in voorkomend geval, de klasse van het vaartuig die voor INF-ladingen als bedoeld in voorschrift VII/14.2 vereist is, de hoeveelheden van dergelijke stoffen en, wanneer zij worden vervoerd in voor vrachtvervoer bestemde laadeenheden, behalve tanks, de identificatienummers daarvan; b) het adres waar uitgebreide informatie over de lading kan worden verkregen; c) voor de in bijlage I bij het Marpol-verdrag genoemde stoffen, het veiligheidsinformatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 °C en hun dichtheid bij 15 °C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.150 (77) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; d) de alarmnummers van de verlader of enige andere persoon of organisatie die beschikt over informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van de producten en over de bij een calamiteit te nemen maatregelen.»; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « Overeenkomstig de nationale regelgeving wordt in de zeegebieden onder de Belgische rechtsbevoegdheid rekening gehouden met de relevante bepalingen van de IMO-richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij een ongeval op zee.»
Art. 38.In artikel 6, eerste lid en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de met de havenstaatcontrole belaste dienst van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer » vervangen door de woorden « de Directie Scheepvaartcontrole van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ».
Art. 39.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 6/1.Wanneer de Directie Scheepvaartcontrole van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer van mening is dat de ijsgang een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van mensenlevens op zee of voor de bescherming van de Belgische zee- of kustgebieden of de zee- of kustgebieden van andere staten : a) verstrekt zij aan de kapiteins van een schip dat zich in haar bevoegdheidsgebied bevindt of één van de Belgische havens wil binnen- of uitvaren, alle nodige informatie over de ijsgang, de aanbevolen routes en de ijsbreekdiensten in haar bevoegdheidsgebied;b) mag zij, onverminderd de plicht tot bijstandsverlening aan schepen die bijstand behoeven en andere uit de toepasselijke internationale voorschriften voortvloeiende verplichtingen, verlangen dat schepen die zich in het betrokken gebied bevinden en die een haven of terminal willen binnen- of uitvaren of een ankerplaats willen verlaten, met documenten kunnen aantonen dat zij aan sterkte- en vermogenseisen voldoen die op de ijsgang in het betrokken gebied zijn afgestemd. De uit hoofde van de in het eerste lid getroffen maatregelen worden, wat de gegevens over de ijsgang betreft, gebaseerd op de ijsberichten en de weersvoorspelling van een door België erkende gekwalificeerde meteorologische dienst. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 40.Dit besluit treedt in werking op 30 november 2010.
Art. 41.De Minister bevoegd voor maritieme zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 september 2010 ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE