gepubliceerd op 13 oktober 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 september 1998 tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen
10 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 september 1998 tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 september 1998 tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 december 1999;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 mei 2000 en 7 september 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 mei 2000 en 7 september 2000;
Gelet op het protocol n° 206 van 7 september 2000 van Sectorcomité III - Justitie;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 29 september 1998 tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen de mogelijkheid voorziet tot verlenging van het systeem van arbeidsduurvermindering dat het heeft ingesteld;
Overwegende dat deze verlenging slechts kan gebeuren na een evaluatie van dit systeem;
Overwegende dat het Bestuur op 18 november 1999 een gunstig advies heeft uitgebracht betreffende de verlenging van het systeem ingesteld door dit koninklijk besluit, mits bepaalde wijzigingen, inzonderheid inzake het behoud van het regime van 36 uur per week gedurende de stageperiode voor de contractuele ambtenaren die voor dit regime gekozen hebben en die vervolgens tot een stage worden toegelaten; evenals wat betreft de modaliteiten om in dit regime te stappen;
Overwegende dat 60 % van de ambtenaren reeds voor dit arbeidsregime heeft geopteerd;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het systeem, ingesteld door het koninklijk besluit van 29 september 1998 tot invoering van arbeidsduurvermindering ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen, ten einde loopt op 1 december 1999;
Overwegende dat het systeem dadelijk moet kunnen worden verlengd om de continuïteit van het systeem te vrijwaren;
Overwegende dat elke onderbreking een ongelijkheid tussen de ambtenaren zou teweegbrengen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het regime van arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week dat door het koninklijk besluit van 29 september 1998 werd ingesteld ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen wordt verlengd tot 31 december 2001.
Art. 2.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Kunnen genieten van een arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week, de personeelsleden van de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen, in vast verband benoemd of aangeworven bij arbeidsovereenkomst die geen vervangingsovereenkomst is, en bekleed zijn met één van de graden vastgesteld in de personeelsformatie behorend tot de niveaus 3, 2 en 2+, of bekleed zijn met één van de afgeschafte graden van bewaarder, hoofdbewaarder of hoofdtechnicus. »
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 1 bis - In afwijking van artikel 2 van dit besluit kunnen de contractuele ambtenaren die geopteerd hebben voor het systeem van arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week, en die vervolgens tot een stage zijn toegelaten, gedurende de periode van hun stage en na hun benoeming het voordeel van dit systeem behouden, mits zij schriftelijk hierom verzoeken, en dit ten laatste op het ogenblik van de betekening van het toelatingsbesluit tot de stage.
Voor de stageperiode wordt het systeem van arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week gelijkgesteld aan een voltijds arbeidsregime. »
Art. 4.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 2 - Het regime van arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week vangt aan de eerste dag van een maand.
De beambte die wenst te genieten van dit regime moet daartoe, via hiërarchische weg, een aanvraag indienen en dit minstens 1 maand voor de aanvangsdatum van dit regime. »
Art. 5.In afwijking van artikel 4 van dit besluit, zal voor de aanvragen, ingediend vanaf 1 december 1999 tot en met 30 juni 2000, de 36 uurweek een aanvang nemen vanaf 1 juli 2000.
Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Dit systeem van 36 u per week wordt evenwel opgeschort zodra het personeelslid hetzij verminderde prestaties hetzij een ander arbeidsregime in het kader van de herverdeling van de arbeidsduur, hetzij loopbaanonderbreking aanvraagt en verkrijgt of wanneer hij hogere functies uitoefent in een betrekking behorende tot niveau 1.
Voor de duur van deze periode wordt het personeelslid teruggeplaatst in een referentiesysteem van 38 u per week. »
Art. 7.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art.8 - § 1. Een evaluatie van de verlenging van dit besluit zal ten laatste tegen 1 december 2001 worden gemaakt. § 2. De regimes van arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week die per 1 januari 2002 nog lopen, blijven door dit besluit geregeld. § 3. De arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week kan verlengd of uitgebreid worden door koninklijk besluit waarover wordt overlegd in de Ministerraad. «
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1999.
Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de toepassing van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN