gepubliceerd op 07 november 2003
Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen aan de Gewesten van de uitvoering van bepaalde taken die tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen behoren
10 OKTOBER 2003. - Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen aan de Gewesten van de uitvoering van bepaalde taken die tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen behoren
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 4, § 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 17 april 2003;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juin 2003 tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van de Landbouw en de Visserij, inzonderheid op artikel 17;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 10 maart 2003;
Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 1 april 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 april 2003;
Gelet op de hoogdringendheid ingegeven door de omstandigheid dat het onontbeerlijk is, gelet op de continuïteit van de openbare dienst en ten einde het artikel 17 van het hierboven vermeld samenwerkingsakkoord, opgesteld ten gevolge van de regionalisering van Landbouw, uit te voeren, de voorziene controlemaatregelen onverwijld toe te passen om efficiënt toezicht op de betrokken planten te kunnen verzekeren;
Gelet op het advies nr. 35.517/3 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° het koninklijk besluit van 3 mei 1994 : het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;3° de Gewesten : het Vlaams Gewest en het Waals Gewest.
Art. 2.§ 1. De taken bedoeld in dit besluit hebben betrekking op : 1° de uitvoering van de officiële controles op schadelijke organismen als bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 alsook van de controle en de uitreiking van het plantenpaspoort voor de volgende planten : - aardappelpootgoed, - zaaizaden vermeld in bijlage V, deel A, afdelingen I en II bij het koninklijk besluit van 3 mei 1994;2° de uitvoering van de officiële controles en controles op documenten van de schadelijke organismen vermeld in de fytosanitaire reglementeringen van derde landen en bedoeld bij artikel 18 van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 met het oog op de uitreiking van het fytosanitair certificaat voor de uitvoer van aardappelpootgoed, landbouwzaden, groentezaden en boszaden;3° de medewerking aan de uitvoering van doelgerichte controles bij ontdekking of vermoeden van de aanwezigheid van een schadelijk organisme dat de betrokken sector ernstige schade kan toebrengen. § 2. De taken bedoeld onder § 1 kunnen door het Agentschap worden toevertrouwd aan de Gewesten bij middel van een overeenkomst van onbepaalde duur overeenkomstig de door dit besluit vastgelegde modaliteiten.
Deze overeenkomst heeft uitwerking op de datum overeengekomen door de partijen volgens voor de Gewesten identieke operationele modaliteiten.
De partijen bij de overeenkomst kunnen deze opzeggen tegen 30 april van elk jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maand.
Art. 3.§ 1. Het Agentschap blijft verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 en is de enige centrale verantwoordelijke instantie in de zin van artikel 1, lid 6 van Richtlijn 91/683/EEG van de Raad van 19 december 1991. § 2. Het toevertrouwen van de taken bedoeld onder artikel 2, § 1 heeft niet tot gevolg dat aan de ambtenaren van de Gewesten de macht wordt toegekend om inbreuken vast te stellen op het koninklijk besluit van 3 mei 1994.
Wanneer onregelmatigheden worden vermoed of aangetoond, stellen deze instanties het Agentschap hiervan onmiddellijk in kennis.
Art. 4.§ 1. Het Agentschap zendt aan de Gewesten alle officiële documenten toe die het mogelijk maken te voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in verband met de controle en de ontledingen op schadelijke organismen met betrekking tot de planten als bedoeld in artikel 2, § 1.
Deze officiële documenten omvatten ondermeer : - het bestek en de instructies betreffende de controles die in de bedrijven moeten worden uitgevoerd op de betrokken planten; - de relevante technische documenten van het Agentschap en die toegezonden door de Commissie en de Lidstaten; - de bijgewerkte lijst van de laboratoria die ontledingen mogen uitvoeren met betrekking tot de opsporing van schadelijke organismen met het oog op de uitreiking van plantenpaspoorten en fytosanitaire certificaten; - de lijst van contactpersonen in de bij de fytosanitaire controles betrokken buitendiensten van het Agentschap. § 2. Het Agentschap zal de onder artikel 2, § 2 bedoelde overeenkomst kunnen afsluiten voor zover deze voorziet : a) in een bevestiging van de uitvoering van de toevertrouwde taken met nadere omschrijving van : - de administratieve organisatie van het organisme aan wie taken worden toevertrouwd evenzeer als van de agenten belast met de controles en de vereiste kwalificaties waarover ze beschikken om deze verrichtingen te doen; - de overeenkomst van de methodologische en technische documenten met het lastenboek; - de naleving van de jaarlijkse planning voor controles en analyses die door het Agentschap wordt vastgesteld met het oog op de naleving van de eisen betreffende de uitreiking van het plantenpaspoort en het fytosanitair certificaat; b) dat, wanneer de aanwezigheid van een voor planten schadelijk organisme wordt vermoed of ontdekt in aansluiting op een visueel onderzoek of bij het ontvangen van een positief resultaat van het laboratorium : - alle informatie aangaande de ontdekking van het schadelijke organisme onmiddellijk aan het Agentschap wordt medegedeeld.Als het gaat om organismen die reeds aanwezig zijn en die geen maatregelen vereisen in verband met een onmiddellijke bestrijding, overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 mei 1994, mag deze kennisgeving plaatsvinden bij het opmaken van de balansen van de prospectiecampagnes; - de uitreiking van plantenpaspoorten voor de betrokken bedrijven onmiddellijk opgeschort wordt; - in het kader van de bij artikel 2 toevertrouwde taken, de gepaste maatregelen getroffen worden in overeenstemming met de instructies van het Agentschap; c) dat geen enkele administratieve maatregel (quarantaine, vernietiging, ...) betreffende schadelijke organismen mag worden opgelegd door het organisme aan wie taken worden toevertrouwd, met uitzondering van de profylactische maatregelen met het oog op de controle op de in een gebied reeds aanwezige schadelijke organismen en die geen onmiddellijke bestrijdingsmaatregelen vereisen; d) in de faculteit voor het Agentschap, als zich tekortkomingen voordoen die de betrouwbaarheid of de doelmatigheid van de toevertrouwde taken in het gedrang brengen, om de controleactiviteiten en de uitreiking van de overeenkomstige documenten onmiddellijk geheel of gedeeltelijk te schorsen.
Art. 5.De ambtenaren van de betrokken gewestelijke diensten hebben toegang tot het computernetwerk van het Agentschap voor alle gegevens die relevant zijn met betrekking tot de goede uitvoering van de toevertrouwde taken.
Art. 6.§ 1. Het Agentschap maakt een evaluatie van de uitvoering van de toevertrouwde taken door de Gewesten aan de hand van een audit die wordt uitgevoerd door een team van auditoren die het zelf aanduidt.
Deze audit mag zowel betrekking hebben op het technisch en administratief beheer van de controles als op de uitvoering van de analyses. § 2. Indien gebreken of tekortkomingen worden vastgesteld, wordt het betrokken Gewest verzocht tot corrigerende acties over te gaan.
Art. 7.De plantenpaspoorten en de fytosanitaire certificaten waarvoor de Gewesten, krachtens artikel 2, § 1, 2°, gemachtigd zijn om ze uit te reiken, dragen het opschrift van het Agentschap.
Het Agentschap stelt het betrokken Gewest in kennis van alle meldingen van om administratieve of technische redenen door een Lidstaat onderschepte zendingen. Deze instantie verleent haar medewerking aan de afhandeling van het dossier.
Art. 8.De laboratoria die de analyses mogen uitvoeren betreffende de opsporing van schadelijke organismen met het oog op de uitreiking van plantenpaspoorten en fytosanitaire certificaten zijn vermeld op een door het Agentschap opgestelde en aan de Gewesten toegezonden lijst.
Het Agentschap kan een beroep doen op de laboratoria die afhangen van de Gewesten volgens een tussen de partijen overeen te komen regeling.
Art. 9.§1. Het Agentschap vergoedt de prestaties die door de Gewesten in het kader van de aan hen toevertrouwde taken worden uitgevoerd. De modaliteiten van de uitbetaling worden bij gemeen akkoord tussen de partijen vastgelegd. § 2. Vanaf 1 januari 2004 worden de retributies en vergoedingen betreffende de aan de Gewesten toevertrouwde taken door deze voor rekening van het Agentschap geïnd volgens de modaliteiten vastgelegd door de partijen.
De Gewesten stellen het Agentschap elk jaar in kennis van de aldus geïnde bedragen.
De partijen leggen bij gemeen akkoord de bedragen vast die door de Gewesten in ruil voor hun prestaties behouden worden.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .
Art. 11.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE