Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2005
gepubliceerd op 23 november 2005

Koninklijk besluit betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong2005/22955

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2005022955
pub.
23/11/2005
prom.
10/11/2005
ELI
eli/besluit/2005/11/10/2005022955/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong2005/22955


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 15 april 1965 en 27 mei 1997 en artikel 14, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 17 november 1998 en bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981, 27 mei 1997 en 17 november 1998;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in de landbouw-, tuinbouw en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999, en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, inzonderheid op artikel 2 en op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 maart 1956, 6 februari 1969, 19 september 1969, 6 september 1972, 16 mei 1980, 23 juli 1980, 10 december 1984 en 30 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1982, 12 augustus 1988, 30 december 1992, 12 maart 2000, 4 juli 2004 en 14 maart 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998, 18 maart 2002, 9 juni 2003 en 22 april 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 augustus 1996, 22 december 1998, 3 maart 1999, 28 september 1999, 20 juli 2000 en 9 juni 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 2003 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën;

Gelet op het ministerieel besluit van 19 juli 1956 aangaande de vergunning bedoeld bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 maart 1983 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 juni 1985;

Gelet op de verordening (EG) Nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001, houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, gewijzigd bij de verordeningen (EG) Nr. 1248/2001 van 22 juni 2001, (EG) Nr. 1326/2001 van 29 juni 2001, (EG) Nr. 270/2002 van 14 februari 2002, (EG) Nr. 1494/2002 van 21 augustus 2002, (EG) Nr. 260/2003 van 12 februari 2003, (EG) Nr. 650/2003 van 10 april 2003, (EG) Nr. 1128/2003 van 16 juni 2003, (EG) Nr. 1053/2003 van 19 juni 2003, (EG) Nr. 1139/2003 van 27 juni 2003, (EG) Nr. 1234/2003 van 10 juli 2003, (EG) Nr. 1809/2003 van 15 oktober 2003, (EG) Nr. 1915/2003 van 30 oktober 2003 en (EG) Nr. 2245/2003 van 19 december 2003;

Gelet op de verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, gewijzigd bij de verordening (EG) Nr. 1642/2003 van 22 juli 2003;

Gelet op de verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gewijzigd bij de verordening (EG) Nr. 808/2003 van 12 mei 2003;

Gelet op de verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;

Gelet op de verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 23 maart 2005 en 25 mei 2005;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 30 mei 2005;

Gelet op het advies nr. 38.800/1/V van de Raad van State, gegeven op 9 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° levensmiddelen van dierlijke oorsprong : vers vlees, vleesbereidingen, gehakt vlees, vleesproducten, andere behandelde producten van dierlijke oorsprong, verse visserijproducten, geheel of bewerkt, verwerkte visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren, levende mariene buikpotigen, slakken, kikkerbilletjes en eetbare delen van mariene zoogdieren en aquatische reptielen;2° andere behandelde producten van dierlijke oorsprong : vleesextracten, gesmolten dierlijke vetten, kanen, vleesmeel, zwoerd in poeder, gezouten of gedroogd bloed, gezouten of gedroogd bloedplasma en behandelde magen, blazen en darmen;3° wervelkolom : de wervelkolom aangewezen als gespecificeerd risicomateriaal bij verordening (EG) nr.999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën; 4° verkooppunt : bedrijfsruimte, vast of mobiel, permanent of tijdelijk, of het geheel daarvan, waarin of waar hoofdzakelijk of in bijkomende orde, detailhandel wordt uitgeoefend door een levensmiddelenbedrijf;5° ambulante handel : de detailhandel uitgeoefend in mobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten door een levensmiddelenbedrijf met inbegrip van de ambulante activiteiten waarvan sprake in artikel 2 van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten;6° vleeswinkel : winkel, pluimvee-, lagomorfen- en wildhandel, slagerij, slagerijafdeling van een supermarkt of ambulante handel, waar de detailhandel, met inbegrip van de be- of verwerking, in vers vlees, vleesbereidingen, gehakt vlees, vleesproducten en andere behandelde producten van dierlijke oorsprong wordt uitgeoefend;7° viswinkel : winkel, vishandel, visafdeling van een supermarkt of ambulante handel waar de detailhandel, met inbegrip van de be- of verwerking, in verse visserijproducten, geheel of bewerkt, verwerkte visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen wordt uitgeoefend;8° bijhorende werkplaats : het lokaal dat bij een vlees- of viswinkel behoort, waarin met het oog op de verkoop of de levering in deze vlees- of viswinkel, de be- en/of verwerking van levensmiddelen van dierlijke oorsprong alsook de opslag gebeuren;9° voedingswinkel : algemene voedingswinkel, afdeling algemene voeding van een supermarkt of ambulante voedingshandel, waar de detailhandel, met uitsluiting van de be- en/of verwerking, van levensmiddelen van dierlijke oorsprong die zijn voorverpakt overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen, plaatsvindt;10° Minister : de Minister die de volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft;11° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. § 2. Bovendien zijn van toepassing voor dit besluit de voorziene definities in : 1° de verordening (EG) Nr.178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden; 2° de verordening (EG) nr.1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten; 3° de verordening (EG) nr.852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne; 4° de verordening (EG) nr.853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

Art. 2.Dit besluit bepaalt de gezondheidsvoorwaarden die van toepassing zijn in de verkooppunten waar detailhandel van levensmiddelen van dierlijke oorsprong plaatsvindt. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 3.§ 1. De verkooppunten mogen zich in levensmiddelen van dierlijke oorsprong enkel bevoorraden bij inrichtingen die, overeenkomstig de bepalingen van verordening (EG) 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, erkend zijn. § 2. In afwijking van § 1 mogen de verkooppunten zich bevoorraden in levensmiddelen van dierlijke oorsprong bij andere verkooppunten, voor zover wordt voldaan aan de in hoofdstuk VIII vastgestelde voorwaarden.

Art. 4.De detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong die niet zijn voorverpakt overeenkomstig het voornoemd koninklijk besluit van 13 september 1999, is verboden in automaten.

Art. 5.§ 1. Detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong mag alleen plaatsvinden in verkooppunten die beschikken over uitrustingen of voorzieningen die uitsluitend daartoe bestemd zijn en voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de oppervlakte van de verkooppunten moet in verhouding staan met de omvang van de activiteit, zodat de handel gemakkelijk en hygiënisch kan gebeuren;2° het aantal en de grootte van de uitrustingen of voorzieningen moeten in verhouding staan met de omvang van de activiteit, zodat de handel gemakkelijk en hygiënisch kan gebeuren en zodat kruisbesmetting wordt voorkomen;3° er moeten voldoende wasbakken voor het reinigen van de handen aanwezig zijn in de lokalen, deze moeten voorzien zijn van warm en koud stromend drinkbaar water en van middelen voor het hygiënisch reinigen en drogen van de handen;4° in de ruimten bestemd voor de verkoop moet verpakkingsmateriaal voorhanden zijn dat het mogelijk maakt de levensmiddelen van dierlijke oorsprong op een hygiënische manier te voorzien van een onmiddellijke verpakking voor de overhandiging aan de eindverbruiker.Deze voorwaarde is niet van toepassing in geval van detailhandel in voorverpakte voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong zoals bedoeld in voornoemd koninklijk besluit van 13 september 1999. § 2. Indien de levensmiddelen van dierlijke oorsprong in de verkooppunten worden uitgestald voor verkoop of levering aan de eindverbruiker, moeten de volgende voorwaarden eveneens gerespecteerd worden : 1° de verkooppunten moeten beschikken over uitsluitend daartoe bestemde uitstalkasten of toonbanken die : a) in voorkomend geval, voldoende afhellen om een doeltreffende afloop van vloeistoffen mogelijk te maken;b) zodanig zijn dat de producten beschut zijn tegen de zon, bevuiling, contact en manipulaties van het publiek;c) ervoor zorgen dat de temperatuur bedoeld in artikel 9 wordt gehandhaafd;d) indien de levensmiddelen van dierlijke oorsprong gekoeld moeten bewaard worden, uitgerust zijn met een thermometer die zichtbaar is voor het publiek;2° gedroogde levensmiddelen van dierlijke oorsprong die bij omgevingstemperatuur microbiologisch stabiel zijn, mogen bij omgevingstemperatuur worden opgehangen aan haken in roestvrij materiaal, indien deze niet door het publiek kunnen aangeraakt worden.

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen, moet de exploitant van een verkooppunt beschikken over een registratiesysteem waarin, bij het binnenbrengen van de levensmiddelen van dierlijke oorsprong, iedere zending wordt ingebracht met vermelding van de ontvangstdatum, de aard, de identificatie en het gewicht, desgevallend het serienummer van het begeleidend handelsdocument of van het certificaat, alsook de naam van de inrichting van herkomst.

Dit registratiesysteem kan bestaan uit een geschreven register, een informaticasysteem, een chronologische rangschikking van begeleidende handelsdocumenten of een combinatie hiervan.

Bovendien dient het vlees van runderen te worden geregistreerd met vermelding van het referentienummer of de referentiecode, zoals bedoeld in artikel 13, 2., a), van verordening (EG) Nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten.

Het registratiesysteem moet ter beschikking zijn van het Agentschap en moet ter plaatse worden bewaard overeenkomstig artikel 11 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen. § 2. De Minister kan de bepalingen met betrekking tot het registratiesysteem vaststellen.

Art. 7.In verkooppunten is er een verbod op het binnenbrengen, het aanhouden van en het bedrijven van de detailhandel in : 1° vers vlees of verse visserijproducten die niet geschikt werden verklaard voor menselijke consumptie via keuring of officiële controle, of die niet werden toegelaten bij invoer;2° vlees met een merk dat aangeeft dat het bestemd is voor de exclusieve behoeften van het gezin van de eigenaar, met uitzondering, in de daartoe gemachtigde verkooppunten, van dat waarvoor de verwijdering van de wervelkolom wordt opgelegd bij de bovenvermelde verordening (EG) nr.999/2001 van 22 mei 2001. Na uitbenen en versnijden mag dit vlees niet in de handel worden gebracht en moet het rechtstreeks naar de woning van de eigenaar worden vervoerd; 3° vlees van runderen, schapen en geiten waaruit het gespecificeerd risicomateriaal niet vooraf werd verwijderd in overeenstemming met hetgeen bepaald is in voornoemde verordening (EG) nr.999/2001 van 22 mei 2001.

Art. 8.In de verkooppunten worden levensmiddelen van dierlijke oorsprong die bedorven, ontaard, schadelijk of schadelijk verklaard zijn, onmiddellijk gedenatureerd en ondergebracht in recipiënten die uitsluitend worden gebruikt voor niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en die zo zijn ontworpen en gesitueerd dat elke besmetting of verontreiniging van de levensmiddelen wordt voorkomen.

De Minister bepaalt de stoffen die mogen worden gebruikt voor deze denaturatie.

Wanneer niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten op het einde van de werkdag niet zijn opgehaald, worden zij, tot wanneer ze door een erkend ophaler worden opgehaald, gekoeld bewaard, bij een omgevingstemperatuur van maximaal 10 C°.

De recipiënten moeten lekvrij zijn, hermetisch sluiten en ontoegankelijk zijn voor onbevoegden. Naargelang het materiaal moet één van de volgende vermeldingen er duidelijk op zijn aangebracht : 1° voor materiaal van categorie 3, de woorden « Categorie 3 - Niet voor menselijke consumptie »;2° voor materiaal van categorie 2, de woorden « Categorie 2 - Niet voor dierlijke consumptie »;3° voor materiaal van categorie 1, de woorden « Categorie 1 - Uitsluitend geschikt voor verwijdering ». De recipiënten die voor dierlijke bijproducten bestemd zijn moeten duidelijk identificeerbaar zijn naargelang de risicocategorie van de dierlijke bijproducten die zij bevatten. Dit door middel van een specifieke kleur : - ofwel moet de recipiënt zelf een bepaalde kleur hebben; - ofwel moet het etiket waarop de risicocategorie vermeld wordt van een bepaalde kleur zijn; - ofwel moet de recipiënt voorzien zijn van een zelfklevende band van een bepaalde kleur.

De recipiënten moeten uitsluitend voor die risicocategorie bestemd zijn.

In de vleeswinkels waar materiaal van categorie 1 wordt voortgebracht, moeten alle in het verkooppunt voortgebrachte dierlijke bijproducten, zoals beenderen, vet en afval van het opmaken samen met het gespecificeerd risicomateriaal worden verzameld en opgeslagen in dezelfde recipiënten bestemd voor materiaal van categorie 1. Alle aldus verzamelde dierlijke bijproducten moeten als categorie 1-materiaal worden behandeld.

Art. 9.§ 1. In alle stadia van de detailhandel mogen levensmiddelen van dierlijke oorsprong die gekoeld of bij omgevingstemperatuur moeten bewaard worden, slechts in de handel worden gebracht indien de volgende maximale inwendige temperaturen op ieder moment worden gerespecteerd : 1° voor gekoeld vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, gekweekte wilde hoefdieren en grof vrij wild : + 7 °C;2° voor gekoeld vers slachtafval van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, gekweekt wild, vrij wild, pluimvee en lagomorfen : + 4 °C;3° voor gekoeld vers vlees van pluimvee, gekweekte loopvogels, lagomorfen en klein vrij wild : + 4 °C;4° voor diepgevroren vlees : - 18 °C;5° voor vleesproducten : + 7 °C, tenzij : - de exploitant van een inrichting erkend overeenkomstig de voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004 een hogere temperatuur op de verpakking vermeldt.In dit geval wordt deze temperatuur aanvaard; - het gaat om gedroogde producten die bij omgevingstemperatuur microbiologisch stabiel zijn; - het gaat om vleesconserven in hermetisch gesloten recipiënten die bij omgevingstemperatuur langer dan achttien maanden houdbaar zijn in microbiologische zin.

In beide laatste gevallen wordt de omgevingstemperatuur aanvaard; 6° voor gehakt vlees en vleesbereidingen : - onder gekoelde vorm : + 4 °C; - onder diepgevroren vorm : - 18 °C; 7° andere behandelde producten van dierlijke oorsprong : temperatuur aangegeven door de exploitant van de inrichting van herkomst, erkend overeenkomstig de voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004;8° levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen : temperatuur die geen negatief effect heeft op de voedselveiligheid en de overleving;9° levend bewaarde visserijproducten moeten worden gehouden in aquariums bij een temperatuur en op een manier die geen negatief effect hebben op de voedselveiligheid en de overleving;10° verse visserijproducten, geheel of bewerkt, verse slakken en kikkerbilletjes, verse eetbare delen van mariene zoogdieren en aquatische reptielen alsook producten van gekookte en gekoelde schaaldieren en weekdieren : op temperatuur welke die van smeltend ijs benadert met een maximum van + 4 °C;11° diepgevroren visserijproducten, slakken, kikkerbilletjes, eetbare delen van mariene zoogdieren en aquatische reptielen : - 18 C°;12° verwerkte visserijproducten, verwerkte producten van slakken, kikkerbilletjes, eetbare delen van mariene zoogdieren en aquatische reptielen : + 4 °C, tenzij : - de exploitant van een inrichting erkend overeenkomstig de voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004 een hogere temperatuur op de verpakking vermeldt.In dit geval wordt deze temperatuur aanvaard; - het gaat om gedroogde producten die bij omgevingstemperatuur microbiologisch stabiel zijn; - het gaat om conserven in hermetisch gesloten recipiënten die bij omgevingstemperatuur langer dan achttien maanden houdbaar zijn in microbiologische zin.

In beide laatste gevallen wordt de omgevingstemperatuur aanvaard. § 2. In alle stadia van de detailhandel mogen levensmiddelen van dierlijke oorsprong die warm bewaard of afgeleverd worden, slechts in de handel gebracht worden indien een inwendige temperatuur van ten minste + 65 °C op elk ogenblik wordt gerespecteerd.

Indien deze levensmiddelen niet warm worden verhandeld, moeten deze onderworpen worden aan een snelle afkoeling en bewaard worden bij een temperatuur van + 4 °C maximum, tot ze terug opgewarmd worden. § 3. Wanneer door de exploitant van een inrichting erkend overeenkomstig de voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004 echter een lagere temperatuur wordt vermeld op de verpakking van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, dient deze gerespecteerd te worden.

Art. 10.In de verkooppunten is de detailhandel van levensmiddelen van dierlijke oorsprong die warm worden afgeleverd aan de eindverbruiker, toegelaten op voorwaarde dat : 1° een afgescheiden ruimte is voorzien voor deze activiteiten.Indien deze activiteit beperkt is, kan deze ruimte vervangen worden door een uitstalkast voor het te koop stellen van de levensmiddelen; 2° de levensmiddelen worden ondergebracht in een voorziening die de vereiste temperatuur kan handhaven.

Art. 11.Het vervoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door de exploitant van een verkooppunt mag enkel gebeuren mits aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de binnenwanden van de vervoermiddelen, recipiënten en alle andere delen die met levensmiddelen van dierlijke oorsprong in aanraking kunnen komen, moeten onbeschadigd zijn en uit corrosiebestendig materiaal bestaan en mogen de organoleptische eigenschappen van de levensmiddelen van dierlijke oorsprong niet kunnen aantasten, noch deze verontreinigen, noch deze voor de gezondheid van de mens schadelijk maken.Ze moeten glad zijn en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten; 2° de ruimten in vervoermiddelen en recipiënten mogen niet worden gebruikt voor vervoer van andere goederen indien dit tot verontreiniging van de levensmiddelen van dierlijke oorsprong kan leiden;3° in vervoermiddelen en/of recipiënten die tegelijkertijd worden gebruikt voor het vervoer van andere producten dan levensmiddelen of voor het vervoer van verschillende levensmiddelen tegelijk, moeten de producten afdoende van elkaar gescheiden zijn, zodat verontreiniging of kruiscontaminatie wordt voorkomen;4° de vervoermiddelen, recipiënten en alle andere delen die in aanraking kunnen komen met de levensmiddelen van dierlijke oorsprong dienen zorgvuldig te worden onderhouden, gereinigd en ontsmet;5° de levensmiddelen van dierlijke oorsprong moeten voorzien zijn van een onmiddellijke verpakking tenzij ze op dragers geplaatst worden of worden opgehangen zonder met de vloer in aanraking te komen;6° de vervoermiddelen of de recipiënten moeten zodanig uitgerust zijn dat de temperaturen bedoeld in artikel 9 gerespecteerd zijn;7° gedurende het vervoer moeten levensmiddelen van dierlijke oorsprong vergezeld gaan van een begeleidend handelsdocument opgesteld door de inrichting van verzending, overeenkomstig de voorwaarden vermeld in het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen of de voorwaarden vermeld in artikel 25, § 1, 4°, van dit besluit;8° in afwijking van hetgeen bepaald in punt 7° is het begeleidend handelsdocument niet vereist in geval van thuislevering aan de eindverbruiker van levensmiddelen van dierlijke oorsprong door de exploitant van een verkooppunt.

Art. 12.Gehakt vlees en vleesbereidingen, die gehakt vlees van pluimvee bevatten, mogen slechts worden afgeleverd aan de eindverbruiker indien er op de onmiddellijke verpakking duidelijk vermeld wordt dat deze producten moeten worden verhit voor consumptie.

Art. 13.In verkooppunten waar verse visserijproducten gehanteerd en bewerkt worden, moeten deze door de exploitant aan een visuele controle worden onderworpen voor de opsporing en verwijdering van zichtbare parasieten. Visserijproducten die duidelijk drager zijn van parasieten mogen niet voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht. HOOFDSTUK III. - Vleeswinkels

Art. 14.In vleeswinkels mag de detailhandel in vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen, vleesproducten en andere behandelde producten van dierlijke oorsprong, alleen plaatsvinden in de uitsluitend daartoe bestemde ruimten of lokalen en met inachtneming van de volgende voorwaarden : 1° de lokalen of de ruimten mogen alleen worden gebruikt voor de detailhandel van de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong;2° de lokalen of de ruimten moeten ten minste voorzien zijn van een koelinstallatie die uitsluitend bestemd is voor het bewaren van de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong.Indien deze echter voorzien zijn van een onmiddellijke verpakking, mogen ze samen met andere levensmiddelen worden opgeslagen, op voorwaarde dat kruiscontaminatie wordt voorkomen. In de koelinstallaties moeten de toebehoren en werktuigen verwijderbaar zijn, het gebruik van hout is er verboden; 3° het be- en/of verwerken van voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet gebeuren in de bijhorende werkplaats.Evenwel, op aanvraag en/of in aanwezigheid van de koper, mag het uitbenen, versnijden en hakken gebeuren achter de toonbank; 4° het te koop stellen en het verkopen van voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet zo gebeuren dat kruisbesmetting wordt voorkomen;5° indien ze niet zijn opgehangen, moeten voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong op gerei of in recipiënten uit schoon, ondoordringbaar, glad, afwasbaar, corrosiebestendig en niet-toxisch materiaal worden gelegd;6° de detailhandel van gehele stukken klein vrij wild waarvan de ingewanden niet zijn verwijderd, moet gebeuren in afgescheiden uitstalkasten of toonbanken, zodanig dat besmetting van de andere voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong steeds wordt voorkomen;7° de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong mogen niet buiten het lokaal worden uitgestald of te koop gesteld, tenzij het gaat om een gesloten kast waartoe het publiek geen toegang heeft en die toelaat dat de temperaturen bedoeld in artikel 9 gerespecteerd worden.

Art. 15.De productie van gehakt vlees is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° het moet verkregen zijn uit skeletspieren en naastliggend vetweefsel met uitzondering van : - vlees van de kop, van de hartspieren, van het niet uit spier bestaande deel van de witte lijn alsook van vlees uit de omgeving van het voorkniegewricht en spronggewricht, - vleesresten die van de beenderen zijn geschraapt, - separatorvlees;2° tijdens de productie mag de temperatuur van het vlees maximum 4 °C bedragen; Gehakt vlees en vleesbereidingen die gehakt vlees bevatten, mogen niet langer dan 48 uur na productie te koop worden gesteld.

Art. 16.§ 1. In afwijking van hetgeen bepaald is in artikel 7, 3°, mag het vlees van runderen van meer dan twaalf maand, waaraan nog delen van de wervelkolom vastzitten, worden binnengebracht in vleeswinkels die in het bezit zijn van de bijzondere vergunning bedoeld in artikel 8, § 5, van het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar levensmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden. § 2. Het in § 1 bedoelde vlees mag alleen worden verkocht of met het oog op verkoop worden uitgestald indien de wervelkolom vooraf in de bijhorende werkplaats werd verwijderd. § 3. Bij het verwijderen van de wervelkolom dient de exploitant : 1° in het registratiesysteem bedoeld in artikel 6, vers rundvlees waaraan nog delen van de wervelkolom vastzitten te registreren met vermelding van het aantal runderkarkassen of delen daarvan, waarvan de wervelkolom moet worden verwijderd en het aantal runderkarkassen of delen daarvan, waarbij dit niet hoeft te gebeuren;2° een hygiënische werkwijze te garanderen om zoveel mogelijk besmetting met gespecificeerd risicomateriaal van vlees, werktuigen, uitrusting, lokalen en personen te beperken;daartoe baseert hij zich op de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad voor de bescherming van het personeel dat gespecificeerd risicomateriaal behandelt, waarvan een exemplaar aanwezig is in de vleeswinkel; 3° alle dierlijke bijproducten bedoeld in verordening (EG) Nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, met name beenderen, vetten, afval van de opmaak en de wervelkolom te verzamelen en op te slaan in uitsluitend daartoe bestemde recipiënten; het geheel van de aldus verzamelde dierlijke bijproducten wordt behandeld als niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten van categorie 1 in de zin van voornoemde verordening (EG) Nr. 1774/2002 van 3 oktober 2002.

Art. 17.In afwijking van hetgeen bepaald in artikel 14, 1°, is in vleeswinkels gelijktijdige detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 14 en detailhandel in andere levensmiddelen en/of andere goederen dan levensmiddelen toegestaan op voorwaarde dat : 1° de verkoop en de uitstalling van levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 14 plaatsvindt in afgescheiden ruimten;2° de levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 14 worden bewaard, behandeld en te koop gesteld op een hygiënische wijze zodat contaminatie door de andere producten vermeden wordt. HOOFDSTUK IV. - Viswinkels

Art. 18.In viswinkels mag de detailhandel in verse visserijproducten, geheel of bewerkt, verwerkte visserijproducten, levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen, alleen plaatsvinden in uitsluitend daartoe bestemde ruimten of lokalen en met inachtneming van de volgende voorwaarden : 1° de lokalen of de ruimten mogen uitsluitend worden gebruikt voor de detailhandel in de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong;2° de lokalen of de ruimten moeten beschikken over een ijsbak met een voldoende hoeveelheid ijs en voorzien van een afvloeisysteem, of een koelinstallatie die uitsluitend bestemd is voor het bewaren van de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong.Indien deze echter voorzien zijn van een onmiddellijke verpakking mogen ze samen met andere levensmiddelen worden opgeslagen, op voorwaarde dat kruiscontaminatie wordt voorkomen. In de koelinstallaties moeten de toebehoren en werktuigen verwijderbaar zijn, het gebruik van hout is er verboden; 3° het be- en/of verwerken van voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet gebeuren in de bijhorende werkplaats.Evenwel, op aanvraag en/of in aanwezigheid van de koper mag het fileren, in moten verdelen en hakken achter de toonbank gebeuren; 4° de toonbanken moeten voldoende afhellen om een doeltreffende afloop van vloeistoffen mogelijk te maken;5° het te koop stellen en het verkopen van voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong moet gebeuren in afgescheiden ruimten;6° indien ze niet zijn opgehangen, moeten voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong op gerei of in recipiënten uit schoon, ondoordringbaar, glad, afwasbaar, corrosiebestendig en niet-toxisch materiaal worden gelegd;7° de voornoemde levensmiddelen van dierlijke oorsprong mogen niet buiten het lokaal uitgestald of te koop gesteld worden.

Art. 19.In afwijking van hetgeen bepaald in artikel 18, 1°, is in viswinkels gelijktijdige detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 18 en detailhandel in andere levensmiddelen en/of andere goederen dan levensmiddelen toegestaan op voorwaarde dat : 1° de verkoop van levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 18 plaatsvindt in afgescheiden ruimten;2° de levensmiddelen van dierlijke oorsprong bedoeld in artikel 18 worden bewaard, behandeld en te koop gesteld op een hygiënische wijze zodat contaminatie door de andere producten wordt vermeden. HOOFDSTUK V. - De voedingswinkels

Art. 20.De detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong mag in voedingswinkels alleen plaatsvinden indien de volgende voorwaarden worden nageleefd : 1° een afgescheiden ruimte die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5 is uitsluitend bestemd voor deze activiteit.Indien deze activiteit beperkt is, kan deze ruimte vervangen worden door een uitstalkast of toonbank voor het te koop stellen van de levensmiddelen van dierlijke oorsprong; 2° het te koop stellen moet desgevallend gebeuren in een koelvoorziening uit geschikt materiaal en uitsluitend bestemd voor deze activiteit;

Art. 21.§ 1. De levensmiddelen van dierlijke oorsprong moeten in hun oorspronkelijke verpakking aan de eindverbruiker afgeleverd worden.

Deze verpakking mag in geen geval geopend zijn. § 2. In afwijking van hetgeen bepaald is in § 1, mogen vleesproducten en verwerkte visserijproducten, waarvan de oorspronkelijke verpakking werd geopend, opgesplitst of na bewerking aan de eindverbruiker worden geleverd mits bewaren van het etiket van de oorspronkelijke verpakking tot het betrokken levensmiddel volledig verkocht is. HOOFDSTUK VI. - De ambulante handel

Art. 22.De ambulante handel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong mag alleen gebeuren door middel van een uitsluitend voor dat doel bestemd voertuig dat daartoe speciaal is ingericht. Dat voertuig, waarvan de grootte dient te beantwoorden aan de behoeften, moet de volgende kenmerken vertonen : 1° de wanden en het dak moeten stevig zijn, de binnenkant van de vloer, de wanden en het dak moeten vervaardigd zijn uit of bekleed zijn met hard, glad, ondoordringbaar, afwasbaar en niet-toxisch materiaal;2° de zijden die open zijn voor het publiek moeten voorzien zijn van een schut zodat de waren beschut zijn van manipulaties door de kopers, van stof, zonlicht en verontreiniging van buiten uit.Het bovenste deel van dat schut moet zich op ten minste 1,50 m van de grond bevinden, dit mag niet als toonbank worden gebruikt; 3° het voertuig moet uitgerust zijn met voorzieningen waarin de levensmiddelen van dierlijke oorsprong de temperatuur behouden bedoeld in artikel 9;4° de ophangstaven en -haken mogen niet langs de gedeelten die open zijn voor het publiek worden geplaatst.

Art. 23.De vaste voorzieningen gebruikt voor de ambulante handel moeten voldoen aan de gezondheidsvoorwaarden inzake installatie die zijn vastgelegd in artikel 22 betreffende de mobiele voorzieningen.

Indien de vaste voorziening is geïnstalleerd in een overdekte ruimte voorzien van zijwanden, zijn de eisen met betrekking tot het dak niet van toepassing. HOOFDSTUK VII. - De bijhorende werkplaatsen

Art. 24.§ 1. De detailhandel in levensmiddelen van dierlijke oorsprong mag in vleeswinkels en viswinkels alleen plaatsvinden als de winkel een bijhorende werkplaats omvat.

Behalve de be- en/of verwerkingen die op verzoek en/of in aanwezigheid van de koper kunnen worden uitgevoerd, mogen de be- en/of verwerkingsverrichtingen alleen plaatsvinden in de bijhorende werkplaats. § 2. De bijhorende werkplaats voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° met uitzondering van de ambulante handel, moet het lokaal rechtstreeks in verbinding staan met het verkooplokaal.Deze bepaling is echter niet van toepassing op vleeswinkels en viswinkels die niet beschikken over een directe verbinding tussen het verkooplokaal en de bijhorende werkplaats op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. In die dergelijke gevallen moeten passende maatregelen worden genomen zodat het overbrengen van de levensmiddelen van dierlijke oorsprong kan gebeuren zonder risico op vervuiling; 2° alleen producten, machines, werktuigen en instrumenten die gebruikt worden bij de manipulatie en de be- en/of verwerking van levensmiddelen van dierlijke oorsprong mogen er voorkomen;3° het lokaal mag slechts gebruikt worden voor de bevoorrading van de vlees - of viswinkel waarbij dit behoort, behalve als de voorwaarden van hoofdstuk VIII gerespecteerd worden;4° er moeten gepaste voorzieningen aanwezig zijn om de dampen, rook en uitwasemingen die mogelijks kunnen voortkomen uit bereidingsverrichtingen te evacueren. Indien de bijhorende werkplaats grenst aan een inrichting die, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004 erkend is, dan mogen deze werkplaats en de lokalen van de erkende inrichting niet zodanig met elkaar verbonden zijn waardoor levensmiddelen van dierlijke oorsprong uit de bijhorende werkplaats terug zouden kunnen terechtkomen in de lokalen van de erkende inrichting. HOOFDSTUK VIII. - Levering tussen verkooppunten

Art. 25.§ 1. Een vleeswinkel of viswinkel mag andere verkooppunten bevoorraden mits de volgende voorwaarden worden nageleefd : 1° de per jaar aan andere verkooppunten geleverde hoeveelheid mag, in gewicht, niet meer dan 30 % uitmaken van de totale jaarproductie van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, alle producties samen, met een maximum van 800 kg per week;2° de bevoorrade verkooppunten zijn uitsluitend gevestigd binnen een straal van 80 km;3° naast het in artikel 6 bedoelde registratiesysteem, beschikt de exploitant over een registratiesysteem, overeenkomstig het bovenvermelde koninklijk besluit van 14 november 2003, waarin elke verzending wordt ingebracht met vermelding van de leveringsdatum, de aard, de identificatie en het gewicht, het serienummer van het begeleidend handelsdocument en de naam of handelsnaam van het bevoorrade verkooppunt;de Minister kan de bepalingen met betrekking tot het registratiesysteem vaststellen; 4° tijdens het vervoer van het verkooppunt van productie naar het bevoorrade verkooppunt dienen de levensmiddelen van dierlijke oorsprong te worden vergezeld van een begeleidend handelsdocument dat tenminste melding maakt van de naam of handelsnaam van het verkooppunt van productie, de naam of handelsnaam van het bevoorrade verkooppunt, de leveringsdatum, de aard, de identificatie en het gewicht en een serienummer. § 2. In het verkooppunt bevoorraad door een vlees- of viswinkel, mogen deze levensmiddelen van dierlijke oorsprong alleen ter plaatse en aan de eindverbruiker worden geleverd of verkocht; § 3. Distributiecentra voor supermarkten en groothandelsbedrijven die levensmiddelen van dierlijke oorsprong verhandelen en die, voor wat levensmiddelen van dierlijke oorsprong betreft, uitsluitend handelingen verrichten met betrekking tot vervoer en/of opslag, moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, 3° en 4°. Zij dienen bovendien op elk ogenblik de specifieke temperatuursvoorschriften van bijlage III van voornoemde verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004 te respecteren. HOOFDSTUK IX. - Strafbepalingen

Art. 26.§ 1. De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen. § 2. De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wetten van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de levensmiddelen en andere producten. HOOFDSTUK X. - Wijzigingsbepalingen

Art. 27.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende het vervoer van vers vlees, vleesproducten en vleesbereidingen, wordt § 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998, vervangen door de volgende bepaling : « § 6. Dit besluit is niet van toepassing op het vervoer door de exploitant van een verkooppunt bedoeld in artikel 1, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong. »

Art. 28.In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt § 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998, vervangen door de volgende bepaling : « § 5. Vetweefsels en beenderen die worden opgehaald in verkooppunten bedoeld in artikel 1, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong en die bestemd zijn voor de vervaardiging van gesmolten dierlijke vetten, moeten aan bevredigende hygiënische voorwaarden voldoen en van een verpakking zijn voorzien. »

Art. 29.In artikel 8bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998 en 9 juni 2003, worden de woorden « , ongeacht of het om een inrichting of een kleinhandel gaat » geschrapt.

Art. 30.Artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2003, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 11.Hij die het vlees vervoert dient de handelsdocumenten, attesten en vervoersdocumenten bedoeld in de artikelen 7 en 8 te tonen telkens wanneer hij daarom wordt verzocht en ze aan de exploitant van de inrichting of het verkooppunt, bedoeld in artikel 1, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong, van bestemming ter hand te stellen.

Deze exploitant bewaart ze ter plaatse ten minste gedurende twee jaar nadat het vlees zijn inrichting heeft verlaten. ».

Art. 31.Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 1998 en van 18 maart 2002, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 12.Op voorwaarde dat de temperatuur, voorgeschreven in artikel 5, § 1, gerespecteerd blijft en dat elke verontreiniging of besmetting of aantasting van de organoleptische kwaliteit voorkomen wordt, geldt de volgende afwijking : voor de vervoermiddelen waarvan het volume niet meer dan 1,6 m3 bedraagt, zijn de bepalingen vervat in artikel 2, sub 2°, 3° en 6°, in artikel 5, § 3 en in artikel 6, § 4, 1°, niet van toepassing.

In dit geval moeten het vers vlees, de vleesproducten en de vleesbereidingen die niet zijn opgehangen, worden voorzien van minstens een onmiddellijke verpakking en in recipiënten of op dragers worden geplaatst of worden voorzien van een verpakking. ».

Art. 32.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 2° wordt als volgt aangevuld : « of indien er vlees of producten die vlees bevatten in de handel gebracht worden.». 2° de bepaling onder 5°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° de melkinrichtingen bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 maart 1994 betreffende de erkenning van melkinrichtingen en kopers;».

Art. 33.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2003, wordt punt 3 geschrapt.

Art. 34.Artikel 5bis van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 5bis.Voor de vleeswinkels en bijhorende werkplaatsen, bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong, die vlees van runderen van meer dan 12 maand waaraan nog delen van de wervelkolom vastzitten binnenbrengen, moet de in artikel 5 bedoelde aanvraag bovendien de uitdrukkelijke aanvraag tot verwijdering van de wervelkolom, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong, vermelden. ».

Art. 35.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt § 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2003, vervangen door de volgende bepaling : « § 5. Voor de vleeswinkels en bijhorende werkplaatsen bedoeld in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende de detailhandel in bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong, vermeldt de verleende vergunning uitdrukkelijk of de inrichting ertoe gemachtigd is de wervelkolom te verwijderen bij runderen zoals bedoeld in voornoemde verordening (EG) nr. 999/2001 van 22 mei 2001.

In afwijking van het in § 3 bepaalde, geldt de eerste bijzondere vergunning tot de datum waarop de in § 1 bedoelde vergunning van de inrichting verstrijkt. » HOOFDSTUK XI. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 36.Worden opgeheven en vervangen door dit besluit : 1° het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen;2° artikel 31 en hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 30 april 1976 betreffende de keuring van en de handel in vis;3° het koninklijk besluit van 9 juni 2003 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën;4° het ministerieel besluit van 19 juli 1956 aangaande de vergunning bedoeld bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen;5° het ministerieel besluit van 18 maart 1983 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 december 1955 betreffende de vleeswinkels en de daarbij behorende bereidingswerkplaatsen.

Art. 37.Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^