gepubliceerd op 26 juni 2006
Koninklijk besluit betreffende de aanstelling van de in artikel 11, § 1, eerste lid en in het artikel 6, § 2, achtste lid, van de wet van 3 december 2005 bedoelde ambtenaren betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein
10 JUNI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de aanstelling van de in artikel 11, § 1, eerste lid en in het artikel 6, § 2, achtste lid, van de wet van 3 december 2005 bedoelde ambtenaren betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein, inzonderheid op de artikelen 6, § 2, achtste lid, en 11, § 1, eerste lid;
Gelet op het advies nr. 40.180/1 van de Raad van State, gegeven op 20 april 2006 met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De raad van bestuur van het Participatiefonds stelt, onder zijn personeel, de ambtenaren aan bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, van de wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein.
De voornoemde raad van bestuur stelt onder zijn personeel, de ambtenaar aan bedoeld in artikel 6, § 2, achtste lid, van voornoemde wet.
De ambtenaren bedoeld in het eerste lid en het tweede lid van huidig artikel worden hierna « inspecteurs » genoemd.
De inspecteurs oefenen binnen het Participatiefonds minstens de functie uit van assistent.
De inspecteurs leggen, voorafgaand aan de uitoefening van hun functie, de eed af in handen van de minister of van zijn gedelegeerde. De eed wordt uitgesproken volgens de bewoordingen bepaald in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang van de grondwettelijk vertegenwoordigde monarchie.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2006 behalve artikel 1, tweede lid, dat in werking treedt op 1 januari 2007.
Art. 3.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE