gepubliceerd op 20 juni 2006
Koninklijk besluit tot regeling van het model, de inhoud, de wijze van dragen en het gebruik van spuitbussen en handboeien door de leden van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen
10 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot regeling van het model, de inhoud, de wijze van dragen en het gebruik van spuitbussen en handboeien door de leden van de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, zoals gewijzigd door de wetten van 18 juli 1997, 9 juni 1999, 10 juni 2001, 25 april 2004, 7 mei 2004, 27 december 2004 en 2 september 2005, inzonderheid op de artikelen 8, § 2, zesde lid, 13.5 en 13.6;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004;
Gelet op het ministerieel besluit van 14 september 2004 betreffende de veiligheidsdienst van de spoorwegen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 januari 2006, met toepassing van artikel 14, 1°, a) van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole;
Gelet op de kennisgeving aan de Europese Commissie die werd gedaan op 24 maart 2006;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 24 januari 2006 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 39.791/2 van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder : 1° de wet : de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid; 2° spuitbus : een spuitbus zoals bedoeld in artikel 13.5 van de wet.
Art. 2.De veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappijen mogen slechts spuitbussen en handboeien bezitten en de leden van de veiligheidsdienst kunnen ze slechts dragen, mits bijzondere toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Die toestemming kan aangevraagd worden op het ogenblik van de vergunningsaanvraag of op een later tijdstip. In hun aanvraag dienen de veiligheidsdiensten de aard, het type en het aantal spuitbussen en handboeien te vermelden welke zij wensen te bezitten.
De aanvraag is vergezeld van de documentatie, waaruit blijkt dat de spuitbussen en de handboeien voldoen aan de in artikel 3 bepaalde vereisten, en dat de infrastructuur en de middelen bepaald in de artikelen 5 en 6, aanwezig zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken verleent zijn toestemming na advies van de federale politie. Dit advies heeft betrekking op de technische kenmerken en de gebruiksmodaliteiten van het product in het licht van de finaliteit van de regelgeving in het algemeen en met de vereisten, bedoeld in artikel 3, in het bijzonder.
Art. 3.§ 1. De spuitbussen dienen te voldoen aan volgende vereisten : 1° voorzien zijn van een niet-gasvormig neutraliserend product, oleoresin capsicum, of elk ander niet-gasvormig neutraliserend product dat een gelijkaardig niveau van efficiëntie en bescherming verzekert, gemaakt op basis van peperextracten, waarvan de verspreiding geschiedt door middel van een straal;2° voorzien zijn van een veiligheidsklep die geopend moet worden alvorens de spuitbus te kunnen ontladen;3° voorzien zijn van een individueel nummer. § 2. De handboeien dienen te voldoen aan volgende vereisten : 1° gemaakt zijn uit metaal;2° voorzien zijn van een individueel nummer.
Art. 4.De spuitbus en de handboeien worden op een onzichtbare wijze gedragen in een afgesloten foedraal.
Art. 5.Er kunnen slechts spuitbussen worden gebruikt op plaatsen, waar de veiligheidsdienst over de middelen en infrastructuur beschikt, om onmiddellijk na het gebruik van spuitbussen de verzorging, bedoeld in artikel 12, te kunnen uitvoeren.
Art. 6.§ 1. Buiten de diensturen moeten handboeien en spuitbussen worden bewaard in een afgesloten, inbraakbeveiligde wapenkamer. Deze wapenkamer mag niet toegankelijk noch zichtbaar zijn voor het publiek. § 2. Enkel de door de leiding van de veiligheidsdienst aangeduide verantwoordelijke heeft toegang tot de wapenkamer. Hij vermeldt in een permanent aanwezig register voor elke spuitbus en voor elk stel handboeien de datum en het uur waarop ze de wapenkamer verlaten of binnenkomen en aan welke veiligheidsagent ze werden toegekend. § 3. In de beveiligde kamer moet permanent een lijst aanwezig zijn van alle spuitbussen en handboeien waarover de dienst beschikt en de nummers ervan.
Art. 7.De veiligheidsagenten mogen enkel handboeien of spuitbussen dragen tijdens de diensturen.
Art. 8.Het gebruik van de spuitbus is enkel toegelaten indien dit ogenblikkelijk noodzakelijk is voor de verdediging tegen een actueel en direct gevaar voor zijn fysieke integriteit, terwijl dit gevaar niet met een minder drastisch middel kan vermeden of gestopt worden.
Art. 9.De spuitbus mag niet gebruikt worden ten aanzien van personen die kennelijk : 1° jonger zijn dan 14 jaar;2° ouder zijn dan 65 jaar;3° zwanger zijn;4° lijden aan gezondheidsstoornissen;5° wonden vertonen aan het aangezicht.
Art. 10.De spuitbus mag niet gebruikt worden op volgende plaatsen : 1° in de voertuigen, met uitzondering van de platforms in voertuigen op voorwaarde dat deze voertuigen stil staan aan een halte en de deuren geopend zijn;2° in ruimtes, andere dan deze bedoeld onder 1°, kleiner dan 25 m3;3° op plaatsen waar de voorzieningen, die de nazorg, bedoeld in artikel 12, § 1, niet aanwezig zijn;4° op plaatsen waar de persoon tegen wie de spuitbus wordt gebruikt op de sporen of onder een voertuig zou kunnen terechtkomen of op een andere wijze in gevaar kan komen.
Art. 11.Aan het gebruik van de spuitbus gaat volgende procedure vooraf : 1° de betrokkene wordt voorafgaandelijk door de veiligheidsagent gewaarschuwd dat, indien hij het geweld niet staakt, de spuitbus zal gebruikt worden;2° indien hij het geweld niet staakt wordt de spuitbus getoond;3° indien de opponent zijn aanval niettemin voortzet. Het bespuiten van een persoon gebeurt maximum gedurende één seconde en van op een afstand van minimum één meter.
Art. 12.In het geval een persoon bespoten werd, moet deze onmiddellijk met toewijding worden verzorgd.
De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de nadere verzorgingsprocedure en -maatregelen.
Art. 13.Ingeval handboeien of een spuitbus gebruikt worden, wordt de politie steeds door de veiligheidsdienst opgeroepen.
Art. 14.De veiligheidsagent bezorgt aan eenieder tegen wie een spuitbus werd gebruikt en aan de opgeroepen hulpdiensten, bedoeld in artikel 13, de nodige informatie in verband met de effecten van het gebruik van de spuitbus en de verstrekte nazorg.
De Minister van Binnenlandse Zaken kan de informatie, bepaald in het vorig lid, nader bepalen.
Art. 15.Hoofdstuk II van het ministerieel besluit van 14 september 2004 betreffende de veiligheidsdienst van de spoorwegen, wordt opgeheven.
Art. 16.Artikel 1, eerste lid, 15° van het koninklijk besluit van 1 september 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, wordt opgeheven.
Art. 17.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, toegevoegd aan de Minister van Begroting, B. TUYBENS