gepubliceerd op 21 januari 2000
Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juni 1984 betreffende het kantonaal examen tot uitkering van het getuigschrift van basisonderwijs
10 JUNI 1999. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juni 1984 betreffende het kantonaal examen tot uitkering van het getuigschrift van basisonderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 1984 tot vaststelling van de vorm en van de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van het basisonderwijs;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 1984 betreffende het kantonnaal examen tot uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 juni 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 9 juni 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het kantonnaal examen voor het kalenderjaar 1999 binnenkort zal plaatsvinden en dat het derhalve onontbeerlijk is de bepalingen inzake financiële vergoeding vast te leggen;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, en na beraadslaging van de Regering op 28 april 1999, Besluit :
Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 juni 1984 betreffende het kantonnaal examen tot uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs wordt een § 3 ingevoegd dat luidt als volgt : « § 3. De voorzitter en de leden van de examencommissie verkrijgen een presentiegeld waarvan het forfaitair bedrag per zittingsdag als volgt vastegelegd wordt : 1° 2 000 BF voor de voorzitter;2° 1 500 BF voor de leden. Wat de reiskostenvergoeding betreft, gelden voor de in het eerste lid bedoelde leden de bepalingen die toepasselijk zijn op de ambtenaren van het Ministerie van de rang I F. Bij het gebruik van een privé-voertuig wordt het fiscaal vermogen van 7 PK in aanmerking genomen. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking op 1 mei 1999.
Art. 3.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 10 juni 1999.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, W. SCHRÖDER