gepubliceerd op 10 november 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen voor de jaren 2005-2006
10 OKTOBER 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen voor de jaren 2005-2006 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen voor de jaren 2005-2006.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tabaksbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005 Arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen voor de jaren 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 2 september 2005 onder het nummer 76277/CO/133) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen, dit wil zeggen de sigarettenfabrieken die in dezelfde productie eenheid ook kerftabak produceren en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Beroepsclassificatie
Art. 2.Vanaf 1 januari 1989 worden de functies als volgt in zeven categorieën ingedeeld : Categorie I : - het tabakstrippen; - de behandeling van lichte goederen, de aan- en afvoer aan de verschillende machines, inclusief het oprapen en alle andere lichte werken die in de andere categorieën niet uitdrukkelijk zijn vermeld.
Categorie II : - het afwegen van rooktabak aan niet snelle pakketteermachines (minder dan zestig toeren per minuut).
Categorie III : - de bediening van sigarettenmachines, filter- en filteraanzetmachines, pakketteer- en/of inpak- en/of cellofaneer- en/of farderingsmachines, met uitsluiting van het technische onderhoud ervan; - het afwegen van rooktabak aan snelle pakketteermachines (minimum zestig toeren per minuut).
Categorie IV : - de bediening van pakketteer- en/of inpak- en/of cellofaneer- en/of farderingsmachines, inbegrepen het technisch onderhoud ervan; - zware behandelingswerken, dit wil zeggen diegen die een aanhoudende middelmatige of een onderbroken zware lichamelijke inspanning vereisen; - de werknemers-begeleiders die niet verantwoordelijk zijn voor de rond en het innen.
Categorie V : - de bediening van vooraanvochting-, aanvochtings-, saucerings- en mengelmachines; - de bediening van kerfmachines; - de bediening van klopinstallaties - de bediening van sigarettenmachines, filter- en filteraanzetmacihes, inbegrepen het technisch onderhoud ervan. - het besturen van vracht- en hijswagens; - werknemers-chauffeurs en/of begeleiders die verantwoordelijk zijn voor de ronde en het innen.
Categorie VI : - de bediening van roost- en slijpmachines.
Categorie VII : - de werknemers-mecaniciens, mecaniciensstellers, elektriciens en lassers. HOOFDSTUK III. - Lonen, premies en vergoedingen A. Minimumuurlonen
Art. 3.Rekening houdende met een loonsverhoging op 1 april 2005 van 0,06 EUR toe te passen op de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst lonen en op de effectief uitbetaalde lonen, bedragen de minimumuurlonen van de meerderjarige werknemers voor een arbeidsweek van 36 uur 30 op 1 april 2005 :
Categorieën
Minimumuurlonen
Catégories
Salaires horaires minimums
I
12,2200
I
12,2200
II
12,2735
II
12,2735
III
12,4945
III
12,4945
IV
12,8160
IV
12,8160
V
12,9460
V
12,9460
VI
13,0825
VI
13,0825
VII
13,2465
VII
13,2465
Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het eerste kwartaal 2005, zijnde 114,72.
De minimum uurlonen vermeld in onderhavig artikel worden daarenboven verhoogd met telkens 0,06 EUR/uur evenals de effectief uitbetaalde lonen op de volgende data : - 1 juli 2005 en - 1 april 2006.
Een derde loonsverhoging is voorzien op 1 oktober 2006 van maximum 0,02 EUR op basis van een geraamde indexverhoging van 3,3 pct. over de periode gaande van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2006.
Bij overschrijding op 1 oktober 2006 van de 3,3 pct. over voorgaande periode wordt de derde loonsverhoging niet of slechts gedeeltelijk toegekend.
Bij eventuele betwisting zullen de sociale partners een definitieve beslissing nemen.
B. Overuren
Art. 4.Vanaf 1 januari 1997 kunnen overuren verricht door voltijdse werknemers ingevolge buitengewone vermeerdering van het werk, op verzoek van de betrokken werknemers worden omgezet in bijkomende inhaalrust in overleg met de werkgevers.
Het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 50 pct. geeft recht op een half uur inhaalrust; het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 100 pct. geeft recht op één uur inhaalrust, hetgeen in het eerst voornoemde geval een recuperatie betekent van anderhalf uur, in het laatste vernoemde geval van twee uren; deze recuperaties worden als gewone uurlonen vergoed zonder betaling van enig over loon hiervoor.
In overleg met de werkgever wordt het tijdstip van de inhaalrust vastgesteld die in ieder geval binnen drie maanden moet opgenomen zijn, te rekenen vanaf het ogenblik van het presteren van de overuren.
C. Loon voor jonge werknemers
Art. 5.Alle werknemers jonger dan 20 jaar hebben vanaf 1 april 2001 recht op het loon aan 100 pct. voorzover zij met de onderneming verbonden zijn door om het even welke overeenkomst sinds meer dan drie maanden; voor de eerste drie maanden hebben zij recht op 90 pct.
Art. 6.De lonen, verminderd tot de in artikel 5 bedoelde percentages, zijn minimumlonen voor de leertijd.
De jonge werknemers, die de vereiste graad van bekwaamheid hebben verworven, hebben, ongeacht hun leeftijd, recht op het volle loon van de werknemers van dezelfde categorie zoals in het artikel 3 vermeld.
D. Loon voor de stagiaires
Art. 7.Vanaf 1 januari 1991 is het uurloon van de stagiaires vastgesteld op 100 pct.
E. Ploegenarbeid
Art. 8.Wanneer de arbeid wordt verricht door elkaar opvolgende dagploegen, hebben de werknemers die er deel van uitmaken recht op een bijslag van 10 pct. berekend op het in de onderneming van kracht zijnde loonpeil. Er wordt hun bovendien een vaste bijslag toegekend per uur arbeidsprestatie, waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 0,3205 EUR op 1 april 2005.
Deze vaste bijslag stemt overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het eerste kwartaal 2005, zijnde 114,72.
Het bedrag van de vaste bijslag, na aanpassing van het indexcijfer van de consumptieprijzen, wordt verhoogd met 0,1200 EUR sinds 1 oktober 1979 per uur arbeidsprestatie, indien op dit ogenblik een arbeidsregime van zevenendertig uren dertig minuten per week van toepassing is. Indien op 1 oktober 1979 een arbeidsregime van zevenendertig uren dertig minuten per week, verminderd met vijfenveertig minuten per twee weken, van toepassing was, wordt het bedrag van de vaste bijslag per uur arbeidsprestatie, na aanpassing aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verhoogd met 0,0870 EUR vanaf 1 oktober 1979.
Vanaf 1 september 1981 is er inzake arbeidsduur voor de ploegenarbeid, de keuze tussen : - het behoud van de bestaande arbeidsduur met een looncompensatie van 2,63 pct. op basis van het werklijke loon; - een arbeidsduurvermindering van tweeentwintig minuten dertig seconden per week (of vijfenveertig minuten per twee weken, enz.), met een looncompensatie van 1,64 pct. op basis van het werkelijke loon.
Vanaf 1 oktober 1983 is er inzake de arbeidsduur voor de ploegenarbeid een evenredige vermindering voorzien zonder op jaarbasis volgende weekgrenzen te kunnen overschrijden : 36 u. 30 min. 47 sec.; 36 u. 8 min. 53 sec.; 35 u. 46 min. 55 sec.
Vanaf 1 oktober 1986 is er inzake de arbeidsduur voor de ploegenarbeid een evenredige vermindering voorzien zonder op jaarbasis volgende weekgrenzen te kunnen overschrijden : 36 u. 1 min. 8 sec.; 36 u. 39 min. 32 sec.; 35 u. 17 min. 53 sec.
De toepassingsmodaliteiten van deze arbeidsduurverkorting worden geregeld op het vlak van de onderneming rekening houdende met de bedrijfseconomische imperatieven.
Deze regeling doet geen afbreuk aan artikel 5.
F. Nachtarbeid
Art. 9.Voor de arbeid verricht tussen tweeentwintig en zes uur, wordt een bijslag betaald van 15 pct. van het loon, berekend op het loonpeil dat in de onderneming van kracht is.
G. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen
Art. 10.Als een werknemer, tengevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een taak van een lagere categorie verricht, behoudt hij het loon dat is bepaald voor de categorie waartoe hij behoort. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstelling A. Bestaanszekerheid
Art. 11.De werkgever neemt alle mogelijke maatregelen om werkloosheid te vermijden. Indien, na discussie met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging, werkloosheid onvermijdelijk blijkt, voert de werkgever een systeem van tewerkstelling met beurtregeling in.
Bij gedeeltelijke of toevallige werkloosheid hebben de werknemers die tenminste zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen recht op een bestaanszekerheidsuitkering die 5,7080 EUR bedraagt vanaf 1 april 2005 per werkloosheidsdag.
Het bedrag stemt overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het eerste kwartaal 2005, zijnde 114,72.
Art. 12.De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 11 is rechtstreeks verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de onderneming.
Art. 13.De werknemers van een afdeling van de onderneming die gedeeltelijk of geheel wordt stilgelegd en die weigeren gedurende deze werkloosheidsperiode te werken in een andere afdeling met behoud van hun loon, worden van het recht op uitkeringen uitgesloten.
B. Afscheidspremie
Art. 14.Onverminderd meer gunstige regelingen op het vlak van de ondernemingen, betaalt de werkgever bovendien aan de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemers, een afscheidspremie die wordt berekend volgens de jaren dienst en op grond van de gemiddelde uurverdienste van de werkman zoals hierna is bepaald :
Dienstjaren in de onderneming
Premie geldend aan het uurloon van
Années de service dans l'entreprise
Prime correspondant au salaire horaire de
van 1 tot 2 jaar
1 week
de 1 à 2 ans
1 semaine
van 3 tot 4 jaar
2 weken
de 3 à 4 ans
2 semaines
van 5 tot 6 jaar
4 weken
de 5 à 6 ans
4 semaines
van 7 tot 8 jaar
5 weken
de 7 à 8 ans
5 semaines
van 9 tot 10 jaar
6 weken
de 9 à 10 ans
6 semaines
van 11 tot 12 jaar
7 weken
de 11 à 12 ans
7 semaines
van 13 tot 14 jaar
8 weken
de 13 à 14 ans
8 semaines
van 15 tot 19 jaar
9 weken
de 15 à 19 ans
9 semaines
20 jaar en meer
10 weken
20 ans et plus
10 semaines
Art. 15.§ 1. Deze afscheidspremie : is niet verschuldigd wanneer de houding van de werkman aanleiding geeft tot ontslag, onder meer wanneer hij weigert, met behoud van zijn loon, een andere behoorlijke betrekking in de onderneming te aanvaarden; wordt met de helft verminderd voor de ontslagen werknemers die een behoorlijke betrekking in een andere onderneming in het gewest, aangeboden door hun werkgever met het oog op herplaatsing weigeren. De werknemers die, daarentegen, wel de aldus aangeboden betrekking aanvaarden, hebben recht op het volledig gedeelte van de premie die de voorlopige werkloosheidsperiode dekt en op de helft van het na het bekleden van de nieuwe betrekking nog verschuldigd gedeelte. § 2. Vanaf 1 januari 2001 hebben de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemers recht op het saldo van de afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn.
C. Deeltijdarbeid
Art. 16.Vanaf 1 januari 1997 zullen de verzoeken tot vrijwillige deeltijdarbeid op basis van minstens 50 pct. en voor zover één voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, positief benaderd worden, rekening houdende met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven.
D. Uitzendarbeid
Art. 17.Vanaf 1 januari 1997 kan, naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbiediging van de wettelijke bepalingen ter zake op ondernemingsvlak.
E. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en uitzendarbeid
Art. 18.Vanaf 1 januari 1997 verbinden de werkgevers zich ertoe de wettelijke bepalingen ter zake strikt toe te passen en de nodige informatie op ondernemingsvlak te verstrekken, indien tot dergelijke aanwervingen dient te worden overgegaan.
F. Europese ondernemingsraad - aanbeveling sinds 1 januari 1999
Art. 19.Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers.
De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg.
Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.
G. Stressbeleid in de ondernemingen - aanbeveling sinds 1 januari 1999
Art. 20.In het raam van het voorkomingbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming teneinde problemen van collectieve aard te wijten onder meer aan de toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/of omstandigheden, evenals de invloed van omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico's die stress veroorzakend kunnen werken.
Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op een evaluatie van die risico's.
Hiertoe kan de werkgever onder meer overgaan tot een bevraging van de werknemers.
Eenmaal de problemen van collectieve aard geïdentificeerd, en na advies van de arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming kunnen passende maatregelen, waar nodig, worden genomen.
Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkoming beleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de betrokken werknemers naar vermogen, hun medewerking hieraan verlenen. HOOFDSTUK V. - Vorming A. Permanente vorming
Art. 21.§ 1. Vanaf 1 januari 1999 zal de sector 0,10 pct. van de loonmassa besteden aan de werknemers behorende tot de risicogroepen zoals omschreven in de vigerende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in toepassing van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Verslag over de besteding van de 0,10 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de tabaksverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding.
Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,10 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten gunste van de risicogroepen, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan. § 2. Vanaf 1 januari 2001 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve noden van de ondernemingen.
Over deze besteding van 0,30 pct. wordt jaarlijks een verslag opgemaakt voor te leggen uiterlijk op 30 juni aan de ondernemingsraad.
B. Recht op individuele vorming
Art. 22.Vanaf 1 januari 2004 heeft de werknemer recht op één betaalde vormingsdag per jaar waarbij de toepassingsmodaliteiten en mogelijke vormingen binnen de kwaliteitscommissie zullen worden onderzocht. HOOFDSTUK VI. - Kwaliteitscommissie
Art. 23.Vanaf het jaar 2001 is voor onbepaalde duur een kwaliteitscommissie ingericht, paritair samengesteld uit werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties niet tewerkgesteld binnen de tabaksector.
De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoeringen de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.
Voor de jaren 2005-2006 is de commissie belast met de volgende drie opdrachten : - de verdere opvolging van het stressbeleid zoals voorzien in de aanbeveling waarvan sprake in artikel 20 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - instaan voor een kwalitatieve goede invulling, voor de controle en voor de sanctieprocedure van het recht op vorming gedurende één dag per jaar voor iedere werknemer ingevoerd per 1 januari 2004 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2003 en van 22 september 2004 omtrent de arbeidsvoorwaarden in de drie sectoren van de tabaksindustrie voor de jaren 2003-2004, rekening houdende met de rapportering van de ondernemingen over de toepassing van dit recht tijdens het kalenderjaar 2004; - onderzoek naar de noodzaak, de wenselijkheid van een hospitalisatieverzekering en de daaraan verbonden kosten en naar het inkomensverlies bij langdurige ziekte.
De kwaliteitscommissie zal de conclusies van dit onderzoek overmaken aan de sociale partners uiterlijk tegen eind december 2006. HOOFDSTUK VII. - Anciënniteitsverlof
Art. 24.§ 1. Vanaf 1 januari 2003 wordt het anciënniteitsverlof vastgesteld op : - 1 dag verlof voor 4 tot en met 8 dienstjaren; - 2 dagen verlof voor 9 tot en met 13 dienstjaren; - 3 dagen verlof voor 14 tot en met 18 dienstjaren; - 4 dagen verlof voor 19 tot en met 23 dienstjaren; - 5 dagen verlof voor 24 tot en met 28 dienstjaren; - 6 dagen verlof voor 29 tot en met 32 dienstjaren; - 7 dagen verlof voor 33 tot en met 36 dienstjaren; - 8 dagen verlof voor 37 dienstjaren of meer.
De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de wettelijke feestdagen.
Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt bereikt. § 2. Vanaf 1 januari 2001 wordt het anciënniteitsverlof proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof : dit houdt in : - dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van deze deeltijdse betrekking en - dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking. HOOFDSTUK VIII. - Carenzdag
Art. 25.Vanaf 1 april 1989 wordt de carenzdag voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, afgeschaft en valt ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK IX Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 26.De minimumuurlonen en effectief betaalde lonen, alsmede de loonbijslagen en de bestaanszekerheidsuitkeringen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1972, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, tot koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 juni 1973, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 september 1973. HOOFDSTUK X. - Bijzondere bepaling
Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag in het vlak van de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede.
Art. 28.De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1989, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 maart 1990 (Belgisch Staatsblad van 9 mei 1990) wordt opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Duur - Geldigheid
Art. 29.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Ieder der contracterende partijen kan onderhavige opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET