gepubliceerd op 30 november 2006
Koninklijk besluit op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Met de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles werd het wettelijk kader op de instellingen voor collectieve beleggingen vernieuwd.
Dit vernieuwd kader, waaronder de uitbreiding van de toegelaten financiële instrumenten waarin openbare beleggingsvennootschappen en gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming kunnen beleggen, noopt tot een wijziging van de specifieke regels met betrekking tot de boekhouding, jaarrekening en jaarverslagen van de openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd strekt tot de uitvoering van de artikelen 65, 76, § 3, derde lid, en 77 van voormelde wet van 20 juli 2004.
De artikelen 76, § 3, derde lid, en 77 laten toe bijzonder boekhoudrecht te creëren voor openbare instellingen voor collectieve beleggingen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming (hierna « ICB's »).
In een streven naar continuïteit werden, bij de opstelling van het besluit, de bestaande boekhoudregels in de mate van het mogelijke behouden.
Het besluit is zoals voorheen enerzijds voor een aantal algemene regels (zoals bvb. de regels inzake afschrijvingen en voorzieningen) gebaseerd op de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en dit zowel wat betreft de beleggingsvennootschappen als de gemeen-schappelijke beleggingsfondsen (zie verder artikel 3).
Anderzijds worden een aantal specifieke regels voorgesteld.
De schema's van de balans en de resultatenrekening die in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen wijken in gevoelige mate af van de schema's die gelden voor gewone handelsvennootschappen en voor kredietinstellingen. Het balansschema is zo gestructureerd dat het de vereiste informatie bevat om een rechtstreeks verband te leggen met de netto-inventariswaarde (hierna « NIW ») van de ICB. Het cijfer van het balanstotaal in het bedoelde schema is de weergave van de NIW voor het totaal van de rechten van deelneming in omloop op datum van afsluiting van het boekjaar of het halfjaar. Deze afwijking wordt voornamelijk verantwoord door het aparte karakter van de activiteit van een ICB en door de specifieke eisen die gesteld dienen te worden aan de informatie die aan de houders van de rechten van deelneming dienen te worden verstrekt.
Teneinde rekening te houden met de nieuwe beleggingsmogelijkheden van de ICB en de daarmee verbandhoudende statistische rapportering aan de toezichthoudende overheden, werden de schema's van de balans en de resultatenrekening aangepast en bijgevolg uitgebreid.
ICB's stellen geen geconsolideerde rekeningen op gezien het feit dat zij geen invloed van betekenis mogen uitoefenen op een andere onderneming. Zij vallen op heden bijgevolg niet onder de toepassing van de International Financial Reporting Standards (hierna « IFRS »).
Er werd evenwel voor gekozen om een aantal regels en begrippen in te voeren die geïnspireerd zijn op de IFRSs, zonder evenwel de IFRSs als zodanig van toepassing te verklaren.
De invloed van de IFRSs laat zich voornamelijk voelen op het gebied van de waardering van de vermogensbestanddelen van de ICB. Deze werkwijze heeft het voordeel dat, indien in de toekomst de IFRSs de Europese norm zouden worden voor ICB's, zij minder aanpassingen zouden moeten doorvoeren en zij reeds vertrouwd zouden zijn met de begrippen en gevolgde methodologie van de IFRSs.
Artikel 65 ten slotte laat toe om te bepalen welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor ICB's (zie hiervoor de commentaar bij artikel 27).
De commentaar die hierna volgt bij de artikelen en de bijlage van het besluit, licht enkel de voorschriften toe die verklaring behoeven.
Daar waar relevant wordt tevens verwezen naar de IFRSs. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt meer in detail naar de desbetreffende IAS verwezen. Het betreft de IFRS bijgewerkt tot 1 januari 2006. Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat de IFRS evolutief zijn en de verwijzingen kunnen wijzigen naar aanleiding van wijzigingen aan de desbetreffende normen.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel neemt een aantal definities op. De definitie van « effecten », « geldmarkt-instrumenten » en « OTC-derivaten » is identiek aan de definitie ervan opgenomen in het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging.
In dit besluit worden warrants bijgevolg aangemerkt als effecten en niet als financiële derivaten voor boekhoudkundige doeleinden (behoudens de boeking in de posten buiten- balanstelling, zie artikel 15).
Uit de definitie van geldmarktinstrumenten blijkt dat het gaat om verhandelbare instrumenten.
De definitie van de begrippen « financiële derivaten », « reële waarde » en « waarderingstechnieken » is gebaseerd op de IFRSs, inzonderheid op IAS 32, § 11, IAS 39, §§ 9 en 48 tot 49.
Het begrip « actieve markt » wordt gedefinieerd. Zowel een georganiseerde als een onderhandse markt kunnen beschouwd worden als een actieve markt. Uit de definitie blijkt dat het begrip actieve markt strookt met het begrip liquide markt zoals bedoeld werd in artikel 10 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
De definitie van actieve markt refereert naar derde financiële instellingen. Hieronder dient te worden verstaan elke financiële instelling andere dan deze die voor rekening van de ICB de taak van bewaarder waarneemt.
De « referentiemunt » is de munt waarin de NIW van ofwel de ICB ofwel het compartiment van de ICB wordt berekend. Hieruit volgt dat geen referentiemunt kan worden toegewezen aan een aandelenklasse.
Aandelenklassen kunnen wel de NIW uitdrukken in verschillende munten.
Artikel 1, 11° definieert de dag waarop het boekjaar en het halfjaar wordt afgesloten als de laatste kalenderdag van dat boekjaar of halfjaar. Aangezien de laatste NIW van het boekjaar of het halfjaar niet noodzakelijk wordt berekend op de laatste kalenderdag van het boekjaar of halfjaar, kan er een verschil ontstaan tussen de afsluitingsdatum van het boekjaar of het halfjaar en de datum van de voormelde laatste NIW. Art. 2 Het toepassingsgebied van dit besluit bestrijkt de openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die onder de toepassing van de wet van 20 juli 2004 vallen en geopteerd hebben voor beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van de richtlijn 85/611/EEG of voor beleggingen in financiële instrumenten en liquide middelen. Dit artikel moet samen gelezen worden met de overgangsbepalingen en in het bijzonder met artikel 34 van dit besluit. Dit besluit is inderdaad ook van toepassing op openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die geopteerd hebben voor beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van de richtlijn 85/611/EEG of voor beleggingen in effecten en liquide middelen en onder de toepassing van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten vallen zolang zij nog op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990 zijn ingeschreven.
Art. 3 Het besluit is zowel van toepassing op beleggingsvennootschappen als op gemeenschappelijke beleggingsfondsen. In tegenstelling tot de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, zijn de beleggings-vennootschappen onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen en de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen. In uitvoering van artikel 77 van de wet van 20 juli 2004, verduidelijkt dit besluit wanneer inzake beleggingsvennootschappen wordt afgeweken van de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en wanneer deze regels worden aangepast of aangevuld.
Aangezien beleggingsvennootschappen en gemeenschappelijke beleggingsfondsen identieke activiteiten ontplooien, is het niet aangewezen om aparte regels uit te werken voor de gemeenschappelijke beleggingsfondsen. In uitvoering van artikel 77 van de wet van 20 juli 2004 wordt bijgevolg een aantal artikelen van de wet van 17 juli 1975 van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, alsook bepaalde artikelen van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen. Er wordt tevens verwezen naar de artikelen 20, 30 en 31 van dit besluit die bepaalde artikelen van het Wetboek van vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen per analogie van toepassing verklaren op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Art. 4 Dit artikel bepaalt dat de boekhouding van de beleggingsvennootschap per compartiment moet worden gevoerd. Hieruit volgt dat de bepalingen van het besluit met betrekking tot de boekings- en waarderingsregels, de rekeningen en de verslagen van toepassing zijn per compartiment, tenzij er wordt van afgeweken. Deze regel is de logische vertaling van artikel 16 van de wet van 20 juli 2004 dat bepaalt dat een compartiment een afzonderlijk gedeelte van het vermogen van de beleggingsvennootschap is.
De term « ICB » zoals bedoeld in dit besluit moet bijgevolg, daar waar relevant, worden gelezen als « compartiment ».
Art. 5 In dit artikel worden de basisregels inzake de boekhouding van de ICB vastgelegd. In vergelijking met de waardering aan marktwaarde zoals bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 wordt de waardering van de activa en de passiva aan reële waarde ingevoerd.
De ICB moet de boekhouding zodanig voeren dat : - elke dag dat de aanvragen tot uitgifte of inkoop worden uitgevoerd een inventaris wordt opgesteld op basis van de reële waarde (tenzij anders bepaald) van de vermogensbestanddelen. Deze regel verzekert de onmiddellijke aanpassing van de waarde van de vermogensbestanddelen aan de evolutie van de markten; - de dag waarop de verrichtingen plaatshebben, zij worden opgenomen in de boekhouding. Onverminderd het feit dat de portefeuille-beheerder van de ICB in het kader van de risico-opvolging, de verschillende vermogens-bestanddelen dagelijks moet waarderen, dient de boeking van de verrichtingen evenwel slechts te gebeuren op de eerstvolgende dag waarop een inventaris wordt opgemaakt; - de balans en de resultatenrekening kunnen worden bepaald en dat rechtstreeks tot uiting komt tegen welke NIW de aanvragen tot uitgifte of inkoop van de rechten van deelneming van de ICB, het compartiment en de aandelenklasse worden uitgevoerd.
Dit artikel bepaalt ook dat de boekhouding een aanvang dient te nemen op de dag van de afsluiting van de initiële periode van inschrijving.
Aangezien op voormelde dag met zekerheid is geweten of de ICB al dan niet zal worden gecommercialiseerd, dient de ICB op die dag een vordering op te nemen in de boekhouding ten belope van het aantal ingeschreven rechten van deelneming vermenigvuldigd met het initiële inschrijvingsbedrag per recht van deelneming.
Overeenkomstig de derde paragraaf van dit artikel, dient de boekhouding van de ICB in België te worden gevoerd. Deze bepaling volgt rechtstreeks uit de artikelen 11, § 2, 37, 41, § 1, 6° en 154, § 1, 6° van de wet. Deze bepaling strookt overigens met artikel 3 van de Richt-lijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten zoals gewijzigd bij de Richt-lijnen 88/220/EEG van 22 maart 1988, 95/26/EG van 29 juni 1995, 2000/64/EG van 7 november 2000, 2001/107/EG en 2001/108/EG van 21 januari 2002.
Art. 6 Met toepassing van artikel 4 van dit besluit moet de boekhouding worden gevoerd en de rekeningen en verslagen worden opgesteld op niveau van het compartiment en niet op niveau van de aandelenklassen.
De opneming van specifieke bepalingen m.b.t. aandelenklassen inzake de toewijzing van de activa, passiva en kosten en opbrengsten in dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 4.
Niettemin zal de ICB zodanig moeten georganiseerd zijn dat de NIW van de rechten van deelneming van alle aandelenklassen rechtstreeks voortvloeit uit de boekhouding.
Overeenkomstig het derde lid van dit artikel, mag de reële waarde van bvb. een financieel derivaat ter indekking van het wisselrisico van meerdere aandelenklassen uitsluitend worden toegewezen aan die aandelenklassen, en dit in verhouding tot de NIW van die aandelenklassen. Het betreft hier de laatst gekende NIW van de aandelenklassen, m.a.w. de NIW die beschikbaar is juist vóór de toewijzing van de activa of passiva.
Art. 7 en 8 De waarderingsregels worden vastgelegd in dit besluit en dienen te worden opgenomen in de toelichting bij de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening. Deze artikelen dienen samen gelezen te worden met de artikelen 28 tot 30 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen die, weliswaar mutatis mutandis, van toepassing zijn op de ICB's (zie verder artikel 20).
Art. 9 Omwille van het feit dat de rechten van deelneming van een ICB minstens tweewekelijks kunnen worden verhandeld, moet de NIW rekening houden met de kosten en opbrengsten die gekend zijn of voldoende nauwkeurig geraamd kunnen worden op het ogenblik van de berekening van de NIW. Teneinde grote schommelingen in de NIW te voorkomen op datum van de betaling van de kosten en de ontvangst van de opbrengsten, moeten kosten en opbrengsten met een recurrent karakter om diezelfde reden aan het resultaat worden toegerekend naarmate het boekjaar vordert. De kosten met een recurrent karakter zijn voornamelijk de recurrente provisies en kosten zoals weergegeven in het (vereenvoudigd) prospectus van de ICB (bijvoorbeeld de vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille, de administratie, de bewaarder, de commissaris, ...).
Indien bovendien de kosten en opbrengsten met een recurrent karakter verbonden zijn aan bepaalde vermogensbestanddelen (zoals bvb. de gelopen interesten op zichtrekeningen en obligaties), moeten ze prorata temporis aan het resultaat worden toegewezen voor de periode dat de bestanddelen in het boekjaar in bezit worden gehouden.
In tegenstelling tot artikel 6 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 wordt geen specifieke bepaling meer opgenomen voor kosten en opbrengsten verbonden aan verrichtingen. Deze kosten worden behandeld in de artikelen 10, 16 en 17 van dit besluit.
Art. 10 In dit artikel wordt voor de verwerking van de bijkomende kosten bij de verwerving en vervreemding van financiële instrumenten een onderscheid gemaakt al naargelang het instrument al dan niet aan reële waarde wordt gewaardeerd.
De aan reële waarde gewaardeerde effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en financiële derivaten worden bij aanschaffing en vervreemding in de boekhouding geboekt tegen de aankoopprijs respectievelijk verkoopprijs. De bijkomende kosten worden onmiddellijk ten laste gebracht van de resultatenrekening. De resultatenrekening verstrekt derhalve precieze gegevens omtrent het bedrag van de leverings- en verhandelingskosten dat verband houdt met de portefeuilleverrichtingen in het lopende boekjaar. De houder van de rechten van deelneming kan zich hierdoor een beeld vormen van de kostenfactor die samenhangt met de bewegingen in de portefeuille.
Dit artikel sluit nauw aan bij de bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994.
Art. 11 tot 14 Deze artikelen formuleren de voorschriften voor de waardering van enerzijds de in het vermogen van de ICB opgenomen effecten, geldmarkt-instrumenten, financiële derivaten, rechten van deelneming in ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en anderzijds de in het vermogen van de ICB opgenomen activa en passiva die niet belichaamd zijn in verhandelbare instrumenten. De indeling van de verschillende vermogensbestanddelen is gebaseerd op de verschillende soorten toegelaten beleggingen zoals opgenomen in het koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Als uitgangspunt wordt de reële waarde zoals gedefinieerd in de IFRSs weerhouden voor de waardering van alle vermogensbestanddelen. Deze reële waarde zal in principe niet of in beperkte mate afwijken van de waardering aan marktwaarde van de effecten en genoteerde financiële derivaten zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 8 maart 1994.
Artikel 11 preciseert dat de effecten, geldmarktinstrumenten en financiële derivaten moeten gewaardeerd worden aan reële waarde. In tegenstelling tot artikel 16, § 2 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994, zullen voortaan alle financiële derivaten en dus ook alle deviezenderivaten, aan reële waarde worden gewaardeerd.
Vermits de mogelijke onderliggende instrumenten van de financiële derivaten noemenswaardig uitgebreid werden door het koninklijk besluit van 4 maart 2005, werden de mogelijke onderliggende instrumenten ook uitgebreid in de boekhoudkundige regeling.
Indien in uitzonderlijke gevallen de reële waarde van aandelen die niet genoteerd zijn en financiële derivaten die gekoppeld zijn aan en moeten worden afgewikkeld door levering van dergelijke aandelen, niet betrouwbaar kan worden bepaald, dienen deze aandelen en derivaten, naar analogie met de IFRSs (inzonderheid IAS 39, §§ 43 tot 46), gewaardeerd te worden aan kostprijs. Desgevallend worden op deze aandelen en financiële derivaten bijzondere waardeverminderingen geboekt zo er hiervoor objectieve aanwijzingen zijn. De begrippen « betrouwbaar » en « objectieve aanwijzingen » verwijzen naar de IFRSs, inzonderheid naar IAS 39, § 59 e.v. en AG 80 en 81 van de bijlage A bij IAS 39.
De waardeschommelingen die voortvloeien uit de waardering aan reële waarde, en uitzonderlijk uit de waardering aan kostprijs, worden in de resultatenrekening opgenomen onder de desbetreffende subpost van de rubriek « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden ».
In afwijking daarvan worden de waardeschommelingen met betrekking tot obligaties en andere schuldinstrumenten die voortvloeien uit de prorata temporis boeking van de gelopen interesten, in de resultatenrekening opgenomen onder de subpost « II. Opbrengsten en kosten van de beleggingen - B. Interesten - a. Effecten en geldmarktinstrumenten ». « Hedge accounting » zoals bedoeld in de IFRSs (in IFRSs gedefinieerd als « administratieve verwerking van afdekkingstransacties ») wordt niet toegepast in het kader van aandelenklassen met indekking van het wisselrisico, omdat enerzijds quasi alle vermogensbestanddelen van de ICB aan reële waarde moeten worden gewaardeerd en anderzijds « hedge accounting » niet kan worden toegepast op een gediversifieerde portefeuille.
De reële waarde van voormelde vermogensbestanddelen wordt vastgesteld volgens de hiërarchie zoals beschreven in artikel 12 van dit besluit.
Deze hiërarchie is geïnspireerd op de bepalingen van de IFRSs.
Voornamelijk wordt daarbij een onderscheid gemaakt of de vermogensbestanddelen al dan niet op een actieve markt worden verhandeld. Hoewel het merendeel van de beleggingsportefeuille van de ICB zal bestaan uit instrumenten die worden genoteerd op een gereglementeerde markt, is voor de waardering aan reële waarde de verhandeling op een al dan niet actieve markt bepalend, ongeacht de reglementaire kwalificatie van die markt. Dit verklaart waarom in dit besluit in vergelijking met artikel 10 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 het begrip gereglementeerde markt wordt vervangen door het begrip georganiseerde markt bij de definiëring van actieve markt (zie artikel 1, 7° van dit besluit).
In eerste instantie dient voor de waardering aan reële waarde van de vermogensbestanddelen die worden verhandeld op een actieve markt die werkt door toedoen van derde financiële instellingen, de actuele biedkoers (activa) of laatkoers (passiva) te worden weerhouden. Er wordt aangenomen dat de laatst beschikbare koers als actuele koers kan worden beschouwd.
Gelet op de algemeen verbreide marktpraktijk inzake de beschikbaarheid van de koersen van obligaties, kan de toepassing van deze IFRS-regel op praktische problemen stuiten. In de praktijk zijn immers enkel de middenkoersen (« mid-market price ») van deze vermogensbestanddelen openbaar. De bied-en laatkoersen worden niet vrijgegeven door de toeleverancier (provider) van de koersen.
In de uitzonderlijke situatie waarbij de bied- en/of laatkoers niet beschikbaar is voor obligaties en andere schuldinstrumenten, doch wel een « middenkoers » voorhanden is, lijkt het aanvaardbaar om deze middenkoers aan de hand van een passende methodiek te corrigeren teneinde te komen tot de bied- en/of laatkoers of om deze middenkoers te weerhouden mits deze laatste werkwijze wordt gemotiveerd in het jaarverslag, respectievelijk halfjaarlijks verslag.
Vermogensbestanddelen die worden verhandeld op een actieve georganiseerde markt die niet werkt met derde financiële instellingen, worden gewaardeerd tegen de slotkoers.
Bij ontstentenis van de voormelde bied-, laat- of slotkoers, wordt in tweede instantie de prijs van de meest recente transactie weerhouden op voorwaarde dat de economische toestand niet wezenlijk is gewijzigd sinds deze transactie.
In derde instantie wordt de reële waarde voor vermogensbestanddelen die worden verhandeld op een niet-actieve markt of voor vermogensbestanddelen die niet genoteerd zijn bepaald op basis van de reële waarde van soortgelijke vermogensbestanddelen waarvoor wel een actieve markt bestaat, desgevallend aangepast rekening houdend met de verschillen tussen de gelijkaardige vermogensbestanddelen.
Bij ontstentenis van deze waarde, wordt ten slotte de reële waarde bepaald aan de hand van andere waarderingstechnieken die voldoen aan bepaalde voorwaarden zoals bepaald door de IFRSs.
Voor niet-genoteerde vermogens-bestanddelen moet bij de waardering bovendien rekening gehouden worden met het tegenpartijrisico.
Vermits artikel 12 geïnspireerd is op de IFRSs, kunnen deze normen (inzonderheid IAS 39, §§ 48 tot 49) als leidraad dienen bij eventuele interpretatieproblemen.
Artikel 13 regelt de waardering van de rechten van deelneming van ICB's met veranderlijk aantal rechten van deelneming die door de ICB worden aangehouden. Met toepassing van de algemene regel moeten deze instrumenten worden gewaardeerd aan de reële waarde die bepaald wordt volgens de hiërarchie opgenomen in artikel 12 van dit besluit.
Niet-genoteerde ICB's dienen, in afwijking van de hiërarchie ter bepaling van de reële waarde, evenwel gewaardeerd te worden aan hun NIW. In de artikelen 40 en 54 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 worden ICB's met een vast aantal rechten van deelneming en ICB's in schuldvorderingen beschouwd als effecten voor de toepassing van de beleggingslimieten. In het verlengde hiervan worden deze ICB's voor de waardering beschouwd als effecten.
In tegenstelling tot de artikelen 11 en 13 die betrekking hebben op verhandelbare instrumenten, regelt artikel 14 de waardering van activa en passiva die niet belichaamd zijn in verhandelbare instrumenten. Dit artikel herneemt in grote lijnen de bepaling terzake van artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994. De eerste paragraaf bepaalt de waardering van de tegoeden op zicht op kredietinstellingen, de verplichtingen in rekening courant tegenover kredietinstellingen, op korte termijn te ontvangen en te betalen bedragen, de fiscale tegoeden en schulden en andere schulden. Deze activa en passiva worden in principe gewaardeerd aan nominale waarde.
De tweede paragraaf regelt de waardering van de vorderingen op termijn. De facto worden hieronder deposito's op termijn bedoeld. Deze deposito's dienen gewaardeerd te worden aan hun reële waarde. Deze wijze van waarderen dringt zich vooral op voor ICB's met een beleggingsbeleid dat zich voornamelijk richt op beleggingen in deposito's, liquide middelen en geldmarktinstrumenten. Hieronder worden o.m. de ICB's met kapitaalbescherming of garantie en vaste vervaldag zoals bedoeld in artikel 68 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 begrepen. Gelet op het potentiële belang van het aandeel van beleggingen in deposito's op termijn in de portefeuille van de ICB, is het aangewezen de rentebewegingen van de markt te laten inspelen op de waarde van de deposito's. De regel biedt de beste waarborg voor een juiste waardering bij toe- en uittredingen.
Er wordt opgemerkt dat deze deposito's in de balans dienen opgenomen te worden onder de post « V. Deposito's en liquide middelen ».
Een ICB met een beleggingsbeleid dat zich niet toespitst op deposito's, liquide middelen en geldmarktinstrumenten, kan ervoor opteren om de eerste paragraaf van dit artikel toe te passen.
De derde paragraaf van artikel 14 is analoog aan de regelingen van de artikelen 66, 68, 74 en 75 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.
Art. 15 Omwille van de uitbreiding van de beleggingsmogelijkheden van de ICB in financiële derivaten en omwille van de nood aan een uniforme boekingswijze, wordt in dit artikel de boekhoudkundige verwerking in de balans, de resultatenrekening en de posten buiten-balanstelling van bepaalde financiële derivaten opgenomen.
Er werd geopteerd om de bepalingen te beperken tot de boekhoudkundige verwerking van de meest voorkomende financiële derivaten, met name optiecontracten, termijncontracten en swapcontracten. De regels gelden voor alle optiecontracten, termijncontracten en swapcontracten, onafhankelijk van hun onderliggende instrumenten, met dien verstande dat bij de rubricering van de balans en de resultatenrekening rekening werd gehouden met de onderliggende instrumenten van de financiële derivaten.
In de eerste paragraaf van artikel 15 wordt de boekhoudkundige verwerking van optie-contracten geregeld.
De onderliggende waarden van optiecontracten dienen te worden opgenomen in de posten buiten-balanstelling. Deze bepaling wordt uitgebreid naar warrants. Warrants worden weliswaar aangemerkt als effecten voor de waardering en de opname in de posten van de balans en de resultaten, doch de vermelding van de onderliggende waarde in de posten buiten-balanstelling is aangewezen vermits warrants en opties gelijkaardige karakteristieken vertonen.
Onder onderliggende waarde van een optiecontract of warrant dient te worden verstaan, de contractgrootte (lotsize) vermenigvuldigd met enerzijds de uitoefenprijs van de optie of warrant en anderzijds het aantal gekochte of verkochte contracten.
De premies van de optiecontracten worden in de balans onder de desbetreffende subposten opgenomen. Na de eerste waardering, dienen de waardeschommelingen enerzijds in de resultatenrekening en anderzijds in de balans opgenomen te worden in de desbetreffende posten die onderverdeeld worden in functie van het onderliggende instrument.
Indien het onderliggende instrument evenwel deviezen betreft, dan dienen de waardeschommelingen in de resultatenrekening in de subpost « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - H. Wisselposities en - verrichtingen - a. Financiële derivaten » te worden opgenomen.
Bij uitoefening van de optiecontracten en warrants dient de premie in rekening te worden gebracht bij de aan- of verkoopprijs van het onderliggende vermogensbestanddeel.
In de tweede paragraaf van artikel 15 wordt de boekhoudkundige verwerking van termijn-contracten, zoals futures, forward rate agreements en exchange rate agreements bepaald.
De notionele bedragen van deze contracten dienen in de posten buiten-balanstelling worden opgenomen. Onder notioneel bedrag van een future dient te worden verstaan, de contractgrootte (lotsize) vermenigvuldigd met enerzijds de overeengekomen aan- of verkoop-waarde van het onderliggende instrument en anderzijds het aantal gekochte of verkochte contracten. Dit bedrag wordt aangepast in de posten buiten-balanstelling bij wijziging van het aantal futures-contracten.
De waardeschommelingen (variation margin) worden enerzijds in de resultatenrekening en anderzijds in de balans opgenomen in de desbetreffende posten die onderverdeeld worden in functie van het onderliggende instrument. Indien het onderliggende instrument evenwel deviezen betreft, dan dienen de waardeschommelingen in de resultatenrekening in de subpost « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - H. Wisselposities en -verrichtingen - a. Financiële derivaten » te worden opgenomen. De waarborgdeponeringen inzake futures (initial margin) zijn financiële zekerheden en dienen aldus geboekt en gewaardeerd te worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 18 van dit besluit.
De derde paragraaf van artikel 15 regelt de boekhoudkundige verwerking van swapcontracten.
Ook hier worden de notionele bedragen in de posten buiten-balanstelling opgenomen. Het notionele bedrag is de onderliggende waarde op basis waarvan het swapcontract wordt afgesloten. Bij wijziging van het notionele bedrag, in gevolge bijvoorbeeld verhandeling van de rechten van deelneming die een aanpassing van het swapcontract noodzaken (met name de wijziging van het aantal swap-units), dient dit notionele bedrag te worden aangepast in de posten buiten-balanstelling.
De waardeschommelingen worden enerzijds in de resultatenrekening en anderzijds in de balans opgenomen in de desbetreffende posten die onderverdeeld worden in functie van het onderliggende instrument.
Indien het onderliggende instrument evenwel deviezen betreft, dan dienen de waardeschommelingen in de resultatenrekening in de subpost « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - H. Wisselposities en -verrichtingen - a. Financiële derivaten » te worden opgenomen.
Er wordt een afzonderlijke post in de resultatenrekening voorzien voor de verwerking van de tussentijdse betalingen en ontvangsten van swapcontracten.
De laatste paragraaf van artikel 15 stelt dat de jaarrekening en halfjaarlijkse rekening de voormelde boekingsregels dient samen te vatten.
Art. 16 Een ICB die als partij optreedt in een zogenaamde cessie-retrocessie verrichting waarbij dezelfde partijen bij een contante verkoop van financiële instrumenten de verbintenis aangaan die financiële instrumenten terug te kopen op termijn, dient de verrichting voor haar boekhoudkundige verwerking te behandelen als een uitlening van liquiditeiten van de contantkoper aan de contantverkoper.
Het is belangrijk er op te wijzen dat juridisch gezien een cessie-retrocessieverrichting bestaat uit twee gescheiden koopverrichtingen die een eigendomsoverdracht tot gevolg hebben. Voor de beleggingsbeperkingen dient een ICB zich te baseren op de economische- en boekhoudkundige kwalificatie van de verrichting en niet op haar juridische. Vermits de financiële instrumenten op termijn terug zullen overgedragen worden aan de contantverkoper, wordt er boekhoudkundig geen eigendomsoverdracht verwerkt. Deze werkwijze sluit aan bij de IFRSs. Inzonderheid wordt verwezen naar IAS 39, §§ 18- 21 en AG 36 tot 40 van de bijlage A bij IAS 39.
De contantverkoper houdt het financieel instrument aan en neemt het op in een subrekening van de desbetreffende post in de balans. Tevens boekt hij een schuld in de balans ten belope van de contantprijs. In de posten buiten-balanstelling wordt de contractuele terugkoopprijs op termijn opgenomen. De contantkoper daarentegen boekt een vordering in de balans ten belope van de contantprijs en in de posten-buitenbalanstelling wordt de reële waarde van het financieel instrument opgenomen. Deze reële waarde wordt « mark-to-market » aangepast. In tegenstelling tot artikel 13 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994, wordt in de posten buiten-balanstelling van de contantkoper de reële waarde van het instrument opgenomen in plaats van de contractuele waarde. De houder van rechten van deelneming van de ICB-contantkoper heeft door deze wijze van verwerking te allen tijde een zicht op de reële waarde van het financieel instrument.
Het resultaat van de verrichting, zijnde het verschil tussen de contantprijs en de terugkoopprijs op termijn wordt als leningrente aangemerkt en prorata temporis voor de looptijd van de verrichting in de resultatenrekening opgenomen.
Art. 17 Indien een ICB financiële instrumenten uitleent, wordt, net zoals bij een cessie-retrocessie verrichting, verondersteld dat er geen economische eigendomsoverdracht van de financiële instrumenten plaatsvindt. Deze werkwijze sluit aan bij de IFRSs. Inzonderheid wordt verwezen naar IAS 39, § 18 tot 21 en AG 36 tot 40 van de bijlage A bij IAS 39.
De financiële instrumenten blijven aangehouden in het vermogen van de ICB en worden in een subrekening van de desbetreffende post in de balans opgenomen.
De vordering die ontstaat uit de uitlening van de instrumenten, wordt in de posten buiten-balanstelling opgenomen aan reële waarde. Deze reële waarde wordt « mark-to-market » aangepast. De houder van rechten van deelneming van de ICB heeft door deze wijze van verwerking te allen tijde een zicht op de reële waarde van het financieel instrument dat werd uitgeleend.
De opbrengsten die voortvloeien uit de verrichting worden beschouwd als leningrente en prorata temporis voor de looptijd van de verrichting in de resultantenrekening opgenomen.
Art. 18 Dit artikel regelt de waardering en boekhoudkundige verwerking van financiële zekerheden.
Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt al naargelang de financiële zekerheid al dan niet gepaard gaat met een eigendomsoverdracht van de vermogensbestanddelen. Deze werkwijze is in grote mate geïnspireerd op de IFRSs. Inzonderheid wordt verwezen naar IAS 39, § 18 tot 21 en AG 36 tot 40 van de bijlage A bij IAS 39.
De financiële zekerheden worden enerzijds in de posten buiten-balanstelling opgenomen aan reële waarde of kostprijs indien het effecten of geldmarktinstrumenten betreft. Indien het liquide middelen of deposito's betreft, worden zij opgenomen overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, §§ 1 en 2. De waarde van de financiële zekerheden wordt « mark-to-market » aangepast.
Indien de financiële zekerheden een eigendomsoverdracht van de vermogens-bestanddelen impliceert, worden zij tevens in de balans opgenomen onder een specifiek daarvoor voorziene rekening, in het bijzonder de post « IV. Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar - A. Vorderingen - c. Collateral of B. Schulden - d. Collateral » De ICB, verstrekker van de financiële zekerheid, zal de effecten, geldmarktinstrumenten, liquide middelen of deposito's uit de balans boeken en een vordering opnemen. Deze vordering wordt gewaardeerd overeenkomstig artikel 11 in het geval van effecten of geldmarktinstrumenten of overeenkomstig artikel 14 in het geval van liquide middelen of deposito's. De ICB, begunstigde van de financiële zekerheid, zal enerzijds de effecten, geldmarktinstrumenten, liquide middelen of deposito's opnemen in de boeken en anderzijds een schuld boeken. Zowel de activa als de schulden worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 11 in het geval van effecten of geldmarktinstrumenten of overeenkomstig artikel 14 in het geval van liquide middelen of deposito's.
Indien er geen eigendomsoverdracht plaatsvindt, dient de ICB, verstrekker van de financiële zekerheid, de vermogensbestanddelen die in zekerheid worden gegeven, in een subrekening van de desbetreffende post in de balans op te nemen.
Art. 19 Dit artikel slaat op de omrekening in de referentiemunt van de ICB van vermogens-bestanddelen in vreemde valuta en de verwerking van de omrekeningsverschillen.
In de regel moeten de vermogensbestanddelen worden opgenomen en worden gewaardeerd in de munt waarin ze zijn uitgedrukt. In afwijking van deze algemene regel moeten verhandelbare instrumenten die worden aangekocht in een bepaalde munt en genoteerd zijn in die munt en bestemd zijn om te worden verkocht tegen diezelfde munt, verwerkt worden tegen die munt, onafhankelijk van de uitdrukkingsmunt van het instrument.
De tweede en derde paragraaf regelt de omrekening van de vermogensbestanddelen in de referentiemunt. Deze bepalingen zijn niet geïnspireerd op de IFRSs en liggen in de lijn met de vroegere regelgeving.
Art. 20 Dit artikel stelt welke bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen niet van toepassing zijn op beleggingsvennootschappen en welke bepalingen van voormeld koninklijk besluit van toepassing worden verklaard op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Deze artikelen dienen mutatis mutandis toegepast te worden.
Art. 21 Dit artikel regelt, naar analogie met de bepalingen van het Wetboek van vennoot-schappen, de boekhoudkundige verwerking van fusies, splitsingen en de inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen van ICB's of compartimenten van beleggings-vennootschappen.
Art. 22 tot 24 Deze artikelen regelen de vorm en de inhoud van de jaarrekening, de halfjaarlijkse rekening, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag.
Een ICB moet enerzijds een jaarverslag opstellen overeenkomstig de wet van 20 juli 2004. Anderzijds moet een beleggingsvennootschap een jaarrekening en een jaarverslag opstellen overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen. Het Wetboek van vennootschappen definieert in artikel 96 de term « jaarverslag ». De inhoud van dit jaarverslag is veel beknopter dan het jaarverslag zoals bedoeld in de wet van 20 juli 2004. Teneinde verwarring te vermijden en teneinde de beleggingsvennootschap er niet toe te verplichten twee documenten op te stellen, met name enerzijds een jaarrekening met bijhorend jaarverslag overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en anderzijds een jaarverslag overeenkomstig de wet van 20 juli 2004 wordt ervoor geopteerd om de ICB één jaarverslag te laten opstellen met toepassing van dit besluit dat de gegevens van beide wetten omvat. Deze werkwijze wordt in de praktijk reeds toegepast en wordt in dit besluit slechts bevestigd en verduidelijkt.
De ICB zal aldus één jaarverslag opstellen dat de jaarrekening, het verslag van de commissaris en het beheerverslag omvat. De inhoud van het beheerverslag stemt in principe overeen met het « jaarverslag » zoals bedoeld in artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen. De inhoud van het beheerverslag zoals bedoeld in dit besluit doet geen afbreuk aan de verplichtingen opgenomen in artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen.
Het halfjaarlijkse verslag omvat de halfjaarlijkse rekening en het beheerverslag. Het verslag van de commissaris inzake het halfjaarlijks verslag moet niet ter beschikking van het publiek worden gesteld, maar wordt overeenkomstig artikel 88, 2° van de wet van 20 juli 2004 opgesteld ten behoeve van de CBFA, met als gevolg dat het geen onderdeel uitmaakt van het halfjaarlijkse verslag.
Onverminderd de toepassing van artikel 28, § 2 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, dient bij de vereffening van een ICB of een compartiment een staat van activa en passiva opgesteld te worden op basis van de beginselen en in de vorm die bepaald wordt in dit besluit. Indien een compartiment op een andere datum dan de balansdatum van de beleggingsvennootschap wordt vereffend, wordt daardoor vermeden dat de houders van de rechten van deelneming van het compartiment de betreffende staat dienen af te wachten tot op de datum van ter beschikkingstelling van het jaarverslag van de ICB. Er wordt verwezen naar de bijlage van dit besluit voor de concrete inhoud en vorm van de balans, de resultatenrekening, de toelichting, het beheerverslag en bijgevolg het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag. De inhoud en de vorm van deze verslagen is enerzijds geïnspireerd op de aanbeveling van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 juli 2003 over de voorstelling en de inhoud van de jaarverslagen en de halfjaarlijkse verslagen die de instellingen voor collectieve belegging publiceren en houdt anderzijds rekening met de nieuwe informatievereisten en nieuwe beleggingsmogelijkheden die voortvloeien uit de wet van 20 juli 2004 en haar uitvoeringsbesluit van 4 maart 2005.
Daarbij wordt een onderscheid gemaakt al naargelang het enerzijds gaat om een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten of anderzijds om een beleggingsvennootschap zonder compartimenten, een beleggingsvennootschap met één compartiment of een gemeenschappelijk beleggingsfonds.
Artikel 76 van de wet van 20 juli 2004 stelt dat de verslagen, in voorkomend geval, per compartiment moeten worden opgesteld. Artikel 24, § 2, tweede lid bepaalt bijgevolg dat aan een belegger die belangstelling toont voor bepaalde compartimenten van een beleggings-vennootschap, niet het verslag met betrekking tot alle compartimenten van de beleggings-vennootschap moeten worden overhandigd, maar de gegevens met betrekking tot die bepaalde compartimenten en de algemene informatie over de beleggingsvennootschap kunnen volstaan.
Artikel 24, § 6 stelt dat de activa, passiva en resultaten in de posten van de balans en de resultatenrekening in voorkomend geval moeten uitgesplitst worden per aandelenklasse. Onderstaande voorbeelden lichten deze paragraaf toe.
Een compartiment met klasse A ter indekking van het wisselrisico via een optie op deviezen en klasse B zonder indekking van het wisselrisico, zal in de balans voor klasse A aanleiding geven tot de opname van de reële waarde van de optie onder een subpost « klasse A » van de subpost « II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten - F. Financiële derivaten - j. Op deviezen - i.
Optiecontracten ». Voor klasse B zal er geen dergelijke subpost noodzakelijk zijn.
Voor een compartiment met een vergoeding voor het financieel beheer die verschilt voor klasse A en B, zal de resultatenrekening als volgt worden uitgesplitst ter hoogte van de post « IV Exploitatiekosten - D. Vergoeding van de beheerder - a. Financieel Beheer » : - « Klasse A » : vermelding van de vergoeding - « Klasse B » : vermelding van de vergoeding.
Art. 27 In afwijking van artikel 26, § 1 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, maar in het verlengde van artikel 23 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 en conform de IFRSs, inzonderheid IAS 10 § 12, wordt de balans opgesteld vóór toewijzing van de resultaten. Deze werkwijze zorgt ervoor dat de houders van de rechten van deelneming respectievelijk de toetreders die in de periode tussen het afsluiten van het boekjaar en de uitkering van de resultaten, rechten van deelneming van de ICB verkopen respectievelijk kopen, een proportioneel deel van die resultaten ontvangen respectievelijk vergoeden. Op die manier blijft tussen de houders van de rechten de gelijkheid met betrekking tot het voor uitkering bestemde resultaat behouden.
In uitvoering van artikel 65 van de wet van 20 juli 2004, bepaalt artikel 27, § 2 dat de ICB die distributieaandelen uitgeeft, enkel een dividend kan uitkeren indien het te bestemmen resultaat positief is.
Het te bestemmen resultaat is de resultante van de bedragen opgenomen onder de posten « I. a. Overgedragen winst (overgedragen verlies) van het vorige boekjaar », « I. b. Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar » en « I. c. Ontvangen deelnemingen in het resultaat (uitgekeerde deelnemingen in het resultaat) » van de resultaatverwerking zoals bepaald in hoofdstuk I, deel 1, afdeling 4 van de bijlage bij het besluit.
In afwijking van wat voorafgaat, kan in drie gevallen een dividend uitgekeerd worden bij een negatief « te bestemmen resultaat ».
Vooreerst betreft het een specifiek bedrag dat moet uitgekeerd worden in gevolge fiscale bepalingen (in het bijzonder de ontvangen interesten op de beleggingen na aftrek van de proportioneel daarmee verbandhoudende bezoldigingen, commissies en kosten). Vervolgens wordt toegestaan dat de ICB een dividend uitkeert in zoverre het dividend rechtstreeks voortkomt uit de interesten, dividenden en verwezenlijkte meerwaarden die de ICB heeft ontvangen tijdens het boekjaar in gevolge de uitgevoerde beleggingen. Tenslotte kunnen ICB's met kapitaalbescherming of kapitaalgarantie en vaste vervaldag een dividend uitkeren indien het beleggingsbeleid de uitkering van een specifiek bedrag voorziet : deze uitzondering is bedoeld voor die ICB's die voor bepaalde jaren in de uitkering van een specifiek dividend voorzien. Het bedrag dat uitgekeerd kan worden, is het hoogste van één van voormelde bedragen. Dit betekent dat de bedragen niet gecumuleerd kunnen worden. In het jaarverslag en in het persbericht aan de aandeelhouders met betrekking tot de uitkering van het dividend wordt bovendien op opvallende wijze vermeld dat wordt overgegaan tot de uitkering van een dividend ondanks een negatief « te bestemmen resultaat » en wordt vermeld dat het bedrag uitsluitend bestaat uit één van de hierboven vermelde bedragen.
Artikel 27, § 3, derde lid steunt op zijn beurt op het principe van de gelijkheid van de houders van de rechten van deelneming. Deze bepaling stelt dat bij toe- en uittreding de houder van een recht van deelneming bovenop de kapitaalwaarde van het recht een bedrag betaalt of ontvangt proportioneel met de (nog) niet betaalbaar gestelde resultaten van de instelling voor collectieve belegging, voor zover zij niet geïntegreerd zijn in het kapitaal. Deze bedragen worden « deelnemingen in het resultaat » genoemd en zij gaan bij toetreding de verwatering van de financiële waarde van de bestaande rechten van deelneming tegen en bij uittreding zorgen zij ervoor dat de uittreder vergoed wordt voor of bijdraagt tot de tot dan toe geboekte resultaten.
Indien de ICB geen distributieaandelen uitgeeft, noch de creatie van dergelijk type van aandelen voorziet in het beheerreglement of de statuten, is de ICB niet verplicht om de post « B. Deelnemingen in het resultaat » te voorzien. De voormelde bepaling ter bescherming van de gelijkheid van de houders van de rechten is in het laatste geval zonder voorwerp, aangezien de resultaten niet worden uitgekeerd, maar jaarlijks worden toegevoegd aan het kapitaal of worden overgedragen naar het volgende boekjaar.
Art. 28 Dit artikel bepaalt dat de rekeningen en verslagen opgesteld moeten worden in de referentiemunt. Deze regel geldt voor de rekeningen en de verslagen van beleggingsvennootschappen zonder comparti-menten, beleggingsvennootschappen met één compartiment, gemeeschappelijke beleggings-fondsen en de compartimenten van beleggings-vennootschappen.
Indien de referentiemunt een andere munt is dan de euro, voegen gegevens uitgedrukt in euro weinig toe aan de informatie uitgedrukt in deviezen : het wisselrisico op de rechten van deelneming van de ICB dat speelt tussen de munt waarin het recht luidt en de munt waarin de houder het recht zelf wenst te converteren, ligt integraal bij de houder. De gegevens in die munt verstrekken slechts een momentopname omtrent de omvang van het wisselrisico. Die momentopname zal daarenboven op het ogenblik van het ter beschikking stellen van de rekeningen en verslagen doorgaans zonder actuele waarde zijn. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel bieden tevens een oplossing voor het boekhoudkundig probleem dat zou ontstaan door de omrekening van de referentiemunt naar de euro. Omrekeningsverschillen die daaruit voortvloeien maken geen deel uit van de NIW die als basis dient voor de bepaling van de toe- en uittredingsprijzen van de ICB of het compartiment van de beleggingsvennootschap. De toevoeging van die verschillen aan de NIW zou de directe band tussen beide waarden opheffen.
Beleggingsvennootschappen met verschillende compartimenten kunnen meerdere referentiemunten hebben. De tweede paragraaf van dit artikel stelt dat onder meer de geglobaliseerde balans en de geglobaliseerde resultatenrekening van beleggingsvennoot-schappen met verschillende compartimenten en meerdere referentiemunten in dat geval in duizenden euro of euro zullen moeten worden uitgedrukt. De gegevens met betrekking tot de compartimenten waarvan de referentiemunt een vreemde munt is, zullen bijgevolg moeten worden omgerekend naar euro teneinde onder meer de geglobaliseerde balans en de geglobaliseerde resultatenrekening van de beleggingsvennootschap te kunnen opstellen.
De bepalingen van dit artikel zijn in wezen niet verschillend van de bepalingen van artikel 24 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994.
Art. 29 Dit artikel bepaalt hoeveel en onder welke voorwaarden halfjaarlijkse verslagen opgesteld dienen te worden vóór de eerste jaarafsluiting, indien het eerste boekjaar van de ICB meer dan 12 maanden bedraagt.
Indien dit eerste boekjaar 15 maanden of meer telt, dienen twee halfjaarlijkse verslagen worden opgesteld. In het andere geval dient één halfjaarlijks verslag worden opgesteld.
Art. 30 Dit artikel stelt de periode vast waarbinnen de jaarrekening van een gemeenschappelijk beleggingsfonds moet neergelegd worden bij de Nationale Bank van België. Anders dan artikel 25 van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 loopt de periode gelijk met de periode zoals bedoeld in artikel 98 van het Wetboek van vennootschappen dat van toepassing is op beleggingsvennootschappen.
Art. 31 Uit dit artikel volgt dat het volledige jaarverslag zoals bedoeld in artikel 24 van dit besluit moet neergelegd worden bij de Nationale Bank. Bij een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten zal bijgevolg zowel de algemene informatie over de beleggings-vennootschap (Hoofdstuk II, Deel 1, afdeling 1 van de bijlage bij dit besluit) als de informatie over elk compartiment (Hoofdstuk II, deel 1, afdeling 2 van de bijlage bij dit besluit) dienen neergelegd te worden bij de Nationale Bank.
Art. 32 Dit artikel stelt de periode vast waarbinnen de verslagen moeten worden openbaar worden gemaakt. Er dient rekening gehouden te worden met de bepalingen van dit artikel bij de vastlegging van de datum van de goedkeuring van de jaarrekening van de ICB. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State past het te preciseren dat de voorgestelde periode korter is dan de maximale periode zoals bedoeld in artikel 27, § 2 van de Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten zoals gewijzigd bij de Richtlijnen 88/220/EEG van 22 maart 1988, 95/26/EG van 29 juni 1995, 2000/64/EG van 7 november 2000, 2001/107/EG en 2001/108/EG van 21 januari 2002. Aangezien in voormeld artikel van de Richtlijn een maximale periode wordt bedoeld, kunnen de lidstaten een kortere periode voorzien. Voor deze laatste werkwijze werd reeds in het verleden geopteerd en ze wordt in dit besluit slechts bekrachtigd. Er wordt hiervoor verwezen naar artikel 113 van het uitvoeringsbesluit en naar artikel 28 van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging.
Naar aanleiding van datzelfde advies past het te preciseren dat de verslagen voor het publiek verkrijgbaar moeten worden gesteld op de plaatsen vermeld in het prospectus en vereenvoudigd prospectus, overeenkomstig artikel 76, § 3 van de wet. Het derde lid bepaalt dat de periodieke verslagen bovendien op de internetsite moeten worden geplaatst indien de rechten van deelneming kunnen worden verhandeld via deze internetsite.
Art. 34 tot 36 Deze artikelen regelen de inwerkingtreding van dit besluit. Zij bevatten tevens een aantal opheffingsbepalingen.
De artikelen 143 tot 146 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 en de gegevens opgenomen in de bijlage E van dat besluit worden in dit besluit opgenomen en worden op het zelfde ogenblik als de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 opgeheven.
Uit de artikelen 34 tot 36 volgt dat de voormelde artikelen van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 en het koninklijk besluit van 8 maart 1994 van toepassing blijven op de instellingen voor collectieve belegging, zolang zij niet onderhevig zijn aan de bepalingen van dit besluit.
Bespreking van de bijlage bij het besluit HOOFDSTUK I. - Schema's van de balans en de resultatenrekening Deel 2. - Omschrijving van de posten van de balans en de resultatenrekening Afdeling 1. - Balansschema
II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten A. Obligaties en andere schuldinstrumenten b. Andere schuldinstrumenten Deze subpost wordt verder opgesplitst al naargelang het schuldinstrument al dan niet een financieel derivaat omvat (« embedded derivative »).Mortgage backed securities, asset backed securities en collateral debt obligations omvatten meestal geen financieel derivaat.
Credit linked notes, reverse convertibles en synthetische collateral debt obligations omvatten meestal een financieel derivaat.
B. Geldmarktinstrumenten In deze post worden geldmarktinstrumenten, belichaamd in verhandelbare instrumenten, met een resterende looptijd van maximum 397 dagen opgenomen. De bepaling van het aantal dagen is gebaseerd op de Europese regelgeving terzake.
C. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren c. Andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren Onder deze subpost worden o.a. opals opgenomen. De doelstelling van de emittent van opals of « optimised portfolias as listed securities » is aan de houder van de opal een zelfde rendement te geven als deze van een bepaalde index of bechmark via een indirecte belegging in een korf van aandelen. Op de vervaldag van de opals worden de onderliggende aandelen van de index of benchmark fysisch geleverd. Daarnaast wordt een tussentijdse coupon uitgekeerd.
V. Deposito's en liquide middelen In tegenstelling tot het koninklijk besluit van 8 maart 1994 werd de naam van de post « V. Geldbeleggingen en liquide middelen » gewijzigd in « V. Deposito's en liquide middelen » teneinde enerzijds rekening te houden met de invoering van het begrip « deposito » in het koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Anderzijds is, in vergelijking met het algemeen boekhoudrecht, de rubriek « financiële vaste activa » zonder belang voor een ICB, gegeven het verbod om financiële vaste activa zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen aan te houden. Om deze reden verliest ook de rubriek « geldbeleggingen » zijn bestaansredenen.
Bovendien worden de beleggingen van de ICB die belichaamd zijn in verhandelbare instrumenten, onder de post « II effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten effecten » van de balans opgenomen. Afdeling 3. - Schema van de resultatenrekening
I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden.
B. Geldmarktinstrumenten In deze post worden de voormelde resultaten met betrekking tot geldmarktinstrumenten, belichaamd in verhandelbare instrumenten, met een resterende looptijd van maximum 397 dagen opgenomen.
Resultaten m.b.t. obligaties en andere schuldinstrumenten zullen onder deze post dienen worden opgenomen vanaf het ogenblik dat de obligaties en andere schuldinstrumenten een resterende looptijd hebben van maximaal 397 dagen. Op dat ogenblik worden deze effecten immers beschouwd als geldmarktinstrumenten.
II. Opbrengsten en kosten van de beleggingen De ICB moet de brutodividenden waar zij recht op heeft boeken onder de post « II Opbrengsten en kosten van de beleggingen - A. dividenden ».
De ingehouden en niet recupereerbare voorheffingen op deze dividenden dienen opgenomen te worden in de post « II Opbrengsten en kosten van de beleggingen - E. Roerende voorheffingen ». Eventuele terug-vorderingen van deze voorheffingen in gevolge verdragen ter vermijding van dubbele belasting of in gevolge de toepasselijke Belgische fiscale wetgeving worden in de balans onder de post « III of IV - A. Vorderingen - Fiscale tegoeden » opgenomen.
IV Exploitatiekosten In vergelijking met de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 werd de benaming « bedrijfskosten » gewijzigd in « exploitatiekosten » teneinde de terminologie van dit besluit af te stemmen op de terminologie gebruikt in het koninklijk besluit van 4 maart 2005.
Uit onderstaande tabel kan afgeleid worden waar de kosten zoals bedoeld in de post « IV Exploitatiekosten » van de resultatenrekening opgenomen in de bijlage van dit besluit worden vermeld in de tabel « recurrente provisies en kosten » zoals bedoeld in de circulaire van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen « ICB 1/2005- Voorstelling van het prospectus en van het vereenvoudigd prospectus op te stellen door de openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rechten van deelneming » : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag Dit hoofdstuk verwijst meermaals naar de bepalingen van zowel de wet van 20 juli 2004 en haar uitvoeringsbesluit van 4 maart 2005 als naar de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten en haar uitvoeringsbesluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging, omdat bepaalde ICB's voor bepaalde voorschriften nog onder de toepassing van laatst vernoemde wet vallen tot 13 februari 2007 of later wat betreft ICB's met kapitaalbescherming en vaste vervaldag.
Deel 2. - Beleggingsvennootschappen zonder compartimenten, beleggingsvennootschappen met één compartiment en gemeenschappelijke beleggingsfondsen Er wordt voor de inhoud van dit deel verwezen naar deel 1. « Beleggingsvennootschappen met verschillende compartimenten ». De term « compartiment » in voormeld eerste deel moet in dat opzicht, daar waar relevant, worden gelezen als ICB. Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister van Financiën, D. REYNDERS
10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op artikel 65, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, artikel 76, § 3, derde lid, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 2005 en 16 juni 2006 en artikel 77;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1997, 26 november 1998 en 20 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, inzonderheid op titel IV, afdeling II;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 18 juli 2006;
Gelet op het advies 41.201/2 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° het uitvoeringsbesluit : het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;3° effecten : a) aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, hierna « aandelen » genoemd;b) obligaties en andere schuldinstrumenten, hierna « obligaties » genoemd;c) alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee de effecten bedoeld in a) of b) via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven; met uitsluiting van de in artikelen 72, 2° en 73 van het uitvoeringsbesluit bedoelde technieken en instrumenten; 4° geldmarktinstrumenten : instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld;5° financiële derivaten : contracten die voldoen aan de volgende drie kenmerken : a) de waarde verandert als gevolg van veranderingen in een variabele. Deze variabele moet een actief zijn zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 8° a) of artikel 45, § 1, 8°, a) van het uitvoeringsbesluit;b) er is geen of een geringe netto-aanvangsinvestering vereist in verhouding tot andere soorten contracten die op vergelijkbare wijze reageren op veranderingen in marktfactoren;c) de afwikkeling gebeurt op een tijdstip in de toekomst;6° OTC-derivaten : financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld;7° actieve markt : a) hetzij een georganiseerde markt, hetzij een onderhandse markt die regelmatig werkt door toedoen van derde financiële instellingen die een doorlopende notering waarborgen van bied- en laatkoersen met vorken die met de marktgebruiken overeenstemmen;en b) waarop de verhandelde effecten, geldmarktinstrumenten of financiële derivaten qua volume en rekening houdend met de volumes die gewoonlijk op hun markt worden verhandeld, op gelijk welk ogenblik realiseerbaar zijn, zonder betekenisvolle invloed op de koersen;8° reële waarde : het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgehandeld tussen terzake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn;9° waarderingstechnieken : algemeen aanvaarde methodes om de reële waarde te bepalen bij gebrek aan een marktwaarde in een actieve markt, zoals onder andere : - de prijs van de meest recente transactie; - de actuele reële waarde van soortgelijke vermogensbestanddelen waarvoor een actieve markt bestaat, mits deze reële waarde wordt aangepast rekening houdend met de verschillen tussen de soortgelijke vermogensbestanddelen; - optiewaarderingsmodellen; - Contantewaardeberekeningen. 10° referentiemunt : de munt waarin de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging of in voorkomend geval, het compartiment van de beleggingsvennootschap worden berekend;11° dag waarop het boekjaar en het halfjaar wordt afgesloten : laatste kalenderdag van het boekjaar en het halfjaar;12° onderliggende waarde van een optiecontract of warrant : de contractgrootte (lotsize) vermenigvuldigd met enerzijds de uitoefenprijs van de optie of warrant en anderzijds het aantal gekochte of verkochte contracten;13° notioneel bedrag van een future : de contractgrootte (lotsize) vermenigvuldigd met enerzijds de overeengekomen aan- of verkoop-waarde van het onderliggende instrument en anderzijds het aantal gekochte of verkochte contracten;14° notioneel bedrag van een swap : de onderliggende waarde op basis waarvan het swapcontract wordt afgesloten.
Art. 2.De bepalingen van dit besluit gelden voor de Belgische openbare instellingen voor collectieve belegging met veranderlijk aantal rechten van deelneming als bedoeld in artikel 10 van de wet, die hebben geopteerd voor de categorieën van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2° van de wet.
Art. 3.De artikelen 2 tot 4, 6 tot 10, § 1 en 16 van hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen en Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, worden per analogie van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming als bedoeld in artikel 11 van de wet. HOOFDSTUK II. - Boekhouding van de instelling voor collectieve belegging
Art. 4.Wanneer een beleggingsvennootschap verschillende compartimenten omvat, zoals bedoeld in artikel 16 van de wet, wordt voor elk van hen een afzonderlijke boekhouding gevoerd, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.
Art. 5.§ 1. De boekhouding van de instelling voor collectieve belegging wordt zodanig gevoerd dat : 1° elke dag dat de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming worden uitgevoerd, een inventaris wordt opgemaakt van het aantal rechten van deelneming in omloop en van alle activa en passiva op grond van, tenzij anders bepaald, hun reële waarde.In die inventaris wordt de waarde van het vermogen in het kapitaal en in het resultaat vastgesteld; 2° de dag zelf waarop zij plaatshebben, alle verrichtingen worden opgenomen in de boekhouding en, in het bijzonder, de verrichtingen die betrekking hebben op het beheer van het vermogen, alsook de geprorateerde opbrengsten en kosten;3° de balans en de resultatenrekening kunnen worden bepaald en dat rechtstreeks tot uiting komt tegen welke netto-inventariswaarde de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming worden uitgevoerd. § 2. De boekhouding neemt een aanvang op de dag van de afsluiting van de initiële periode van inschrijving op de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging. § 3. De boekhouding van de instelling voor collectieve belegging wordt in België gevoerd.
Art. 6.Wanneer een beleggingsvennootschap aandelen-klassen omvat zoals bedoeld in artikel 5 van het uitvoeringsbesluit tot uitvoering van artikel 8, § 2, 2° van de wet, moet de beleggingsvennootschap zodanig georganiseerd zijn dat met toepassing van artikel 5, § 1, 3°, de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming van alle aandelenklassen rechtstreeks voortvloeit uit de boekhouding.
Activa en passiva die niet specifiek betrekking hebben op één of meerdere aandelenklassen worden toegewezen aan alle aandelenklassen in verhouding tot hun netto-inventariswaarde.
Enkel activa en passiva die specifiek betrekking hebben op één of meerdere aandelenklassen mogen uitsluitend aan die aandelenklasse of aandelen-klassen worden toegewezen, met dien verstande dat activa en passiva die specifiek betrekking hebben op meerdere aandelenklassen worden toegewezen aan de betrokken aandelenklassen in verhouding tot hun netto-inventariswaarde.
Onverminderd de toepassing van artikel 9, worden de kosten en opbrengsten die specifiek betrekking hebben op een aandelenklasse toegewezen aan die aandelenklasse. HOOFDSTUK III. - Boekings- en waarderingsregels
Art. 7.De waarderingsregels van dit besluit zijn van toepassing op elke waardering van de bestanddelen van de in artikel 5 bedoelde inventaris en gelden tevens voor het opmaken van de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening.
De waardeschommelingen van de vermogens-bestanddelen, vastgesteld in gevolge de toepassing van die regels, worden enerzijds gevoegd bij of afgetrokken van de bedoelde vermogens-bestanddelen en anderzijds in de desbetreffende post van de resultatenrekening ingeschreven.
Art. 8.De waarderingsregels van dit besluit en in het bijzonder de regels waarvan sprake in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 20, alsook hun concrete toepassingsmodaliteiten, worden in de toelichting bij de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening samengevat.
Art. 9.De instelling voor collectieve belegging houdt rekening, elke dag dat rechten van deelneming worden uitgegeven of ingekocht, met de kosten en opbrengsten die gekend zijn of voldoende nauwkeurig geraamd kunnen worden.
De kosten en opbrengsten met een recurrent karakter worden prorata temporis tot uiting gebracht in de waarde van de rechten van deelneming. Indien deze recurrente kosten of opbrengsten specifiek betrekking hebben op bepaalde vermogens-bestanddelen, worden zij prorata temporis voor de periode waarin de bestanddelen deel uitmaken van het vermogen tot uiting gebracht in de waarde van de rechten van deelneming.
Art. 10.§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 11, 13, 14, 15, 16, 17 en 18 worden de aan reële waarde gewaardeerde effecten, geldmarkt-instrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en financiële derivaten bij aanschaffing in de boekhouding opgenomen tegen aankoopprijs. De bijkomende kosten zoals verhandelings- en leveringskosten, worden onmiddellijk ten laste gebracht van de resultatenrekening.
Actiefbestanddelen, andere dan deze bedoeld in het eerste lid, worden bij aanschaffing in de boekhouding opgenomen tegen de aankoopprijs vermeerderd met de bijkomende kosten zoals niet-terugbetaalbare belastingen, vervoerkosten en verhandelings- en leveringskosten. § 2. De aan reële waarde gewaardeerde effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en financiële derivaten worden bij vervreemding in de boekhouding geboekt tegen de verkoopprijs. De bijkomende kosten worden onmiddellijk ten laste gebracht van de resultatenrekening.
Actiefbestanddelen, andere dan deze bedoeld in het eerste lid, worden bij vervreemding in de boekhouding geboekt tegen de verkoopprijs verminderd met de bijkomende kosten.
Art. 11.§ 1. De effecten, geldmarktinstrumenten en financiële derivaten die door de instelling voor collectieve belegging worden gehouden, worden na de eerste opname gewaardeerd tegen hun reële waarde zoals bepaald in artikel 12. § 2. Indien, in uitzonderlijke gevallen, er voor aandelen geen georganiseerde of onderhandse markt bestaat en hun reële waarde niet betrouwbaar kan worden bepaald overeenkomstig artikel 12, worden zij gewaardeerd aan kostprijs.
De reële waarde van aandelen kan betrouwbaar bepaald worden indien (a) bij dat instrument geen sprake is van een aanzienlijke mate van variabiliteit in de bandbreedte van redelijke schattingen van de reële waarde of indien (b) de waarschijnlijkheid van de verschillende schattingen binnen deze bandbreedte redelijk goed kan beoordeeld worden en kan gebruikt worden voor het schatten van de reële waarde.
Er worden op deze aandelen bijzondere waardeverminderingen toegepast zo er hiervoor objectieve aanwijzingen zijn.
Deze paragraaf is tevens van toepassing op financiële derivaten die gekoppeld zijn aan en moeten worden afgewikkeld door levering van aandelen zoals bedoeld in het eerste lid. § 3. De waarderingsverschillen die voortvloeien uit de toepassing van §§ 1 en 2, worden ten laste gebracht van de resultatenrekening als bestanddelen van de betreffende posten van de rubriek « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden ».
In afwijking van het vorige lid worden de waardeschommelingen met betrekking tot obligaties en andere schuldinstrumenten die voortvloeien uit de prorata temporis boeking van de gelopen interesten, ten laste gebracht van de resultatenrekening als bestanddelen van de post « II. Opbrengsten en kosten van de beleggingen - B. Interesten - a. Effecten en geldmarktinstrumenten ».
Art. 12.§ 1. De raad van bestuur van de beleggings-vennootschap of van de beheervennootschap van het gemeenschappelijk beleggingsfonds bepaalt de reële waarde overeenkomstig de volgende hiërarchie : a) Voor vermogensbestanddelen waarvoor een actieve markt bestaat die functioneert door toedoen van derde financiële instellingen die een doorlopende notering waarborgen van bied- en laatkoersen, wordt de op die markt gevormde actuele biedkoers weerhouden voor de waardering van de activa en de actuele laatkoers voor de waardering van de passiva. Voor vermogensbestanddelen die op een actieve markt worden verhandeld zonder toedoen van derde financiële instellingen zoals bedoeld in het vorig lid, wordt de slotkoers weerhouden voor de waardering aan reële waarde. b) Indien de actuele bied- of laatkoers of de slotkoers zoals bedoeld in a) niet beschikbaar is, wordt de prijs van de meest recente transactie weerhouden voor de waardering aan reële waarde op voorwaarde dat de economische omstandigheden niet wezenlijk zijn gewijzigd sinds deze transactie.c) Indien er voor een bepaald vermogens-bestanddeel wel een georganiseerde of onderhandse markt bestaat doch deze markt niet actief is en de koersen die er zich vormen niet representatief zijn voor de reële waarde, of indien er voor een bepaald vermogensbestanddeel geen georgani-seerde of onderhandse markt bestaat, wordt voor de waardering aan reële waarde de actuele reële waarde van soortgelijke vermogens-bestanddelen waarvoor een actieve markt bestaat weerhouden, mits deze reële waarde wordt aangepast rekening houdend met de verschillen tussen de gelijkaardige vermogensbestanddelen.d) Indien er voor een bepaald vermogens-bestanddeel geen reële waarde van soortgelijke vermogensbestanddelen zoals bedoeld in c) bestaat, wordt de reële waarde bepaald aan de hand van andere waarderingstechnieken, mits deze technieken : a.maximaal gebruik maken van marktgegevens; b. consistent zijn met de algemeen aanvaarde economische methodes voor de waardering van financiële instrumenten;c. op regelmatige basis worden geijkt en de validiteit wordt getest door middel van het gebruik van prijzen van actuele markttransacties van het vermogensbestanddeel. § 2. Indien er voor vermogensbestanddelen geen georganiseerde of onderhandse markt bestaat, moet bij de waardering bovendien rekening gehouden worden met hun onzeker karakter op grond van het risico dat de betrokken tegenpartijen hun verplichtingen niet zouden nakomen.
Art. 13.De rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die door de instelling voor collectieve belegging worden gehouden, worden gewaardeerd tegen hun reële waarde zoals bepaald in artikel 12.
In afwijking van artikel 12 wordt voor de waardering aan reële waarde van de rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming waarvoor geen georganiseerde of onderhandse markt bestaat, hun netto-inventariswaarde weerhouden.
Art. 14.§ 1. Onverminderd de verwerking van de gelopen interesten overeenkomstig artikel 9, worden volgende activa en passiva gewaardeerd tegen hun nominale waarde na aftrek van de daarop toegepaste waardeverminderingen en inmiddels verrichte terugbetalingen : 1° tegoeden op zicht op krediet-instellingen;2° verplichtingen in rekening-courant tegenover kredietinstellingen;3° op korte termijn te ontvangen en te betalen bedragen, andere dan ten aanzien van kredietinstellingen;4° fiscale tegoeden en schulden;5° andere schulden. § 2. Vorderingen op termijn, buiten die bedoeld in § 1, die niet zijn belichaamd in verhandelbare effecten of geldmarktinstrumenten, worden gewaardeerd tegen hun reële waarde zoals bepaald in artikel 12.
De raad van bestuur van een beleggingsvennootschap of van de beheervennoot-schap van een gemeenschappelijk beleggingsfonds met een beleggingsbeleid dat niet hoofdzakelijk gericht is op het beleggen van haar of zijn middelen in deposito's, liquide middelen of geldmarkt-instrumenten, kan op basis van het relatief beperkte belang van de vorderingen op termijn ten opzichte van de inventariswaarde, opteren voor hun waardering tegen hun nominale waarde, na aftrek van de daarop toegepaste waardeverminderingen en inmiddels verrichte terugbetalingen. § 3. Op de tegoeden, de te ontvangen bedragen en de vorderingen zoals bedoeld in §§ 1 en 2, tweede lid worden waardeverminderingen toegepast zo er voor het geheel of een gedeelte van deze tegoeden, te ontvangen bedragen en vorderingen onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag of zo de realisatiewaarde van deze activa lager is dan de aanschaffingswaarde. Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de in § 1 en § 2, tweede lid bedoelde tegoeden, bedragen en vorderingen om rekening te houden met hetzij de evolutie van hun waarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken activa.
Art. 15.§ 1. De onderliggende waarden van optiecontracten en warrants worden in de posten buiten-balanstelling opgenomen onder de rubriek « II. Onderliggende waarden van optiecontracten en warrants ».
De premies van de optiecontracten zoals bedoeld in artikel 10 worden in de balans opgenomen in de subpost « i. Optiecontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten- F. Financiële derivaten ».
De verschillen die voortvloeien uit de waardeschommelingen van de premies van de optiecontracten worden in de resultatenrekening opgenomen als waardevermindering of niet-verwezenlijkte meerwaarde in de subpost « i. Optiecontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - F. Financiële derivaten » of in de subpost « I. Waarde-verminderingen, minderwaarden en meerwaarden - H. Wisselposities en -verrichtingen - a. Financiële derivaten- i.Optiecontracten » indien de onderliggende waarde deviezen betreft. Ze worden in de balans verwerkt onder de subpost « i. Optiecontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « II. Effecten, geldmarkt-instrumenten, ICB's en financiële derivaten - F. Financiële derivaten ».
Bij uitoefening van de optiecontracten en warrants worden de premies gevoegd bij of afgetrokken van de aankoop- of verkoopprijs van de onderliggende vermogensbestanddelen. § 2. De notionele bedragen van termijncontracten worden opgenomen in de posten buiten-balanstelling onder de rubriek « III. Notionele bedragen van de termijncontracten ».
De verschillen die voortvloeien uit de waardeschommelingen (variation margin) van termijncontracten worden in de resultatenrekening opgenomen als waardevermindering of niet-verwezenlijkte meerwaarde in de subpost « ii. Termijncontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « I. Waarde-verminderingen, minderwaarden en meerwaarden - F. Financiële derivaten » of in de subpost « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - H. Wisselposities en -verrichtingen - a. Financiële derivaten - ii. Termijncontracten » indien de onderliggende waarde deviezen betreft. Ze worden in de balans verwerkt onder de subpost « ii. Termijncontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten - F. Financiële derivaten ». § 3. De notionele bedragen van swapcontracten worden in de posten buiten-balanstelling opgenomen onder de rubriek « IV. Notionele bedragen van de swapcontracten ».
De verschillen die voortvloeien uit de waardeschommelingen van de swapcontracten worden in de resultatenrekening opgenomen als waardevermindering of niet-verwezenlijkte meerwaarde in de subpost « iii. Swapcontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden - F. Financiële derivaten » of in de subpost « I. Waardeverminderingen, minder-waarden en meerwaarden - H. Wisselposities en -verrichtingen - a. Financiële derivaten - iii. Swapcontracten » indien de onderliggende waarde deviezen betreft. Ze worden in de balans verwerkt onder de subpost « iii. Swapcontracten » van de desbetreffende subposten van de rubriek « II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten - F. Financiële derivaten ».
Tussentijdse betalingen en ontvangsten in gevolge swapcontracten worden in resultaat opgenomen onder de subpost « II. Opbrengsten en kosten van de beleggingen - D. Swap-contracten ». § 4. De boekingsregels in uitvoering van de §§ 1, 2 en 3 worden samengevat in de toelichting bij de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening.
Art. 16.Onder cessie-retrocessie wordt verstaan, de verrichting waarbij een financieel instrument contant wordt gekocht of verkocht, waarbij de betrokken partijen tevens de verbintenis aangaan dit financieel instrument op termijn terug te verkopen of te kopen, ongeacht de overeengekomen prijs-, leverings- of looptijdvoorwaarden.
Cessie-retrocessie verrichtingen worden in de rekeningen opgenomen als een uitlening van liquiditeiten vanwege de contantkoper aan de contantverkoper. De verbintenissen als gevolg van de ver- of terugkoop op termijn worden in de posten buiten-balanstelling opgenomen onder de rubriek « VII. verbintenissen tot verkoop wegens cessie-retrocessie » of « VIII. verbintenissen tot terugkoop wegens cessie-retrocessie ».
De instelling voor collectieve belegging, contantverkoper, brengt de betrokken financiële instrumenten over naar de subrekening « Cessie-retrocessie » van de desbetreffende post van de financiële instrumenten in de balans Het verschil tussen de contantprijs en de terugkoopprijs op termijn wordt verwerkt als leningrente. Dit verschil wordt prorata temporis voor de looptijd van de verrichting in de resultatenrekening opgenomen.
Art. 17.De vordering die voor een instelling voor collectieve belegging ontstaat uit de uitlening van financiële instrumenten wordt in de posten buitenbalanstelling opgenomen onder de rubriek « IX. uitgeleende financiële instrumenten ».
De betrokken financiële instrumenten worden overgebracht naar de subrekening « Effectenleningen » van de desbetreffende post van de financiële instrumenten in de balans.
De opbrengsten die voor de instelling voor collectieve belegging voortvloeien uit die verrichting worden verwerkt als leningrente. Deze opbrengsten worden prorata temporis voor de looptijd van de verrichting in de resultatenrekening opgenomen.
Art. 18.De financiële zekerheid waarvan de instelling voor collectieve belegging de begunstigde of de verstrekker is, wordt in de posten buiten-balanstelling opgenomen onder de rubriek « I. Zakelijke zekerheden » en wordt gewaardeerd overeenkomstig artikel 11, §§ 1 en 2 in het geval van effecten of geldmarktinstrumenten of overeenkomstig artikel 14, §§ 1 en 2 in het geval van liquide middelen of deposito's.
Indien de financiële zekerheid gepaard gaat met een eigendomsoverdracht van activa, wordt zij tevens in de balans opgenomen onder de subpost « IV. A. vorderingen - c. Collateral » of « IV. B. Schulden - d. Collateral ». De vorderingen en schulden belichaamd in effecten of geldmarktinstrumenten worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 11. De vorderingen en schulden in de vorm van liquide middelen of deposito's worden gewaardeerd overeenkomstig artikel 14.
Indien de financiële zekerheid niet gepaard gaat met een eigendomsoverdracht van activa, dient de instelling voor collectieve belegging, verstrekker van de financiële zekerheid, de vermogensbestanddelen die in zekerheid worden gegeven, tevens over te brengen naar de subrekening « Collateral » van de desbetreffende post in de balans.
Art. 19.§ 1. De instellingen voor collectieve belegging voeren hun boekhouding zodanig dat de activa en passiva worden opgenomen met vermelding van hun bedrag in de munt waarin zij zijn uitgedrukt. Deze activa en passiva worden gewaardeerd op grond van hun bedrag in de betrokken munt.
In afwijking van het eerste lid, worden de effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en financiële derivaten gewaardeerd in de munt van bij de aankoop betaalde prijs, wanneer zij zijn genoteerd op de markt in deze munt en bestemd zijn om te worden verkocht tegen de betaling van de prijs in dezelfde munt. § 2. Onder voorbehoud van § 3, worden de bestanddelen in vreemde valuta omgerekend in de referentiemunt op basis van de middenkoers tussen de representatieve aan- en verkoopkoers op de contantmarkt.
Het saldo van de positieve en negatieve verschillen uit de omrekening van de in vreemde valuta uitgedrukte vermogensbestanddelen met inbegrip van de geprorateerde kosten en opbrengsten, buiten de vaste activa en de te ontvangen en te betalen bedragen ingevolge contantwisselverrichtingen in uitvoering, wordt per munt opgenomen, in de resultatenrekening als waardeverminderingen, minderwaarden of meerwaarden op wisselposities en -verrichtingen voor de bepaling van het winst- of verliesresultaat van het wisselbedrijf.
In afwijking van het tweede lid, kan de raad van bestuur van de beleggingsvennootschap of van de beheervennootschap van het gemeenschappelijk beleggingsfonds met een beleggingsbeleid dat niet in belangrijke mate gericht is op het beleggen van haar middelen in deviezen, ervoor opteren de in het tweede lid bedoelde splitsing per munt van de verschillen uit de omrekening van de in vreemde valuta uitgedrukte bestanddelen, niet weer te geven. § 3. Voor vaste activa waarvan de aan-schaffingswaarde uitgedrukt is in vreemde valuta, wordt de tegenwaarde in de referentiemunt waarvoor deze bestanddelen in de boekhouding zijn opgenomen, berekend op basis van de wisselkoers op datum van hun aanschaffing of in voorkomend geval, de wisselkoers waartegen de voor de betaling van de prijs gebruikte vreemde munt werd aangekocht.
Art. 20.§ 1. De artikelen 22 tot 26, 34 tot 44, 47, 49, 52, 56 tot 58, 60, 62 tot 63, 65 tot 172, 205 tot 208 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing op de beleggings-vennootschappen. § 2. De artikelen, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 45, 46, 48, 50, 51, 53, 54, 55, 59, 61 en 64 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen zijn per analogie van toepassing op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Art. 21.Bij fusie en splitsing van een instelling voor collectieve belegging of een compartiment van een beleggingsvennootschap, worden alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen of gesplitse instelling voor collectieve belegging of van het overgenomen of gesplitste compartiment van een beleggingsvennootschap, inclusief de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen, voor-zieningen, rechten en verplichtingen alsook de opbrengsten en kosten van het boekjaar, opgenomen in de boekhouding van de verkrijgende instelling voor colllectieve belegging of het verkrijgende compartiment van de beleggins-vennootschap tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen of gesplitse instelling voor collectieve belegging of van het overgenomen of gesplitse compartiment van de beleggingsvennootschap voorkwamen op het tijdstip als bedoeld in artikel 693, 5° of 706, 5° of 719, 2° of 728, 5° of 743, 5° van het Wetboek van vennootschappen. Bij inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtigen opgenomen in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment van de beleggingsvennootschap waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende instelling voor collectieve belegging of van het inbrengende compartiment van de beleggings-vennootschap voorkwamen. HOOFDSTUK IV. - Vorm, inhoud en openbaarmaking van de periodieke verslagen, de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening
Art. 22.De jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Deze stukken vormen één geheel.
Het jaarverslag bestaat uit de jaarrekening, het verslag van de commissaris en het beheerverslag. Deze stukken vormen één geheel.
De halfjaarlijkse rekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting die betrekking hebben op de eerste zes maanden van het boekjaar. Deze stukken vormen één geheel.
Het halfjaarlijks verslag bestaat uit de halfjaarlijkse rekening en het beheerverslag die betrekking hebben op de eerste zes maanden van het boekjaar. Deze stukken vormen één geheel.
Art. 23.§ 1. De jaarrekening, de halfjaarlijkse rekening, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag geven een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de instelling voor collectieve belegging.
Zij worden duidelijk opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, de aard en het bedrag op de dag waarop het boekjaar en het halfjaar wordt afgesloten, van de activa en passiva evenals van de eigen middelen van de instelling voor collectieve belegging en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar en halfjaar, de aard en het bedrag van de kosten en opbrengsten van de instelling voor collectieve belegging.
Onverminderd de toepassing van artikel 8 moeten de beginselen en de methodes voor het opstellen van deze rekeningen alsmede alle wijzigingen hiervan, vooraf ter goedkeuring aan de CBFA worden voorgelegd. § 2. Op de dag waarop een instelling voor collectieve belegging of een compartiment van een beleggingsvennootschap vereffend wordt, dient een staat van activa en passiva te worden opgesteld op basis van de beginselen en in de vorm die gelden voor de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening en opgenomen zijn in dit besluit.
Art. 24.§ 1. De jaarrekening, de halfjaarlijkse rekening, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De balans en de resultatenrekening worden opgesteld overeenkomstig de schema's in hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit.
De toelichting bevat de in hoofdstuk II, deel 1, afdeling 1, punten 1.1 en 1.6 en afdeling 2, punt 2.5 of de in hoofdstuk II, deel 2, punten 1, 6 en 7 van de bijlage bij dit besluit bepaalde gegevens en staten al naargelang het gaat om enerzijds een beleggings-vennootschap met verschillende compartimenten of anderzijds een beleggingsvennootschap zonder compartimenten, een beleggingsvennootschap met één compartiment of een gemeenschappelijk beleggingsfonds. De toelichting bevat ook de andere rechten en verplichtingen die het vermogen, de financiële positie, de resultaten en de evolutie van de werkzaamheden van de instelling voor collectieve belegging kunnen beïnvloeden, alsook elke andere betekenisvolle informatie waardoor het publiek zich met kennis van zaken een oordeel kan vormen.
Het beheerverslag bevat, buiten de elementen die volgens artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen moeten worden opgenomen, de in hoofdstuk II, deel 1, afdeling 1, punt 1.2 en afdeling 2, punt 2.1 of de in hoofdstuk II, deel 2, punt 2 van de bijlage bij dit besluit bepaalde gegevens en staten al naargelang het gaat om enerzijds een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten of anderzijds een beleggings-vennootschap zonder compartimenten, een beleggingsvennootschap met één compartiment of een gemeenschappelijk beleggingsfonds.
Het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag bevatten de in hoofdstuk II, deel 1 of deel 2 van de bijlage bij dit besluit bepaalde gegevens en staten al naargelang het gaat om enerzijds een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten of anderzijds een beleggings-vennootschap zonder compartimenten, een beleggingsvennootschap met één compartiment of een gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 2. Indien de belegger verzoekt om het jaarverslag of het halfjaarlijks verslag te ontvangen, dient het volledige jaarverslag of halfjaarlijks verslag zoals bedoeld in voormelde paragraaf, te worden overhandigd aan de belegger.
Indien een belegger enkel belangstelling vertoont voor bepaalde compartimenten van een beleggingsvennootschap met verschillende compartimenten, kunnen in afwijking van het eerste lid, de gegevens en staten opgenomen in hoofdstuk II, deel 1, afdeling 2 van de bijlage bij dit besluit beperkt worden tot de betrokken compartimenten. § 3. De posten van de balans en de resultatenrekening en de vermeldingen in de toelichting en het beheerverslag, als bedoeld in § 1, mogen worden weggelaten wanneer ze niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar of halfjaar. § 4. De vastgestelde, al dan niet gerealiseerde meerwaarden en minderwaarden worden per saldo in de resultatenrekening vermeld voor iedere categorie van activa en passiva bepaald in het schema gevoegd bij dit besluit. § 5. In de posten van de balans worden de effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en financiële derivaten opgenomen tegen hun reële waarde op het einde van vorig boekjaar, of bij gebreke daarvan tegen hun kostprijs, vermeerderd of verminderd met de waardeverschillen die in de loop van het boekjaar in de resultatenrekening werden opgenomen. § 6. In de posten van de balans en de resultatenrekening moeten in voorkomend geval de activa, passiva en resultaten met betrekking tot de specifieke aandelenklassen uitgesplitst worden per aandelenklasse. § 7. Wanneer een instelling voor collectieve belegging een interimdividend heeft uitgekeerd of dit voornemens is, moeten in de kwantitatieve gegevens het resultaat na belasting over het betrokken halfjaar en het uitgekeerde of voorgestelde interimdividend worden vermeld.
Art. 25.De beginbalans van een boekjaar of het eerste halfjaar moet overeenstemmen met de eindbalans van het vorige boekjaar.
Art. 26.Verrekening tussen activa en passiva en tussen kosten en opbrengsten is verboden.
Art. 27.§ 1. De balans wordt opgesteld vóór toewijzing van de resultaten. § 2. Instellingen voor collectieve belegging mogen voor het type van rechten van deelneming waarbij de netto-opbrengst zoals bedoeld in artikel 8 van de wet wordt uitgekeerd, alleen dan overgaan tot de uitkering van een dividend indien het te bestemmen resultaat zoals bedoeld in Hoofdstuk I, deel 1, afdeling 4 van de bijlage bij dit besluit positief is.
In afwijking van het vorige lid mag de instelling voor collectieve belegging bij een negatief « te bestemmen resultaat »overgaan tot de uitkering van een dividend in zoverre dat dividend niet hoger is dan het hoogste van ofwel : a) een specifiek bedrag dat in gevolge fiscale bepalingen moet uitgekeerd worden, ofwel;b) de tijdens het boekjaar daadwerkelijk ontvangen interesten, dividenden en verwezenlijkte meerwaarden die voortkomen uit de beleggingen van de instelling voor collectieve belegging, ofwel;c) een specifiek bedrag dat een instelling voor collectieve belegging zoals bedoeld in de artikelen 46, § 3, tweede lid en 53 van het uitvoeringsbesluit vooropstelt uit te keren overeenkomstig haar beleggingsdoelstelling uiteengezet in het prospectus en vereenvoudigd prospectus. In het jaarverslag en in het bericht aan de houders van rechten van deelneming met betrekking tot de uitkering van het dividend wordt op opvallende wijze vermeld dat : - een dividend wordt uitgekeerd ondanks een negatief « te bestemmen resultaat » en - het dividend uitsluitend bestaat uit het onder het in vorige lid bedoelde bedrag a) of b) of c). § 3. De resultaten die voor uitkering in aanmerking komen, maken deel uit van het « Eigen vermogen » tot de dag van de betaalbaarstelling van de dividenden.
Het « Eigen vermogen » van de instelling voor collectieve belegging is samengesteld uit de waarde in « Kapitaal », het « Overgedragen resultaat », het « Resultaat van het boekjaar » en de « Deelnemingen in het resultaat ».
Onder « Deelneming in het resultaat » worden de bedragen geboekt die bij toe- en uittreding van een deelnemer, door de instelling voor collectieve belegging samen met de kapitaalwaarde van het recht van deelneming ontvangen en betaald worden als deelneming in het niet betaalbaar gestelde resultaat.
Instellingen voor collectieve belegging die geen type van rechten van deelneming bezitten waarbij de netto-opbrengst zoals bedoeld in artikel 8 van de wet wordt uitgekeerd en die bovendien de creatie van dergelijk type van rechten van deelneming niet voorzien in het beheerreglement of de statuten, hebben de mogelijkheid om geen gebruik te maken van de post « B. Deelnemingen in het resultaat ».
Art. 28.§ 1. De jaarrekening, de halfjaarlijkse rekening, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag worden uitgedrukt in de referentiemunt. De instelling voor collectieve belegging heeft de keuze om de voormelde rekeningen en verslagen neer te leggen in duizenden van die munt of in die munt. Deze keuze wordt uitdrukkelijk vermeld in de rekeningen en verslagen.
Ook de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging wordt in de referentiemunt gevoerd. § 2. Wanneer beleggingsvennootschappen met verschillende compartimenten meerdere referentie-munten toepassen, worden de numerieke gegevens zoals bedoeld in hoofdstuk II, Deel 1, afdeling 1 van de bijlage bij dit besluit uitgedrukt in duizenden euro of in euro. § 3. Bij elke post van de balans en de resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het voorgaande boekjaar of van het eerste halfjaar van het vorige boekjaar vermeld al naargelang het gaat om de jaarrekening of de halfjaarlijkse rekening.
Deze vermelding is niet vereist in de jaarrekening en halfjaarlijkse rekening over het eerste boekjaar respectievelijk eerste halfjaar waarvoor de bepalingen van dit besluit gelden.
Art. 29.Indien bij de oprichting van een instelling voor collectieve belegging de periode tussen de eerste jaarafsluiting en de oprichting van de instelling voor collectieve belegging 15 maanden of meer telt, moeten er twee halfjaarlijkse verslagen opgesteld worden vóór de eerste jaarafsluiting.
Deze halfjaarlijkse verslagen bestrijken de periodes die zes maanden en twaalf maanden aan de eerste jaarafsluiting voorafgaan.
De datum van de oprichting van de instelling voor collectieve belegging stemt overeen met de datum van de sluiting van de initiële periode van inschrijving op de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging of van het eerst gecommercialiseerde compartiment van de beleggingsvennootschap.
Art. 30.De jaarrekening van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen wordt binnen dertig dagen nadat de jaarrekening is goedgekeurd, en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar, neergelegd bij de Nationale Bank van België, die overeenkomstig artikel 103 van het Wetboek van vennootschappen een afschrift ervan afgeeft aan éénieder die er om verzoekt.
De artikelen 173 tot 183 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen zijn per analogie van toepassing op de gemeenschappelijke beleggings-fondsen.
Art. 31.Tegelijk met de jaarrekening van de instellingen voor collectieve belegging worden volgende stukken en gegevens bij de Nationale Bank van België neergelegd : 1° een stuk met de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de bestuurders en commissarissen in functie;2° een stuk met vermelding, naargelang van het geval, van de datum van neerlegging van de akten bedoeld in artikel 68, lid 2 van het Wetboek van vennootschappen of van de datum van neerlegging van het stuk bedoeld in artikel 75, 2° van hetzelfde Wetboek;3° het beheerverslag;4° het verslag van de commissarissen.
Art. 32.§ 1. Het jaarverslag wordt openbaar gemaakt binnen de drie maanden na het einde van de periode waarop het betrekking heeft.
Het halfjaarlijks verslag wordt openbaar gemaakt binnen twee maanden na het einde van het halfjaar waarop het betrekking heeft.
De instelling voor collectieve belegging alsmede elke andere entiteit die de rechten van deelneming, al dan niet exclusief, via een transactionele internetsite verhandelt, moet het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag binnen de periode zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, op deze transactionele internetsite publiceren. § 2. Op het ogenblik van publicatie leggen de instellingen voor collectieve belegging hun jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen over aan de CBFA. HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen
Art. 33.De bepalingen van dit besluit gelden tevens voor de Belgische instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, als bedoeld in artikel 110 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, die beleggen in de categorieën van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, 1° of 2° van diezelfde wet van 4 december 1990 en die hun inschrijving, overeenkomstig de artikelen 234 en 236 van de wet van 20 juli 2004, behouden op de lijst zoals bedoeld in artikel 120, § 1, van diezelfde wet van 4 december 1990.
Art. 34.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing vanaf het eerste boekjaar dat ingaat na 30 november 2006 voor de instellingen voor collectieve belegging zoals bedoeld in de artikelen 2 en 33 die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit ingeschreven zijn op de lijst zoals bedoeld in artikel 31 van de wet of artikel 120 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. Deze instellingen voor collectieve belegging hebben niettemin de optie om de bepalingen van dit besluit vroeger toe te passen dan de datum zoals bedoeld in dit lid.
Art. 35.Titel IV, afdeling II, omvattende de artikelen 143, tot 146 van het uitvoeringsbesluit en de bijlage E « Gegevens die in de periodieke verslagen moeten worden opgenomen » van datzelfde besluit worden op 1 december 2007 opgeheven.
Art. 36.Het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 10 juli 1997, 26 november 1998 en 20 juli 2000, wordt op 1 december 2007 opgeheven.
Art. 37.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met veranderlijk aantal rechten van deelneming HOOFDSTUK I. - Schema's van de balans en de resultatenrekening Deel 1. - Schema's van de balans en de resultatenrekening Afdeling 1. - Balansschema
TOTAAL NETTO ACTIEF I. Vaste activa A. Oprichtings- en organisatiekosten B. Immateriële vaste activa C. Materiële vaste activa II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten A. Obligaties en andere schuldinstrumenten a. Obligaties b.Andere schuldinstrumenten b.1. Met « embedded » financiële derivaten b.2. Zonder « embedded » financiële derivaten B. Geldmarktinstrumenten C. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren a. Aandelen b.ICB's met een vast aantal rechten van deelneming c. Andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren D.Andere effecten E. ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming F. Financiële derivaten a. Op obligaties i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) b. Op andere schuldinstrumenten met « embedded » financiële derivaten i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) c. Op andere schuldinstrumenten zonder « embedded » financiële derivaten i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) d. Op geldmarktinstrumenten i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere(+/-) e. Op aandelen i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) f. Op ICB's met een vast aantal rechten van deelneming i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) g. Op andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) h. Op andere effecten i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) i. Op ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) j. Op deviezen i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) k. Op rente i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) l. Op kredietrisico (creditderivatives) i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) m. Op financiële indexen i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) n. Op financiële derivaten i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) o. Op andere onderliggende waarden i.Optiecontracten (+/-) ii. Termijncontracten (+/-) iii. Swapcontracten (+/-) iv. Andere (+/-) III. Vorderingen en schulden op méér dan één jaar A. Vorderingen B. Schulden IV. Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar A. Vorderingen a. Te ontvangen bedragen b.Fiscale tegoeden c. Collateral d.Andere B. Schulden a. Te betalen bedragen (-) b.Fiscale schulden (-) c. Ontleningen (-) d.Collateral (-) e. Andere (-) V.Deposito's en liquide middelen A. Banktegoeden op zicht B. Banktegoeden op termijn C. Andere VI. Overlopende rekeningen A. Over te dragen kosten B. Verkregen opbrengsten C. Toe te rekenen kosten (-) D. Over te dragen opbrengsten (-) TOTAAL EIGEN VERMOGEN A. Kapitaal B. Deelneming in het resultaat C. Overgedragen resultaat D. Resultaat van het boekjaar (halfjaar) Afdeling 2. - Posten buiten-balanstelling
I. Zakelijke zekerheden (+/-) A. Collateral (+/-) a. Effecten/geldmarktinstrumenten b.Liquide middelen/deposito's B. Andere zakelijke zekerheden (+/-) a. Effecten/geldmarktinstrumenten b.Liquide middelen/deposito's II. Onderliggende waarden van optiecontracten en warrants (+) A. Gekochte optiecontracten en warrants B. Verkochte optiecontracten en warrants III. Notionele bedragen van de termijncontracten (+) A. Gekochte termijncontracten B. Verkochte termijncontracten IV. Notionele bedragen van de swapcontracten (+) A. Gekochte swapcontracten B. Verkochte swapcontracten V. Notionele bedragen van andere financiële derivaten (+) A. Gekochte contracten B. Verkochte contracten VI. Niet-opgevraagde bedragen op aandelen VII. Verbintenissen tot verkoop wegens cessie-retrocessie VIII. Verbintenissen tot terugkoop wegens cessie-retrocessie IX. Uitgeleende financiële instrumenten Afdeling 3. - Schema van de resultatenrekening
I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden A. Obligaties en andere schuldinstrumenten a. Obligaties b.Andere schuldinstrumenten b.1. Met « embedded » financiële derivaten b.2. Zonder « embedded » financiële derivaten B. Geldmarktinstrumenten C. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren a. Aandelen b.ICB's met een vast aantal rechten van deelneming c. Andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren D.Andere effecten E. ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming F. Financiële derivaten a. Op obligaties i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere b. Op andere schuldinstrumenten met « embedded » financiële derivaten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere c. Op andere schuldinstrumenten zonder « embedded » financiële derivaten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere d. Op geldmarktinstrumenten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere e. Op aandelen i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere f. Op ICB's met een vast aantal rechten van deelneming i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere g. Op andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere h. Op andere effecten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere i. Op ICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere j. Op rente i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere k. Op kredietrisico (creditderivatives) i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere l. Op financiële indexen i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere m. Op financiële derivaten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere n. Op andere onderliggende waarden i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere G. Vorderingen, deposito's, liquide middelen en schulden H. Wisselposities en -verrichtingen a. Financiële derivaten i.Optiecontracten ii. Termijncontracten iii. Swapcontracten iv. Andere b. Andere wisselposities en -verrichtingen II.Opbrengsten en kosten van de beleggingen A. Dividenden B. Interesten (+/-) a. Effecten en geldmarktinstrumenten b.Deposito's en liquide middelen c. Collateral (+/-) C.Interesten in gevolge ontleningen (-) D. Swapcontracten (+/-) E. Roerende voorheffingen (-) a. Van Belgische oorsprong b.Van buitenlandse oorsprong F. Andere opbrengsten van beleggingen III. Andere opbrengsten A. Vergoeding tot dekking van de kosten van verwerving en realisatie van de activa, tot ontmoediging van uittredingen en tot dekking van leveringskosten B. Andere IV. Exploitatiekosten A. Verhandelings- en leveringskosten betreffende beleggingen (-) B. Financiële kosten (-) C. Vergoeding van de bewaarder (-) D. Vergoeding van de beheerder (-) a. Financieel beheer a.Administratief- en boekhoudkundig beheer c. Commerciële vergoeding E.Administratiekosten (-) F. Oprichtings- en organisatiekosten (-) G. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (-) H. Diensten en diverse goederen (-) I. Afschrijvingen en voorzieningen voor risico's en kosten (-) J. Taksen K. Andere kosten (-) Opbrengsten en kosten van het boekjaar (halfjaar) Subtotaal II + III + IV V. Winst (verlies) uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting op het resultaat VI. Belastingen op het resultaat VII. Resultaat van het boekjaar (halfjaar) Afdeling 4. - Resultaatverwerking
I. Te bestemmen winst (te verwerken verlies) a. Overgedragen winst (overgedragen verlies) van het vorige boekjaar b.Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar c. Ontvangen deelnemingen in het resultaat (uitgekeerde deelnemingen in het resultaat) II.(Toevoeging aan) onttrekking aan het kapitaal III. Over te dragen winst (over te dragen verlies) IV. (Dividenduitkering) Deel 2. - Omschrijving van de posten van de balans en de resultatenrekening Dit deel omvat een omschrijving van bepaalde posten van de schema's opgenomen in deel 1 van dit hoofdstuk van de bijlage.
Voor de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen die in gevolge dit besluit van toepassing zijn op de instellingen voor collectieve belegging, wordt verwezen naar Hoofdstuk III, afdeling IV « Inhoud van bepaalde rubrieken » van het vermelde besluit van 30 januari 2001.
De volgende posten noodzaken een omschrijving : Afdeling 1. - Balansschema
TOTAAL NETTO ACTIEF II. Effecten, geldmarktinstrumenten, ICB's en financiële derivaten A. Obligaties en andere schuldinstrumenten In deze post worden obligaties en andere schuldinstrumenten opgenomen, andere dan deze bedoeld onder de post « B. Geldmarktinstrumenten ». b. Andere schuldinstrumenten In deze subpost worden onder andere bepaalde mortgage backed securities, asset backed securities, collateral debt obligations, credit linked notes, reverse convertibles opgenomen. Er wordt een bijkomend onderscheid gemaakt al naargelang het schuldinstrument al dan niet een financieel derivaat omvat (« embedded derivative »).
B. Geldmarktinstrumenten In deze post worden geldmarktinstrumenten, belichaamd in verhandelbare instrumenten, met een resterende looptijd van maximum 397 dagen opgenomen.
In deze post worden onder andere commercial paper, kasbons en schatkistcertificaten opgenomen.
C. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren b. ICB's met een vast aantal rechten van deelneming In deze subpost worden onder andere rechten van deelneming van vastgoedbevaks, privaks, prifondsen en exchange trade funds met een vast aantal rechten van deelneming opgenomen.c. Andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren In deze subpost worden onder andere opals opgenomen. D. Andere effecten In deze post worden onder andere warrants, uitoefeningsrechten, vastgoedcertificaten en index-linked certificates opgenomen.
F. Financiële derivaten De respectievelijke subposten i bevatten de bedragen die voortvloeien uit de waardeschommelingen van de premies van de optiecontracten die de instelling voor collectieve belegging op rapporteringsdatum in portefeuille heeft. Deze suposten worden uitgesplitst naargelang de contracten in hoofde van de instelling een recht of een verbintenis creëren.
De respectievelijke subposten ii. bevatten de bedragen die voortvloeien uit de waardeschommelingen van de termijncontracten in portefeuille van de instelling voor collectieve belegging op rapporteringsdatum, uitgesplitst naargelang het om koop- of verkoopverrichtingen gaat.
De respectievelijke subposten iii. bevatten de bedragen die voortvloeien uit de waardeschommelingen van de swapcontracten in portefeuille van de instelling voor collectieve belegging op rapporteringsdatum, uitgesplitst naargelang het om koop- of verkoopverrichtingen gaat. l. Op kredietrisico (creditderivatives) In deze subpost worden onder andere credit default swaps, total return swaps, credit spread opties opgenomen.n. Op financiële derivaten In deze subpost worden onder andere swaptions opgenomen.o. Op andere onderliggende waarden Deze subpost bevat de financiële derivaten die niet opgenomen zijn onder de posten a tot n. In deze subpost worden onder andere financiële derivaten op dividenden en inflatie opgenomen.
III. Vorderingen en schulden op meer dan één jaar A. Vorderingen In deze post worden uitsluitend fiscale tegoeden op meer dan één jaar opgenomen.
IV. Vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar A. Vorderingen a. Te ontvangen bedragen In deze subpost worden onder andere de te ontvangen sommen in gevolge inschrijvingen van rechten van deelneming, te ontvangen sommen ingevolge de uitvoering van verrichtingen zoals verkoop van effecten, geldmarktinstrumenten, financiële derivaten en rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming opgenomen.c. Collateral In deze subpost worden de bedragen opgenomen waarvan sprake is in artikel 18, tweede lid van dit besluit. B. Schulden (-) a. Te betalen bedragen (-) Deze subpost bevat onder andere de te betalen bedragen betreffende aankoop van effecten, geldmarktinstrumenten, financiële derivaten en rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, alsook de te betalen bedragen betreffende de terugkoop van rechten van deelneming.c. Ontleningen (-) Deze subpost bevat naast de ontleningen ook de negatieve saldi op banktegoeden op zicht.d. Collateral (-) In deze subpost worden de bedragen opgenomen waarvan sprake is in artikel 18, tweede lid van dit besluit. V. Deposito's en liquide middelen A. Banktegoeden op zicht In deze post worden onder andere de positieve banktegoeden op zicht en de collateralrekeningen opgenomen.
B. Banktegoeden op termijn In deze post worden onder andere de deposito's bij kredietinstellingen opgenomen.
VI. Overlopende rekeningen A. Over te dragen kosten Deze post bevat onder andere de prorata van de kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van één of meerdere volgende boekjaren worden gebracht.
B. Verkregen opbrengsten Deze post omvat onder andere de prorata van de opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd maar die betrekking hebben op het boekjaar, zoals de prorata temporis boeking van de gelopen interesten op obligaties en andere geldmarktinstrumenten.
C. Toe te rekenen kosten (-) Deze post bevat onder andere de prorata van de kosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald maar die betrekking hebben op het boekjaar.
D. Over te dragen opbrengsten (-) Hieronder worden onder andere de prorata van de opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, doch die betrekking hebben op een later boekjaar opgenomen.
TOTAAL EIGEN VERMOGEN A. Kapitaal Het bedrag van deze post is de resultante van de sommen die toe- en uittreders sinds de oprichting van de instelling betaald respectievelijk ontvangen hebben voor hun rechten van deelneming onder aftrek van de vergoeding die zij betaald en ontvangen hebben als deelneming in de gecumuleerde, niet-betaalbaar gestelde resultaten.
Desgevallend bevat deze post ook de resultaten en deelnemingen in het resultaat die in gevolge een beslissing van de raad van bestuur van de beheervennootschap of van de beleggingsvennootschap geïntegreerd zijn in de post « Kapitaal ».
B. Deelneming in het resultaat Het saldo van de bedragen die toe- en uittreders in de loop van het boekjaar hebben betaald en ontvangen als deelneming in de niet-betaalbaar gestelde resultaten, wordt uitgedrukt in deze post.
C. Overgedragen resultaat Het bedrag dat in deze post vermeld wordt is het deel van het resultaat van het vorige boekjaar dat ingevolge de bestemming van het resultaat werd overgedragen naar het boekjaar dat in de voorliggende jaarrekening wordt afgesloten. Afdeling 2. Posten buiten-balanstelling
I. Zakelijke zekerheden A. Collateral In deze post worden de bedragen waarvan sprake in artikel 18, eerste lid van dit besluit opgenomen, uitgesplitst naargelang het gaat om effecten en geldmarktinstrumenten of om liquide middelen en deposito's.
VII. Verbintenissen tot verkoop wegens cessie-retrocessie Deze rubriek vermeldt de reële waarde van de verplichting van de instelling voor collectieve belegging om op termijn financiële instrumenten te verkopen in het kader van een cessie-retrocessie-overeenkomst.
VIII. Verbintenissen tot terugkoop wegens cessie-retrocessie Deze rubriek vermeldt de contractuele waarde van de verplichting van de instelling voor collectieve belegging om op termijn financiële instrumenten terug te kopen in het kader van een cessie-retrocessie-overeenkomst.
IX. Uitgeleende financiële instrumenten Deze rubriek vermeldt de reële waarde van de uitgeleende financiële instrumenten. Afdeling 3. - Schema van de resultatenrekening
I. Waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden Deze rubriek is de weergave van de waardeschommelingen betreffende de effecten, de geldmarktinstrumenten, de rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, financiële derivaten, wisselposities en -verrichtingen en vorderingen, deposito's, liquide middelen en schulden.
De vermelde bedragen betreffen de saldi van de positieve en negatieve waardeschommelingen, zowel verwezenlijkte als niet-verwezenlijkte.
H. Wisselposities en -verrichtingen a. Financiële derivaten In deze subpost worden de waardeverminderingen, minderwaarden en meerwaarden betreffende financiële derivaten op deviezen opgenomen. II. Opbrengsten en kosten van de beleggingen B. Interesten a. Effecten en geldmarktinstrumenten Naast de interestopbrengsten op de vastrentende portefeuille, worden in deze subpost eveneens de opbrengsten inzake cessie-retrocessieverrichtingen en inzake verrichtingen betreffende de uitlening van financiële instrumenten opgenomen.b. Deposito's en liquide middelen Deze subpost bevat de interestopbrengsten op banktegoeden op zicht, deposito's en vorderingen op korte termijn.c. Collateral (+/-) Deze subpost bevat de opbrengsten en/of kosten in gevolge financiële zekerheden. C. Interesten in gevolge ontleningen (-) Deze post bevat de interesten op ontleende bedragen, de interesten op negatieve saldi op banktegoeden op zicht en de kosten inzake cessie-retrocessieverrichtingen.
D. Swapcontracten (+/-) Deze post bevat de tussentijdse betalingen en/of ontvangsten inzake swapcontracten.
E. Roerende voorheffingen (-) Deze post omvat de betaalde en niet-recupereerbare roerende voorheffingen, uitgesplitst al naargelang de voorheffingen van Belgische of buitenlandse oorsprong zijn.
III. Andere opbrengsten A. Vergoeding tot dekking van de kosten van verwerving en realisatie van de activa, tot ontmoediging van uittreding en tot dekking van de leveringskosten Deze post vermeldt de bedragen die de instelling voor collectieve belegging ontvangt van toe- en uittreders tot vergoeding van de verhandelings- en leveringskosten van bestanddelen van de portefeuille en tot ontmoediging van uittredingen die volgen binnen de periode van een maand na de intreding.
IV. Exploitatiekosten (-) C. Vergoeding voor de bewaarder (-) Onder deze post wordt de totale vergoeding van de bewaarder opgenomen, inclusief de vergoeding voor de uitoefening van de taken zoals bedoeld in artikel 9, § 2 van het uitvoeringsbesluit en inclusief de transactiegebonden vergoeding.
D. Vergoeding voor de beheerder (-) a. Financieel beheer (-) Onder deze subpost worden de door de instelling voor collectieve belegging betaalde bedragen opgenomen voor het financiële beheer zoals bedoeld in artikel 3, 9°, a) van de wet, met inbegrip van de prestatievergoedingen.b. Administratief- en boekhoudkundig beheer (-) Onder deze subpost worden de door de instelling voor collectieve belegging betaalde bedragen opgenomen voor het administratief- en boekhoudkundig beheer zoals bedoeld in artikel 3, 9°, b) van de wet.c. Commerciële vergoeding (-) Onder deze subpost worden de bedragen opgenomen die de beheerder ontvangt voor de verhandeling van de effecten van de instelling voor collectieve belegging zoals bedoeld in artikel 3, 9°, c) van de wet. E. Administratiekosten (-) Onder deze post worden onder andere secretariaatskosten, kosten van het drukken van de rechten van deelneming en kosten van het drukken van het prospectus en de periodieke verslagen opgenomen.
F. Oprichtings- en organisatiekosten (-) Onder deze post worden onder andere kosten van officiële akten, juridische kosten, kosten van algemene vergaderingen en raden van bestuur, publicatiekosten, kosten voor het publiceren van de netto-inventariswaarde in de financiële pers, kosten van herstructureringen en liquidaties, kosten voor aandeelhoudersdiensten opgenomen.
G. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (-) Onder deze post worden onder andere vergoedingen van bestuurders die niet handelen in de hoedanigheid van beheerder van de instelling voor collectieve belegging opgenomen.
H. Diensten en diverse goederen (-) Onder deze post worden onder andere kosten van de commissaris, de vergoeding voor de financiële dienst, de vergoeding voor de tussenpersoon die de aan- en verkooporders van de rechten van deelneming centraliseert en de distributievergoeding of kosten voor de inkoop van rechten van deelneming, andere dan deze bedoeld onder de subpost D. vergoeding van de beheerder - c. commerciële vergoeding, die ten laste komen van de instelling voor collectieve belegging opgenomen.
J. Taksen (-) Onder deze post wordt onder andere de abonnementstaks opgenomen.
K. Andere kosten (-) Onder deze post worden onder andere de vergoeding voor de CBFA en de vergoeding voor andere toezichtsautoriteiten opgenomen. Afdeling 4. - Resultaatverwerking
De balans wordt opgesteld vóór toewijzing van de resultaten. De verwerking van het resultaat baseert zich op een bedrag dat bekomen wordt door de optelling van het saldo van de deelnemingen in het resultaat die in de loop van het boekjaar werden bekomen of betaald, het resultaat dat van het vorige boekjaar werd overgedragen en het resultaat van het boekjaar. HOOFDSTUK II. - Het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag Deel 1. - Beleggingsvennootschappen met verschillende compartimenten De voorpagina van het jaarverslag, respectievelijk halfjaarlijks verslag omvat de volgende gegevens : de vermelding dat het gaat om een jaarverslag of halfjaarlijks verslag; de rapporteringsdatum; de naam, de rechtsvorm, de nationaliteit en de categorie van toegelaten beleggingen van de instelling voor collectieve belegging. Tevens wordt de volgende toelichting ingevoegd : « Geen enkele inschrijving mag worden aanvaard op basis van dit verslag. Inschrijvingen zijn slechts geldig als ze worden uitgevoerd na kosteloze overlegging van het vereenvoudigd prospectus of het prospectus ». Afdeling 1. - Algemene informatie over de beleggingsvennootschap
Het jaarverslag, respectievelijk het halfjaarlijks verslag bevat de volgende schema's, gegevens en staten met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging : 1.1. Organisatie van de beleggingsvennootschap - De zetel van de vennootschap. - De oprichtingsdatum van de vennootschap. Duur indien die beperkt is. - Raad van bestuur van de beleggings-vennootschap : de naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding of het toezicht op de dagelijkse leiding is toevertrouwd. - Type van beheer : zelfbeheerde beleggings-vennootschap of beleggings-vennootschap die overeenkomstig artikel 43, § 1, van de wet een beheervennootschap heeft aangesteld. In voorkomend geval vermelding van de volgende gegevens m.b.t. de beheervennootschap : naam, rechtsvorm en zetel van de vennootschap; raad van bestuur : naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding is toevertrouwd; de naam en het adres van de commissaris aangesteld overeenkomstig artikel 190 van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, aanduiding van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt. - Commissaris : de naam en het adres van de commissaris aangesteld overeenkomstig artikel 83, § 1, van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, aanduiding van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt. - Financiële groep die de beleggingsvennootschap promoot. - Bewaarder : de naam, rechtsvorm en het adres in België van de bewaarder en in voorkomend geval de subbewaarder met vermelding van de taken die deze subbewaarder uitoefent. - Financieel portefeuillebeheer : de naam, en desgevallend, de rechtsvorm en de zetel van de natuurlijke of rechtspersoon indien de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° a) van de wet waargenomen wordt door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon voor alle compartimenten van de beleggingsvennootschap. - Administratief en boekhoudkundig beheer : de naam, en desgevallend, de rechtsvorm en het adres in België, van de natuurlijke of rechtspersoon die de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° b) van de wet waarneemt. - Financiële dienst : de naam, rechtsvorm en het adres in België van de vennootschap aangewezen overeenkomstig artikel 73, § 2 van de wet of overeenkomstig artikel 124, § 2 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. - Distributeurs : de naam van de tussenpersonen die gelast zijn met de uitvoering van de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° c) van de wet, indien deze taak wordt waargenomen door dezelfde rechtsperso(o)nen voor alle compartimenten van de beleggings-vennootschap. - Lijst van de compartimenten en aandelenklassen : vermelding van de gecommercialiseerde compartimenten en in voorkomend geval de aandelenklassen per compartiment; korte omschrijving van de aandelenklassen; vermelding van de tijdens het boekjaar of halfjaar vereffende en in vereffening gestelde compartimenten en in voorkomend geval afgesloten aandelenklassen. 1.2. Beheerverslag 1.2.1. Informatie aan de aandeelhouders In voorkomend geval omvat dit punt bijkomende informatie aan de aandeelhouders. 1.2.2. Algemeen overzicht van de markten Dit punt geeft een algemeen overzicht van de markten, waarbij, daar waar relevant voor de beleggingsvennootschap, de volgende aspecten worden verduidelijkt : - Economische context : Verenigde Staten; Europa; Azië;
Latijns-Amerika - Monetair beleid - De wisselmarkten - De obligatiemarkten - De aandelenmarkten 1.3. Verslag van de Commissaris In voorkomend geval wordt in dit onderdeel ofwel het verslag van de commissaris m.b.t. het jaarverslag van de beleggingsvennootschap en al haar compartimenten ingevoegd indien er slechts één verslag wordt opgemaakt ofwel het verslag van de commissaris m.b.t. het jaarverslag van de beleggingsvennootschap indien er ook een verslag per compartiment wordt opgesteld. 1.4.Geglobaliseerde balans Dit onderdeel bevat de schema's met betrekking tot de beleggingsvennootschap opgesteld overeenkomstig hoofdstuk 1, deel 1, afdeling 1 en afdeling 2 van de bijlage van dit besluit.
Vermelding van een toelichting indien in gevolge de vereffening van compartimenten, het resultaat van het boekjaar of halfjaar opgenomen in het balansschema afwijkt van het resultaat van het boekjaar of halfjaar opgenomen in het schema van de resultatenrekening. 1.5. Geglobaliseerde resultatenrekening Dit onderdeel bevat de schema's met betrekking tot de beleggingsvennootschap opgesteld overeenkomstig hoofdstuk 1, deel 1, afdeling 3 en desgevallend afdeling 4 van de bijlage van dit besluit. 1.6. Samenvatting van de boekings- en waarderingsregels 1.6.1. Samenvatting van de regels Dit punt bevat minstens, en in zoverre relevant voor het gevoerde beleggingsbeleid, de samenvatting van de waarderingsregels zoals bedoeld in artikel 8 van dit besluit en de boekingsregels opgenomen in artikel 15 van dit besluit.
Bij de creatie van aandelenklassen met dekking van het wisselrisico worden de regels voor de waardering van de verrichtingen die strekken tot dekking van het wisselrisico vermeld. 1.6.2. Wisselkoersen In dit punt worden de wisselkoersen vermeld die op rapporteringsdatum werden gebruikt voor de omrekening van de bestanddelen in vreemde valuta in de referentiemunt. Deze wisselkoersen worden vergeleken met de in het vorige jaarverslag of desgevallend halfjaarlijks verslag vermelde wisselkoersen.
In voorkomend geval, vermelding van en toelichting bij andere dan in het voorgaande lid gebruikte wisselkoersen. Afdeling 2. - Informatie over het compartiment
Deze afdeling wordt opgesteld voor elk compartiment van de beleggingsvennootschap en bevat de volgende gegevens, staten en schema's : 2.1. Beheerverslag 2.1.1. Lanceringsdatum en inschrijvingsprijs van het compartiment Vermelding van de datum van de sluiting van de initiële inschrijvingsperiode en de initiële inschrijvingsprijs in de referentiemunt. 2.1.2. Beursnotering In voorkomend geval, vermelding van de markten waar de rechten van deelneming worden verhandeld. 2.1.3. Doel en krachtlijnen van het beleggingsbeleid Dit punt bevat het doel en de krachtlijnen van het beleggingsbeleid van het compartiment zoals uiteengezet in bijlage A, afdeling II. Beleggingsgegevens, 1. en 2. van het uitvoerings-besluit.
Voor de compartimenten met vaste vervaldag worden minstens de volgende gegevens opgenomen : de vervaldag van het compartiment, de eventuele tussentijdse periodes, de voorziene kliks, de eventueel voorziene minimale- en maximale meerwaarden en desgevallend de oorspronkelijke samenstelling van de korf onderliggend aan het instrument dat de instelling voor collectieve belegging hanteert om op de vervaldag de vooropgestelde meerwaarde te verkrijgen (naam, gewicht en koers). 2.1.4. Financieel portefeuillebeheer Vermelding van de naam, en desgevallend, de rechtsvorm en de zetel van de natuurlijke of rechtspersoon die de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° a) van de wet waarneemt, indien deze taak voor de verschillende compartimenten door verschillende personen wordt waargenomen. 2.1.5. Distributeurs Vermelding van de naam van de tussenpersonen die gelast zijn met de uitvoering van de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° c) van de wet, indien deze taak voor de verschillende compartimenten door verschillende personen wordt waargenomen. 2.1.6. Index en benchmark - Korte beschrijving van de index zoals bedoeld in artikel 37 of 50 van het uitvoeringsbesluit of zoals bedoeld in artikel 59, § 2 van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging of een andere index dan deze zoals bedoeld in de voormelde artikelen; vermelding van de tracking error; vermelding van de procedure die moet worden gevolgd om de samenstelling en de waarde van de index kosteloos te kunnen raadplegen; een overzicht van de belangrijke wijzigingen die zich tijdens de verslagperiode in de samenstelling van de index hebben voorgedaan; de vermelding en verantwoording van een eventuele wijziging van de index. - Korte beschrijving van de eventuele benchmark en vermelding van de procedure die moet worden gevolgd om de waarde en indien beschikbaar voor verspreiding, de samenstelling van de benchmark te kunnen raadplegen. 2.1.7. Tijdens het boekjaar gevoerd beleid Dit punt geeft een toelichting bij het gevoerde beheer van het compartiment gelet op het doel en beleggingsbeleid zoals uiteengezet in bijlage A, afdeling II. Beleggingsgegevens, 1. en 2. van het uitvoeringsbesluit, alsook van wijzigingen in het beleid inzake beleggingen en resultaten die een wezenlijke weerslag kunnen hebben op de samenstelling en op de huidige of toekomstige waarde van het vermogen van het compartiment.
Voor de compartimenten met vaste vervaldag worden minstens de volgende gegevens opgenomen : toelichting bij de situatie van elk compartiment, vermelding van de netto-inventariswaarde van elk compartiment tijdens eventueel verstreken tussentijdse periodes, de reeds geactiveerde kliks, de reeds bereikte minimale- en maximale meerwaarden, desgevallend de samenstelling van de korf onderliggend aan het instrument dat de instelling voor collectieve belegging hanteert om op de vervaldag de vooropgestelde meerwaarde te verkrijgen (naam, gewicht en koers) met een overzicht van de wijzigingen in de korf en de datum hiervan sinds de lancering van het compartiment, de reeds bereikte resultaten en, in voorkomend geval, het minimumbedrag dat op vervaldag zal worden betaald als dat verschilt van het oorspronkelijk geïnvesteerde kapitaal; de voorbeelden zoals bedoeld in bijlage B, II, 6. van het uitvoeringsbesluit, aangepast aan de evoluties die zich tijdens de voorbije periode hebben voorgedaan. Vermelding en verantwoording van de eventuele overschrijdingen en regularisaties op de reglementaire beleggingsbeperkingen die zich tijdens de boekperiode hebben voorgedaan. 2.1.8. Toekomstig beleid Beschrijving van de gekozen oriëntaties ter invulling van het beleggingsbeleid voor de volgende verslagperiode voor de compartimenten met een vrij algemeen beleggingsbeleid (zoals onder andere type van financiële instrumenten, geografische sectoren, economische sectoren,...). 2.1.9 Risicoklasse Dit punt bevat de synthetische risico-indicator bij de lancering van het compartiment, berekend zoals aangegeven in bijlage C, afdeling II van het uitvoeringsbesluit. Tevens wordt de eventuele herziening van deze risico-indicator met toelichting en verantwoording opgenomen.
Dit punt bevat ook de volgende omschrijving : « De synthetische risico-indicator geeft een aanduiding van het risico dat is verbonden aan de belegging in een instelling voor collectieve belegging of een compartiment. Die aanduiding geeft een risico aan op een schaal tussen nul (kleinste risico) en zes (grootste risico) ». 2.2. Verslag van de commissaris In voorkomend geval wordt dit onderdeel vervolledigd indien de commissaris naast het verslag m.b.t. het jaarverslag van de beleggingsvennootschap ook een verslag m.b.t. het jaarverslag per compartiment opstelt. 2.3. Balans Dit onderdeel bevat de schema's met betrekking tot het compartiment opgesteld overeenkomstig hoofdstuk 1, deel 1, afdeling 1 en afdeling 2 van de bijlage van dit besluit. 2.4. Resultatenrekening Dit onderdeel bevat de schema's met betrekking tot het compartiment opgesteld overeenkomstig hoofdstuk1, deel 1, afdeling 3 en desgevallend afdeling 4 van de bijlage van dit besluit. 2.5. Samenstelling van de activa en kerncijfers 2.5.1. Samenstelling van de activa Dit onderdeel geeft de samenstelling van de activa op rapporteringsdatum weer, in de tabelvorm zoals hierna weergegeven, en met een onderscheid tussen : a) effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een hiermee gelijk te stellen markt van een staat die niet behoort tot de Europese Economische Ruimte;b) effecten en geldmarktinstrumenten die worden verhandeld op een andere secundaire markt, die gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is;c) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming met vermelding of deze rechten van deelneming al dan niet worden verhandeld op een gereglementeerde markt, een hiermee gelijk te stellen markt van een staat die niet behoort tot de Europese Economische Ruimte of een andere secundaire markt, die gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is;d) de in artikel 32, § 1, 4°, of artikel 45, § 1, 4° van het uitvoeringsbesluit bedoelde nieuw uitgegeven effecten;e) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die beantwoorden aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG met vermelding of deze instellingen al dan niet ingeschreven zijn bij de CBFA;f) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een variabel aantal rechten van deelneming die niet beantwoorden aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG met vermelding of deze instellingen al dan niet ingeschreven zijn bij de CBFA;g) deposito's en liquide middelen met vermelding van de entiteit waarbij de rekening werd geopend en de valuta van de rekening.Inzake de tegoeden op termijn wordt tevens de rentevoet en de vervaldag van de rekening vermeld. h) financiële derivaten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar gelang de derivaten al dan niet buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld met vermelding van de eventuele contractgrootte (lot-size) van deze derivaten;i) geldmarktinstrumenten bedoeld bij de artikelen 32, § 1, 9°, of artikel 45, § 1, 9° van het uitvoeringsbesluit;j) effecten en geldmarktinstrumenten bedoeld bij de artikelen 32, § 2, eerste lid, of artikel 45, § 2, eerste lid van het uitvoeringsbesluit. Inzake de obligaties, andere schuldinstrumenten en geldmarktinstrumenten wordt een verder onderscheid gemaakt in functie van de emittent : een Staat, een internationale instelling, een kredietinstelling, een privé-onderneming, ...; de instrumenten zoals de exchange trade funds, opals, Index-linked certificates, ... worden op opvallende wijze aangeduid in de portefeuille; de instellingen voor collectieve belegging met een variabel en vast aantal rechten van deelneming moeten worden geklasseerd in functie van de onderliggende activa (aandelen, obligaties, gemengd, monetaire, vastgoed, niet-genoteerde vennootschappen, index, ...).
De portefeuille van de activa wordt uitgesplitst volgens maatstaven die het best passen bij het beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging (bijvoorbeeld volgens economische of geografische criteria, naar valuta, enz.) en volgens procentueel aandeel in de portefeuille en de netto-activa; vermelding per voornoemd type van activa, van het aandeel daarvan in het totaal van de netto-activa van de instelling voor collectieve belegging. Inzake beleggingen in instellingen voor collectieve belegging met een variabel aantal rechten van deelneming wordt het procentueel aandeel in deze rechten van deelneming weergegeven (% in het bezit van de ICB).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder deze tabel worden de volgende gegevens opgenomen : - vermelding van de tegenpartijen van de swapcontracten (of vermelding van hun rating en mededeling van hun naam aan de CBFA); - de tabellen met de geografische en/of sectoriële spreiding en/of de spreiding per valuta van de portefeuille (in %), en dit in functie van het beleggingsbeleid van het compartiment. 2.5.2. Wijziging in de samenstelling van de activa Met uitzondering van de compartimenten bedoeld in de artikelen 46, § 3, tweede lid en 53 van het uitvoeringsbesluit, wordt in tabelvorm de omloopsnelheid en de gecorrigeerde omloopsnelheid van de portefeuille op halfjaarbasis en desgevallend op jaarbasis m.b.t. het afgelopen halfjaar of desgevallend boekjaar in de berekeningsmunt van de netto-inventariswaarde van het compartiment opgenomen, berekend zoals aangegeven in bijlage C, afdeling IV van het uitvoeringsbesluit. De bedragen in de tabellen zijn zonder kosten. Onderstaande tabel geeft de omloopsnelheid weer. Een gelijkaardige tabel wordt ingevoegd voor de gecorrigeerde omloopsnelheid.
Onder de tabellen wordt de volgende toelichting verschaft : - De volgende opmerking : « Een cijfer dat de 0 % benadert, impliceert dat de transacties met betrekking tot de effecten, respectievelijk met betrekking tot de activa met uitzondering van deposito's en liquide middelen tijdens een bepaalde periode uitsluitend in functie van de inschrijvingen en de terugbetalingen zijn uitgevoerd. Een negatief percentage toont aan dat de inschrijvingen en de terugbetalingen slechts weinig of, in voorkomend geval, helemaal geen transacties in de portefeuille teweeg hebben gebracht. »; - Bij een hoge omloopsnelheid wordt een verantwoording opgenomen; - Vermelding dat de gedetailleerde lijst van de tijdens het boekjaar of desgevallend halfjaaruitgevoerde transacties gratis kan worden ingekeken bij de vennootschap aangewezen overeenkomstig artikel 73, § 2 van de wet of overeenkomstig artikel 124, § 2 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.
De naam en zetel van deze vennootschap worden vermeld.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.5.3. Bedrag van de verplichtingen inzake financiële derivatenposities Dit punt vermeldt, per categorie van de in de artikelen 33 en 46 van het uitvoeringsbesluit bedoelde verrichtingen, het bedrag van de verplichtingen die hieruit voortvloeien; aanduiding wanneer deze verrichtingen werden verwezenlijkt. 2.5.4. Evolutie van het aantal inschrijvingen, terugbetalingen en van de netto-inventariswaarde Dit punt geeft in tabelvorm zoals hieronder weergegeven, een vergelijking over de laatste drie boekjaren of desgevallend de laatste twee boekjaren en het laatste halfjaar, met voor elk boekjaar, desgevallend halfjaar, het aantal rechten van deelneming in omloop aan het einde van het boekjaar, desgevallend halfjaar, de totale netto-inventariswaarde aan het einde van het boekjaar, desgevallend halfjaar en de netto-inventariswaarde per recht van deelneming aan het einde van het boekjaar, desgevallend halfjaar.
De tabel wordt in voorkomend geval, opgesteld per aandelenklasse.
Als de periode niet overeenstemt met een kalenderjaar, wordt dit uitdrukkelijk vermeld.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.5.5. Rendementen In dit onderdeel wordt het rendement weergegeven, zoals bedoeld in de bijlage B, afdeling II, 4. en de bijlage C, afdeling I van het uitvoeringsbesluit. 2.5.6. Kosten - Indien het compartiment ten minste een jaar eerder is gelanceerd, vermelding van een totale-kostenpercentage (TKP), berekend zoals aangegeven in bijlage C, afdeling III van het uitvoeringsbesluit.
Tevens worden alle kosten die niet in het TKP zijn verrekend, opgenomen waaronder voor zover gekend, de vermelding van de transactiekosten. - Vermelding van een eventuele toelichting met betrekking tot de exploitatiekosten. - Informatie, zoals bedoeld in de artikelen 61, § 4 en 62, § 3 van het uitvoeringsbesluit, over de regelingen waarbij bepaalde voordelen (soft commissions) worden toegekend en over de regeling voor het delen van vergoedingen (fee-sharing); 2.5.7. Toelichting bij de financiële staten en andere gegevens - Informatie met betrekking tot de inhoud van specifieke balansposten en posten van de resultatenrekening (andere vorderingen, andere schulden, kosten, ...). - Eventuele toelichting bij de resultaatverwerking. In voorkomend geval de toelichting zoals bedoeld in artikel 27, § 2, derde lid van dit besluit. - Een uitsplitsing van de voorzieningen voor risico's en kosten indien deze voorzieningen betrekking hebben op belangrijke bedragen. - Registratie op specifieke wijze van de buiten-beursverrichtingen, met uitzondering van publieke inschrijvingen op en van transacties in euro-obligaties, en de inschrijvingen op rechten van deelneming die anders dan in contanten werden gestort. Tevens worden de voornaamste modaliteiten van elk van deze verrichtingen vermeld, onder meer de prijs en de identiteit van de medecontractanten. - Voor een instelling voor collectieve belegging die een aanmerkelijk deel van haar activa belegt in andere instellingen voor collectieve belegging, vermelding van het maximumpercentage van de beheerkosten voor zowel de instelling voor collectieve belegging zelf als de instellingen voor collectieve belegging waarin ze belegt. - Voor compartimenten die beleggen in o.a. exchange trade funds, opals, index-linked certificates wordt een korte beschrijving van deze instrumenten en van hun onderliggende index opgenomen. Tevens wordt de procedure vermeld die moet worden gevolgd om de waarde en indien beschikbaar voor verspreiding, de samenstelling van deze index te kunnen raadplegen. - Voor compartimenten die rechtstreeks of onrechtstreeks beleggen in financiële derivaten op financiële indexen wordt een korte beschrijving van deze instrumenten en van hun onderliggende index opgenomen. Tevens wordt de procedure vermeld die moet worden gevolgd om de waarde en indien beschikbaar voor verspreiding, de samenstelling van deze index te kunnen raadplegen. - Toelichting met betrekking tot de verrichtingen zoals bedoeld in de artikelen 16 en 17 van dit besluit en in het bijzonder de toelichting zoals bedoeld in artikel 18 van het koninklijk besluit van 7 maart 2006 met betrekking tot effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging. - Informatie, zoals bedoeld in artikel 76, § 1 en 47, derde lid van de wet of artikel 9, tweede lid van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging. - In voorkomend geval, de toelichting overeenkomstig artikel 60, § 3, 3° van het uitvoeringsbesluit. - De bespreking van de verrichtingen zoals bedoeld in artikel 65 van het uitvoeringsbesluit of artikel 20 van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging. - Het beleid en de verantwoording zoals bedoeld in artikel 67, § 5 van de wet en artikel 67 van het uitvoeringsbesluit of artikel 21, § 2 van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging. - Indien de beleggingsvennootschap met toepassing van artikel 28, § 3, tweede lid van dit besluit geen vergelijkende cijfers opneemt, dient vermeld te worden dat het jaarverslag of het halfjaarlijks verslag met betrekking tot het voorgaande boekjaar respectievelijk het eerste halfjaar van het vorige boekjaar kosteloos kan verkregen worden bij de vennootschap aangewezen overeenkomstig artikel 73, § 2 van de wet of overeenkomstig artikel 124, § 2 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. De naam en zetel van deze vennootschap worden vermeld.
Deel 2 : Beleggingsvennootschappen zonder compartimenten, beleggingsvennootschappen met één compartiment en gemeenschappelijke beleggingsfondsen Dit deel omvat de inhoudsopgave voor beleggingsvennootschappen zonder comparti-menten, beleggingsvennootschappen met één compartiment en gemeenschappelijke beleggings-fondsen. Behoudens de gegevens vermeld onder punt 1, wordt voor de voorpagina en de inhoud van de verschillende onderdelen verwezen naar deel 1 van dit hoofdstuk. 1. Organisatie van de instelling voor collectieve belegging - De zetel van de beleggingsvennootschap. - De oprichtingsdatum van de instelling voor collectieve belegging.
Duur indien die beperkt is. - Raad van bestuur van de beleggingsvennootschap : de naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding of het toezicht op de dagelijkse leiding is toevertrouwd. - Type van beheer : zelfbeheerde beleggings-vennootschap of gemeenschappelijk beleggings-fonds/beleggingsvennootschap die overeen-komstig artikel 43, § 1 van de wet een beheervennootschap heeft aangesteld. In voorkomend geval vermelding van de volgende gegevens van de beheervennootschap van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of van de beleggingsvennootschap die overeenkomstig artikel 43, § 1 van de wet een beheervennootschap heeft aangesteld : naam, rechtsvorm en zetel van de vennootschap; raad van bestuur : naam en functie van de bestuurders en van de natuurlijke personen aan wie de effectieve leiding is toevertrouwd; de naam en het adres van de commissaris aangesteld overeenkomstig artikel 190 van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, aanduiding van de revisor die haar vertegenwoordigt. - Commissaris : de naam en het adres van de commissaris aangesteld overeenkomstig artikel 83, § 1, van de wet. Indien een erkende revisorenvennootschap als commissaris is aangesteld, aanduiding van de erkende revisor die haar vertegenwoordigt. - Financiële groep die de instelling voor collectieve belegging promoot. - Bewaarder : de naam, rechtsvorm en het adres in België van de bewaarder. - Financieel portefeuillebeheer : de naam, en desgevallend, de rechtsvorm en de zetel van de natuurlijke of rechtspersoon die de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° a) van de wet waarneemt. - Administratief en boekhoudkundig beheer : de naam, en desgevallend, de rechtsvorm en het adres in België van de natuurlijke of rechtspersoon die de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° b) van de wet waarneemt. - Financiële dienst : de naam, rechtsvorm en het adres in België van de vennootschap aangewezen overeenkomstig artikel 73, § 2 van de wet of overeenkomstig artikel 124, § 2 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. - Distributeurs : de naam van de tussenpersonen die gelast zijn met de uitvoering van de taak zoals bedoeld in artikel 3, 9° c) van de wet. - Vermelding van de aandelenklassen; korte omschrijving van de aandelenklassen. 2. Beheerverslag van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment 2.1. Lanceringsdatum en inschrijvingsprijs van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment 2.2. Beursnotering 2.3. Informatie aan de aandeelhouders 2.4. Algemeen overzicht van de markten 2.5. Doel en krachtlijnen van het beleggingsbeleid 2.6. Index en benchmark 2.7. Tijdens het boekjaar gevoerd beleid 2.8. Toekomstig beleid 2.9. Risicoklasse 3. Verslag van de commissaris 4.Balans 5. Resultatenrekening 6.Samenvatting van de boekings- en waarderingsregels 6.1. Samenvatting van de regels 6.2. Wisselkoersen 7. Samenstelling van de activa en kerncijfers 7.1. Samenstelling van de activa 7.2. Wijziging in de samenstelling van de activa 7.3. Bedrag van de verplichtingen inzake financiële derivatenposities 7.4. Evolutie van het aantal inschrijvingen, terugbetalingen en van de netto-inventariswaarde 7.5. Rendementen 7.6. Kosten 7.7. Toelichting bij de financiële staten en andere gegevens Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
Gegeven te Brussel, 10 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS