Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 januari 1999
gepubliceerd op 27 oktober 1999

Koninklijk besluit waarbij aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : « CIPAL », toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000646
pub.
27/10/1999
prom.
10/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/10/1999000646/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : « CIPAL », toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij koninklijk besluit van 27 oktober 1986 werd het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg », c.v., afgekort « CIPAL », erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen (1). Deze erkenning geldt evenwel slechts voor de provincies Antwerpen en Limburg.

Door een overeenkomst gesloten tussen de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en het centrum « CIPAL », zal dit centrum voortaan instaan voor de inning van het kijk- en luistergeld voor het ganse Vlaamse Gewest en dit, in hoedanigheid van onderaannemer en onder de verantwoordelijkheid van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Op 25 november 1997 werd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gevraagd haar advies uit te brengen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 betreffende de erkenning van het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v. voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld », en dit in toepassing van artikel 5, tweede lid, a) en artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De Commissie bracht haar advies uit op 21 januari 1998. Zij oordeelt dat er geen principieel bezwaar tegen bestaat dat « CIPAL » toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister krijgt voor het vervullen van taken in verband met het innen van kijk- en luistergeld, maar dat dit niet kan binnen het kader van het voormelde erkenningsbesluit van 27 oktober 1986, aangezien dit koninklijk besluit « CIPAL » slechts erkent voor het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Voor taken in verband met de inning van het kijk- en luistergeld dient echter, naar het oordeel van de Commissie, een afzonderlijk ontwerp van koninklijk besluit opgesteld te worden.

In het besluit dat thans aan Zijne Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, wordt zowel de toegang tot de informatiegegevens als het gebruik van het identificatienummer door het vermeld informaticacentrum geregeld, met het oog op de inning van die belasting.

De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister is noodzakelijk om de berekening en de uitvoering van betalingen en inningen efficiënter te laten verlopen. De toegang wordt gevraagd voor de in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid bedoelde gegevens. Daarbij kan gepreciseerd worden dat de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) basisgegevens zijn, minimaal noodzakelijk om een dossier betreffende een natuurlijk persoon samen te stellen. Verder kan gesteld worden dat de toegang tot het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) eveneens noodzakelijk is (bv. in fiscale aangelegenheden), waar het beroep een indicatie kan geven betreffende de solvabiliteit van de belastingplichtige). Ook de toegang tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is noodzakelijk voor de heffing (bv. voor de invordering van deze heffing bij rechtsopvolgers ingeval de schuldenaar ervan overleden is).

Wat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de informatiegegevens betreft, wordt de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen beperkt tot zes jaar. Artikel 28 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld bepaalt dat alle vorderingen tot inning van het kijk- en luistergeld verjaren na drie jaar.

Ingevolge stuiting van de verjaring kan de termijn van drie jaar opnieuw met een nieuwe termijn van drie jaar worden verlengd zodat een consultatie van gegevens over een periode die zich verder uitstrekt dan drie jaar nodig kan blijken. Ook ingevolge schorsing van de verjaring kan een consultatie over een langere periode nodig blijken.

Daarom wordt voorgesteld de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen op zes jaar te stellen.

Het gebruik van het unieke identificatienummer is overigens nuttig omdat het toelaat vergissingen en dubbeltellingen rond personen met dezelfde naam te voorkomen, en de opzoekingen van gegevens in het Rijksregister efficiënter laat verlopen. Bovendien vergemakkelijkt het de uitwisseling van informatie met andere overheden en instellingen die eveneens gemachtigd zijn dit nummer te gebruiken.

Dit is het onderwerp van het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER NR. 14/97 VAN 11 JUNI 1997 Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, lid 1 gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 17 april 1997;

Gelet op het verslag van de heer Asscherickx;

Brengt op 11 juni 1997 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management (nieuwe benaming van de vroegere Administratie Financiën en Begroting) alsook aan het informaticacentrum CIPAL C.V. (Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg C.V.) toegang verleent tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en bovendien machtiging om gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister.

II. Onderzoek van het ontwerp 1. Verantwoording van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer. De inning van het kijk- en luistergeld werd tot nog toe verzorgd door de N.V. BELGACOM voor rekening van de Gemeenschappen.

De N.V. BELGACOM wenst deze taak na 31 december 1996 niet meer uit te voeren maar is bereid ze nog te vervullen tijdens een overgangsperiode die eindigt op 31 maart 1997.

Vanaf dan moeten de Gemeenschappen zelf instaan voor de inning van het kijk- en luistergeld.

Deze taak valt onder de bevoegdheid van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management, voorheen genoemd Administratie Financiën en Begroting van het departement Algemene Zaken en Financiën van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (aan dewelke bij koninklijk besluit van 29 juni 1993 toegang verleend was tot de informatiegegevens van het Rijksregister).

Voorheen was bij koninklijk besluit van 17 december 1984 aan de directeur van de dienst « Kijk- en luistergeld » toegang verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en bij koninklijk besluit van 16 september 1986 was het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen geregeld voor wat betreft de dienst « Kijk- en luistergeld ».

Deze besluiten zouden, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, worden opgeheven door het nieuwe besluit.

Gezien het de bedoeling is de taken i.v.m. de inning van het kijk- en luistergeld toe te vertrouwen in onderaanneming aan het informaticacentrum CIPAL, in opdracht en onder de verantwoordelijkheid van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, wordt de toegang en de machtiging tot gebruik eveneens voor dit informaticacentrum gevraagd.

Het informaticacentrum CIPAL C.V. werd bij koninklijk besluit van 27 oktober 1986 erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen. 2. Toegang tot de informatiegegevens Artikel 1 van het ontwerp verleent toegang aan de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° t/m 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. In het artikel wordt uitdrukkelijk bepaald aan welke personen de toegang wordt toegestaan (directeur-generaal, afdelingshoofden, centrale rekenplichtigen en directeur van de centrale invorderingscel alsook ambtenaren die binnen respectievelijke diensten bij name en schriftelijk worden aangewezen wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden).

Artikel 2 verleent dezelfde toegang voor wat betreft het informaticacentrum CIPAL aan de persoon die belast is met de leiding ervan en aan de personeelsleden die onder deze persoon binnen zijn diensten bij name en schriftelijk worden aangewezen, wegens hun functies en binnen de perken van respectievelijke bevoegdheden.

Met deze duidelijke omschrijving voor wat betreft personen die toegang krijgen kan de Commissie instemmen.

De noodzakelijkheid toegang te hebben tot alle gevraagde informatiegegevens wordt in het verslag aan de Koning verantwoord (gegevens 1° t/m 6°, (zijnde naam en voornaam, geboorteplaats en datum, geslacht, nationaliteit, hoofdverblijfplaats en plaats en datum van overlijden) als noodzakelijke basisgegevens; de gegevens 7, 8 en 9 (beroep), burgerlijke staat en gezinssamenstelling) als noodzakelijk om de inning te vergemakkelijken door betere kennis van solvabiliteit.

In verband met de noodzakelijkheid om de historiek te kennen van de gegevens wordt in het ontwerp van koninklijk besluit, waar het de Administratie betreft, voorgesteld dat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen beperkt zou worden tot een periode van 30 jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat, en voor wat betreft CIPAL tot een periode van 6 jaar.

De eerste termijn wordt verantwoord door te verwijzen naar de gemeenrechtelijke verjaringstermijn, de tweede termijn (6 jaar) door te verwijzen naar het feit dat alle strafvorderingen inzake kijk- en luistergeld en alle vorderingen tot inning verjaren na 3 jaar, termijn die één keer verlengd kan worden.

Rekening houdend met dit gegeven ziet de Commissie er de noodzaak niet van in de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen in de tijd, voor wat betreft het verlenen van toegang tot de Administratie zelf, voor een periode langer dan 6 jaar te voorzien.

Voor wat betreft het verlenen van toegang aan CIPAL komt het de Commissie voor dat het opdragen van de in het vooruitzicht gestelde taken niet in overeenstemming is met het erkenningsbesluit van CIPAL. Overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 preciseert het immers uitdrukkelijk dat de erkenning beperkt blijft tot de provincies Antwerpen en Limburg : desgevallend zal een wijziging in de regeling inzake de erkenning van het genoemd informaticacentrum moeten bekomen worden, uiteraard mits naleving van het voorschrift bepaald in artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 (o.m. voorafgaand advies van de Commissie).

Artikel 3 van het ontwerp beperkt het gebruik van de verkregen informatiegegevens tot de doeleinden vermeld in de aanvraag en verbiedt de mededeling aan derden waarbij niet als derden worden beschouwd de natuurlijke personen waarop de gegevens betrekking hebben alsook hun wettelijke vertegenwoordigers, evenals de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 in het kader van de betrekkingen die zij voor de doelstellingen vermeld in het ontwerp van koninklijk besluit met de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onderhouden.

Met deze bepalingen kan de Commissie instemmen. 3. Gebruik van het identificatienummer Artikel 4 van het ontwerp machtigt de in artikel 1, 3e lid vermelde ambtenaren van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, alsook de in artikel 2, 3e lid vermelde personeelsleden van het informaticacentrum CIPAL, het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen, te gebruiken, machtiging die beperkt wordt voor het vervullen van de taken vermeld in het ontwerp van besluit. Volgens artikel 5 mag voor interne beheersdoeleinden het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel voor de bewuste taken, en bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden voor het vervullen van dezelfde taken in de betrekkingen die noodzakelijk zijn met de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger en met de overheden die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer te gebruiken en die optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

De Commissie heeft geen opmerkingen betreffende deze bepalingen. 4. Opheffings- en slotbepalingen Volgens artikel 6 worden de koninklijke besluiten van 17 december 1984 (toegang voor de directeur van de dienst Kijk- en luistergeld), 16 september 1986 (regeling gebruik van het identificatienummer voor de dienst Kijk- en luistergeld) en 29 juni 1993 (regeling van de toegang tot de informatiegegevens voor de Administratie Financiën en Begroting) opgeheven voor wat betreft de Vlaamse Gemeenschap. Dienaangaande heeft de Commissie geen opmerkingen. 5. Mededeling lijst aangewezen personen Artikel 7 van het ontwerp voorziet dat de lijst van de aangewezen ambtenaren en personeelsleden, gemachtigd voor de toegang en het gebruik jaarlijks zal worden opgesteld, met vermelding van hun ambt of functie en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal worden toegezonden. Met deze regeling kan de Commissie instemmen. 6. Ondertekening door de aangewezen ambtenaren en personeelsleden van een document waarin een veiligheids- en een vertrouwelijkheidsplicht vervat is %De Commissie acht het raadzaam dat de personen waarvan sprake onder 5.gevraagd wordt een document te ondertekenen waarin de nadruk gelegd wordt op de plicht de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de van het Rijksregister ontvangen gegevens te verzekeren (zie in die zin het advies nr. 06/94 d.d. 2 maart 1994 van de Commissie).

Om deze redenen : Geeft de Commissie een gunstig advies onder voorbehoud van wat hierboven werd vermeld : - voor wat betreft de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de informatiegegevens voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management, die eveneens tot een periode van 6 jaar zou dienen te worden beperkt (artikel 1, laatste lid van het ontwerp); - voor wat betreft de omvang van de erkenning van CIPAL C.V.; - voor wat betreft de verplichting in hoofde van de aangewezen ambtenaren en personeelsleden om een veiligheids- en vertrouwelijkheidsdocument te ondertekenen die in het ontwerp zou moeten opgenomen worden.

De secretaris, (get.) J. Paul.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift : De wnd. secretaris van de Commissie, (get.) M.-H. Boulanger, Adjunct-adviseur.

ADVIES VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER, NR. 07/1998 VAN 21 JANUARI 1998 Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 betreffende erkenning van het informaticacentrum « Centrum voor informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v. voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 4, artikel 5 gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991, 24 mei 1994, 21 december 1994 en 30 maart 1995, en artikel 8..., ... gewijzigd door de wet van 15 januari 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 1985;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 november 1997;

Gelet op het verslag van de heer J. Berleur, Brengt op 21 januari 1998 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 betreffende de erkenning van het informaticacentrum « Centrum voor informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : CIPAL c.v., te wijzigen om het grondgebied uit te breiden waarvoor het centrum gemachtigd is om de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, en het aldus toe te staan de bewerkingen uit te voeren die nodig zijn voor de inning van het kijk- en luistergeld op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in naam van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

II. Onderzoek van het ontwerp Ingevolge de opmerkingen geuit door de Commissie in haar advies nr. 14/97 van 11 juni 1997 betreffende een ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, poogt het hier onderzochte ontwerp van koninklijk besluit een antwoord te vinden op het bezwaar dat het koninklijk besluit tot erkenning van CIPAL c.v. slechts geldig was op het grondgebied van de Provincies Antwerpen en Limburg.

Formeel levert het ontwerp geen grote moeilijkheid op die bij de Commissie manifest voorbehoud zou oproepen. Het verwijt kan ongetwijfeld gemaakt worden dat het voorgestelde ontwerp van koninklijk besluit ingaat tegen de strikte termen van artikel 2 (« Voor een bepaald gebied kan slechts één centrum erkend worden. ») van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen. Buiten het grondgebied van de provincies Antwerpen en Limburg zullen er dus wel degelijk twee erkende centra zijn. Daarop zal men echter antwoorden dat deze erkenningen voor verschillende voorwerpen zijn verleend. Het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 voorzag dit subtiel weerwoord niet.

Bij nader onderzoek blijkt de kunstgreep, die bestaat uit het verlenen van het recht op toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het gebruik van het identificatienummer, via de uitbreiding van de aan CIPAL C.V. verleende erkenning door het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 (Belgisch Staatsblad van 27 november 1986, blz. 16112), evenwel zeer waarschijnlijk technisch moeilijk, zo niet onmogelijk, en, wat nog erger is, op het randje van de wettigheid die hem door het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informaticacentra zou kunnen toegekend worden.

Het is inderdaad vanzelfsprekend dat de informaticacentra die erkend zijn voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister, slechts erkend zijn voor de verwerking van de gegevens van de gemeenten die zinnens zijn van hun diensten gebruik te maken. Die gemeenten die over een eigen uitrusting beschikken zijn rechtstreeks verbonden met het Rijksregister en het erkende centrum heeft geen toegangsrecht tot hun gegevens meer. De Commissie meent dat deze zienswijze duidelijk onderstreept wordt door artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties : « Wanneer een derde instelling het geautomatiseerd bevolkingsbeheer voor een gemeente uitvoert, kan zij toegang hebben tot de in het Rijksregister opgenomen informaties en kan zij aan het Rijksregister informaties meedelen onder dezelfde voorwaarden als die welke door de artikelen 1 tot 4 aan de gemeenten zijn opgelegd. Daartoe moet de instelling erkend zijn door de Koning en moet de tussen de gemeente en de instelling gesloten overeenkomst aan deze laatste de mogelijkheid bieden toegang te hebben tot en mededelingen uit te wisselen met het Rijksregister. » Er is dus wel degelijk een overeenkomst die de toegang tot het Rijksregister toestaat. Staat dit laatste in rechtstreekse verbinding met de gemeenten, dan heeft de overeenkomstig met het erkende centrum geen relevantie meer.

De uitbreiding van de erkenning van CIPAL c.v. voor de bewerkingen met het oog op de inning van de belasting van het kijk- en luistergeld, zou dus niet alleen inhouden dat er een overeenkomst wordt gesloten met alle gemeenten van de grondgebieden voor dewelke de erkenning nog niet gegeven werd, maar ook met de gemeenten op het grondgebied van de Provincies Antwerpen en Limburg die geen gebruik meer maken van zijn diensten.

Bovenop deze moeilijkheid - of zelfs onmogelijkheid ? -, die de Commissie in het uiterste geval als voornamelijk technisch zou kunnen aanvaarden, komt een argument met betrekking tot het doeleinde voor dewelke de erkenning aan bepaalde informaticacentra gegeven wordt.

Het lijdt geen twijfel dat de bewoordingen van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 betreffende de erkenning van informatiecacentra voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, goed pasten in een tijdperk waarin weinig gemeenten een eigen volledige uitrusting genoten, of, indien zij erover beschikten, verkozen gebruik te maken van de diensten van teleprocessing, zich tevreden stelden met de zogenaamde « batch »-verwerkingen, en een beroep deden op de diensten van een gespecialiseerd centrum. De informaticacentra voor dewelke de erkenningsregels zijn uitgevaardigd, worden bovendien met name opgesomd in het verslag aan de Koning. Het is even duidelijk dat de doelstellingen van de koninklijke besluiten van 3 april 1984 en 16 oktober 1984, gebonden waren aan artikel 4 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en dat ze de modaliteiten inzake overbrenging die de wet aan de Koning voorbehouden had, beoogden te verduidelijken. Het besluit van 16 oktober 1984 streefde er geenszins naar in de eerste plaats de regels van toegang voor de regionale of subregionale informaticacentra tot het Rijksregister te bepalen - deze waren vastgelegd in de wet van 8 augustus 1983, met name in de artikelen 5 en 8 ... - ... maar wel de regels inzake organisatie en veiligheid van de registratie en de overbrenging van de gegevens van de gemeenten naar het Rijksregister, evenals de mededeling van informatiegegevens afkomstig uit het Rijksregister aan de in de wet van 8 augustus 1983 bedoelde overheden en instellingen (artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984). De toegang van de informatiecentra tot het Rijksregister is intrinsiek verbonden met en heeft betrekking op deze registratie, op deze mededeling en op deze overbrenging. Indien deze bewerkingen verdwijnen, dan verdwijnt eveneens het doeleinde van de erkenning. Het behouden van een toegang tot het Rijksregister voor een ander doeleinde dan de registratie, de overbrenging en de mededeling in naam van de gemeenten gaat in tegen de geest van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984, - wat het geval zou zijn met betrekking tot de gemeenten die geen beroep meer doen op de diensten van een erkend centrum, - zelfs indien formeel de termen van het besluitontwerp ogenschijnlijk in overeenstemming lijken met zijn voorschrift.

Aldus zou het, in plaats van te streven naar een uitbreiding van de erkenning, meer in overeenstemming zijn met de wet, om te onderzoeken hoe CIPAL c.v. aan de verplichtingen van de wet van 8 augustus 1983, met name aan de artikelen 5 en 8, zou kunnen voldoen.

Om deze redenen, brengt de Commissie een ongunstig advies uit over het haar voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit.

De secretaris, De voorzitter, (get.) H. Boulanger. (get.) P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift : Adjunct-adviseur, (get.) P. Blontrock

10 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : « CIPAL », toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op de adviezen nr. 14/97 en nr. 07/98 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, respectievelijk uitgebracht op 11 juni 1997 en op 21 januari 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 september 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Gemeenschappen sinds 1 april 1997 zelf instaan voor de inning van het kijk- en luistergeld;

Overwegende dat de Vlaamse Gemeenschap de heffing van het kijk- en luistergeld in onderaanneming heeft toevertrouwd aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : « CIPAL »;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan het « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort : « CIPAL », wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De in het eerste lid bedoelde toegang geldt uitsluitend voor de uitvoering van de inningstaken in uitvoering van de wet van 13 juli 1987 « betreffende het kijk- en luistergeld » in het Vlaamse Gewest.

De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de persoon die belast is met de leiding van het in het eerste lid vermelde informaticacentrum « CIPAL »;2° aan de personeelsleden van « CIPAL » die de onder 1° vermelde persoon binnen zijn diensten bij name en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens wordt beperkt tot een periode van zes jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts gebruikt worden voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun kunnen medegedeeld worden in het kader van de betrekkingen die zij, uit hoofde van hun aanstelling, in het kader van de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden met « CIPAL » onderhouden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de onder artikel 1, derde lid, vermelde personeelsleden van het informaticacentrum « CIPAL » wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.

De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.

Art. 4.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door het informatiecentrum « CIPAL » worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer van het Rijksregister enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De personeelsleden van CIPAL bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt, met vermelding van hun ambt of functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van besluit.

Gegeven te Brussel, 10 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^