gepubliceerd op 23 november 2001
Koninklijk besluit tot verruiming van het toepassingsgebied van afdeling 6 - Toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot verruiming van het toepassingsgebied van afdeling 6 - Toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op de artikelen 108, § 1, § 2 en § 4, 1° en 2°, en 111, gewijzigd bij de wet van 10 juni 1993 en bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de toekenning van betaald educatief verlof aan deeltijdse werknemers, welke expliciet opgenomen werd in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, niet meer van toepassing is sinds 31 augustus 2001 en dat dit recht verzekerd moet blijven vanaf 1 september 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De toepassing van afdeling 6 - Toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, wordt verruimd tot de werknemers die deeltijds tewerkgesteld zijn, zoals bepaald in § 2. § 2. Onder werknemers die deeltijds tewerkgesteld zijn dient verstaan te worden: 1° de werknemers die ten minste 4/5 tijds tewerkgesteld zijn en die een opleiding volgen bedoeld in artikel 109 van voornoemde wet van 22 januari 1985;2° de werknemers die deeltijds tewerkgesteld zijn op basis van een variabel uurrooster in de zin van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en die een opleiding volgen bedoeld in artikel 109 van voornoemde wet van 22 januari 1985;3° de werknemers die met een vast uurrooster ten minste halftijds en minder dan 4/5 tijds tewerkgesteld zijn en die tijdens de werkuren een opleiding volgen bedoeld in artikel 109, § 1, van voornoemde wet van 22 januari 1985.
Art. 2.De deeltijdse werknemers kunnen het voordeel van het betaald educatief verlof genieten tijdens de uren waarop zij gewoonlijk zijn tewerkgesteld en dit in verhouding tot de wekelijkse arbeidstijd vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst of van toepassing in het bedrijf.
Wanneer het aantal effectief gevolgde cursusuren niet de maxima overschrijden die zijn vastgesteld bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 tot wijziging, ondermeer van artikel 111 van de herstelwet van 22 januari 1985, moet, voor de vaststelling van het aantal toe te kennen uren betaald educatief verlof, het aantal effectief gevolgde cursusuren worden vermenigvuldigd met de breuk waarvan de teller overeenstemt met de wekelijkse deeltijdse tewerkstelling en de noemer met de voltijdse tewerkstelling in de onderneming of, bij ontstentenis, in de bedrijfssector.
Art. 3.Wanneer het aantal effectief gevolgde cursusuren hoger ligt dan de bovenvermelde maxima, wordt het aantal toe te kennen uren betaald educatief verlof vastgesteld door die maxima te vermenigvuldigen met de in artikel 2, tweede lid, bepaalde breuk.
Art. 4.Voor de werknemers die tijdens het betrokken schooljaar afwisselend voltijds en deeltijds werken, wordt het aantal uren betaald educatief verlof berekend in verhouding tot hun effectieve voltijdse en deeltijdse tewerkstelling in de loop van die periode.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2001 voor alle opleidingen of gedeelten van opleidingen die vanaf deze datum effectief gevolgd worden.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX