Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 februari 2011
gepubliceerd op 24 februari 2011

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003 houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2011000097
pub.
24/02/2011
prom.
10/02/2011
ELI
eli/besluit/2011/02/10/2011000097/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 april 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/04/2003 pub. 29/04/2003 numac 2003000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 april 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1990 pub. 08/04/2000 numac 2000000153 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten . - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, artikel 8, §§ 4 en 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/04/2003 pub. 29/04/2003 numac 2003000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer;

Gelet dat de Europese Commissie op 13 januari 2011 de hoogdringendheid aanvaard heeft bij toepassing van Richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998, inzonderheid op artikel 9, § 7;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 september 2010;

Gelet op het advies 48.781/2 van de Raad van State, gegeven op 25 oktober 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 april 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/04/2003 pub. 29/04/2003 numac 2003000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevoer worden volgende wijzigingen aangebracht : 2° de bepaling onder 15° wordt vervangen als volgt : « 15° Bepantserde constructie : constructie bestaande uit platen of glas die over de vier verticale zijden bestand is tegen 3 gegroepeerde schoten afgevuurd door een vuurwapen kalasknikov AK47 met een munitie van het kaliber 7,62x39, waarbij op een afstand van 10 meter in een hoek van 90° wordt geschoten.»; 2° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt : « 16° Biljettenautomaat : toestel bestemd voor het ontvangen en/of uitgeven van geldbiljetten of het omwisselen van geld;».

Art. 2.In artikel 2, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « plafonds, » ingevoegd tussen de woorden « De wanden, » en het woord « ramen » en wordt het woord « inbraakwerende » vervangen door het woord « inbraakvertragende ».

Art. 3.In artikel 4bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « en deze bedoeld in artikel 10, § 3, 2°, » opgeheven.

Art. 4.In artikel 5, § 3, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord « biljettenverdeler » vervangen door het woord « biljettenautomaat ».

Art. 5.In artikel 6, van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2, vierde lid, wordt het woord « biljettenverdeler » vervangen door het woord « biljettenautomaat ».2° In § 4, eerste lid, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4° het buiten werking stellen of de beschadiging van de container, van het besturingssysteem of van haar mechanisme of markering van waarden;». 3° In § 4, eerste lid, 5° worden de woorden « A of B » vervangen door de woorden « A, B of E ».4° In § 4, eerste lid, 6°, wordt het woord « biljettenverdeler » vervangen door het woord « biljettenautomaat ».5° § 4, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : « 7° elke disfunctie van het besturingssysteem die een impact heeft op de goede werking van het neutralisatiesysteem.» 6° In § 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « In geval van het neutralisatiesysteem A, B en E voorziet het besturingssysteem in een vertragingsmechanisme, dat de bewakingsagent, indien dit noodzakelijk is, toelaat één keer per traject de stoeptijd voor de aflevering van waarden te verlengen.» 7° Er wordt een § 5 toegevoegd, luidend als volgt : « § 5.De minister kan bepalen dat het in het neutralisatiesysteem aangewende neutralisatiemiddel, elementen moet bevatten waardoor dit middel geïdentificeerd kan worden en de herkomst van de container waarin het werd gebruikt, kan worden achterhaald. »

Art. 6.In artikel 6bis, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A, B of D mag enkel bankbiljetten bevatten. De container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A of D kan per verpakkingseenheid van biljetten een document bevatten dat niet groter is dan A5-formaat of dan A4-formaat indien in dit laatste geval is aangetoond dat aan de vereiste bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, voldaan is. »

Art. 7.In artikel 8, van hetzelfde besluit, worden volgend wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 2°, a), worden de woorden « 2.500 EUR » vervangen door de woorden « 5.000 EUR »; 2° In § 1, 2°, wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 8.In artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit, wordt in een bepaling toegevoegd luidend als volgt : « 4° waardepapieren, andere dan geldbiljetten, waarvoor geen wettelijk verzet zoals bepaald in artikel 8, § 1, 1°, mogelijk is. »

Art. 9.Artikel 10, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Het beveiligd vervoer categorie 3 omvat het vervoer van geldbiljetten zonder deze zich bevinden in een container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem.

Dit beveiligd vervoer kan enkel worden uitgevoerd : 1° voor zonevervoer;2° voor beveiligd vervoer in niet-publiek toegankelijke delen van luchthavens;3° voor ander dan onder 2° bedoeld detailvervoer, waarvoor de Minister van Binnenlandse Zaken op basis van een gemotiveerde aanvraag van de bewakingsonderneming een afwijking toestaat. Het beveiligd vervoer categorie 3 wordt uitgevoerd met een voertuig, bemand door minstens twee bewakingsagenten.

Het vervoer, bedoeld onder 1° en 3°, wordt te allen tijde begeleid door de federale politie.

Het vervoer bedoeld onder 2°, gebeurt te allen tijde onder het toezicht van de federale politie. »

Art. 10.Artikel 11, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.Het beveiligd vervoer categorie 4 omvat de begeleiding van een transport, uitgevoerd door derden, met het oog op het toezicht en de bescherming van dit transport.

De begeleiding bestaat uit minstens twee bewakingsagenten.

Indien één of meerdere begeleidingsvoertuigen worden gebruikt, is elk begeleidingsvoertuig bemand met twee bewakingsagenten.

De functie van de begeleiding bestaat erin de nodige verkenningen uit te voeren teneinde verdachte situaties vroegtijdig op te sporen en te melden.

Bij het uitoefenen van dit beveiligd vervoer staan de begeleidende bewakingsagenten in radiocontact met de persoon die de goederen draagt of, in voorkomend geval, de bemanning van het voertuig dat de goederen vervoert.

De begeleiding van een transport is mogelijk bij het transport van alle goederen, behalve het transport van geldbiljetten. »

Art. 11.Artikel 12, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 12.§ 1. Het beveiligd vervoer categorie 5 omvat het vervoer van geldbiljetten naar biljettenautomaten, de bevoorrading ervan en het verrichten van werkzaamheden bij deze toestellen, waardoor er toegang ontstaat tot het geld of de geldcassettes.

In dit geval zijn er drie mogelijke werkwijzen : 1° Er wordt gebruik gemaakt van een neutralisatiesysteem type E, aangevuld met een neutralisatiesysteem type C.In dit geval : a) moet het stoppunt, in afwijking van hetgeen voorzien is in artikel 2, § 2, eerste lid, niet uitgerust zijn met een beveiligde ruimte of een beveiligde zone;b) kan de biljettenautomaat door de bewakingsagenten uitsluitend bediend worden indien het lokaal waar de bewakingsagenten toegang hebben tot de biljettenautomaat, permanent van aard is en gedurende de tijd dat ze er toegang toe hebben, niet publiek toegankelijk is en manipulatiehandelingen van bewakingsagenten buiten het zicht van het publiek gebeuren;c) mag de tijd die verloopt tussen de opening van de container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type E, en het overbrengen van de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type C in de biljettenautomaat en omgekeerd, 90 seconden niet overschrijden;d) mag de afstand tussen de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type E en de biljettenautomaat gedurende de handeling, bedoeld onder c), 3 meter niet overschrijden.2° Er wordt gebruik gemaakt van een neutralisatiesysteem type F en voor de stoeptijd een neutralisatiesysteem type E, aangevuld met een neutralisatiesysteem type C.In dit geval moeten de voorwaarden bedoeld in dit lid, 1°, vervuld zijn, en mag de tijd die verloopt tussen de opening van de container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type F en het overbrengen van een container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem type C in de container die is uitgerust met een neutraliseringsysteem E en omgekeerd, 90 seconden niet overschrijden. 3° Er wordt gebruik gemaakt van een container die is uitgerust met een neutralisatiesysteem type A. § 2. Indien de biljettenautomaat zich niet bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, moet er gebruik worden gemaakt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1° of 2°. § 3. Indien de biljettenautomaat zich bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, waar personeel daarvan aanwezig is wanneer de handelingen, bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, worden gesteld, kan er gebruik gemaakt worden van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1°, 2° of 3°. § 4. Indien de biljettenautomaat zich bevindt op een plaats, een gebouw of een onderdeel van een gebouw dat uitgebaat wordt door een kredietinstelling of De Post, zonder dat er personeel daarvan aanwezig is wanneer de handelingen, bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, worden gesteld, kan er gebruik gemaakt worden van de werkwijze, bedoeld in § 1, 1°, 2° of 3°.

Indien gebruik gemaakt wordt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 3°, dient de beveiligde ruimte, naast de vereisten bedoeld in artikelen 2 en 3, tevens te voldoen aan volgende bijkomende voorwaarden : 1° Ze is voorzien van een inbraakalarmsysteem dat inbraak en, indien mogelijk, pogingen tot inbraak via deuren, vensters, wanden en plafonds, detecteert.2° De wanden en plafonds zijn aan elkaar en in de vloer verankerd.3° Er bevindt zich ten behoeve van de bewakingsagent een vaste telefoon met buitenlijn.4° Er bevindt zich een alarmknop die de bewakingsagent kan in werking stellen en die een alarmsignaal oplevert bij de persoon, bedoeld in artikel 3, § 1.5° Er bevindt zich een communicatiesysteem die de bewakingsagent en de persoon bedoeld in artikel 3, § 1, kunnen activeren teneinde met elkaar te spreken.6° De toegangsdeur tot de beveiligde ruimte kan voor de bewakingsagenten slechts geopend worden door de persoon die de identificatie en veiligheidscontrole bedoeld in artikel 3, § 1, heeft uitgeoefend;deze veiligheidscontrole gebeurt door middel van één of meerdere camera's, die een volledig zicht verlenen over de aanwezigen en de veiligheidssituatie. 7° Indien er zich een alarm, afkomstig van een alarmsignaal uit de beveiligde ruimte, heeft voorgedaan, mag de persoon, bedoeld in artikel 3, § 1, slechts toegang verlenen, nadat hij heeft vastgesteld dat dit alarm niet te wijten is, in het geval van een inbraakalarm, aan een inbraak of een poging daartoe of in het geval van een persoonsalarm, aan een gevaarsituatie waarin een persoon verkeert.8° De uitgang van de beveiligde ruimte is voorzien van een mogelijkheid voor de bewakingsagenten om er zich visueel te kunnen van vergewissen dat het verlaten van de beveiligde ruimte op een veilige wijze kan gebeuren.9° De beveiligde ruimte is, hetzij : a) uitgerust met een toegangssas dat twee deuren bevat en, om toegang te verlenen aan de bewakingsagenten, iedere deur slechts kan geopend worden wanneer de andere deur gesloten is.Tussen het toegangssas en de ruimte waar manipulatie van waarden plaatsvindt, bevindt zich geen enkele mogelijke toegang voor onbevoegden. De tweede deur van het toegangssas kan voor toegang voor de bewakingsagent slechts geopend worden indien aan de voorwaarden, beschreven onder 6° en 7°, voldaan is. Het toegangssas is tevens uitgerust met een alarmknop, bedoeld onder 4°. b) zodanig uitgerust dat slechts één bewakingsagent toegang kan hebben doordat indien er andere personen er toegang zouden kunnen verkrijgen niemand op welke wijze ook geldbiljetten kan bereiken of gedwongen kan worden ze te bereiken. § 5. In het geval : 1° er gebruik wordt gemaakt van de werkwijze bedoeld in § 1, 1° en 2°, kan het beveiligd vervoer worden uitgevoerd in één tijd door minstens twee bewakingsagenten;2° er gebruik wordt gemaakt van de werkwijze bedoeld in § 1, 3°, gebeurt het beveiligd vervoer in twee tijden doordat in een eerste tijd een eerste bewakingsploeg bestaande uit minstens twee bewakingsagenten de container tot in de beveiligde ruimte brengt en dat, in een tweede tijd, een tweede bewakingsploeg instaat voor de manipulatie;3° bedoeld in § 3, terwijl er gebruik gemaakt wordt van de werkwijze bedoeld in § 1, 3°, geldt de procedure bedoeld onder 2°, maar kan de tweede bewakingsploeg bestaan uit één bewakingsagent.4° bedoeld in § 4, terwijl er gebruik gemaakt wordt van de werkwijze, bedoeld in § 1, 3°, geldt de procedure bedoeld onder 2°, met dien verstande dat de tweede bewakingsagent buiten de beveiligde ruimte blijft en tijdens de stoptijd toeziet op het risico buiten de beveiligde ruimte.»

Art. 12.Artikel 12bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 13.Artikel 12ter, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 13bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 15.Artikel 14, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 14.Elk gemengd vervoer van waarden is verboden, met uitzondering van het vervoer : 1° gemengd, expliciet voorzien in hoofdstuk IV;2° voorzien in artikel 8, § 1, 6°;3° gemengd, voorzien in artikel 10 met de goederen voorzien in artikel 9, § 1, 1°;4° waartoe de minister de toestemming heeft verleend.»

Art. 16.In artikel 15, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt : «

Art. 15.De bewakingsagenten die hun activiteiten op een gewapende wijze uitoefenen, dragen een kogelvrije vest, behalve als ze zich in een beveiligde zone bevinden. »

Art. 17.Artikel 15bis, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 18.Artikel 17, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 17.Bij het beveiligd vervoer met een stoep- of manipulatierisico evalueert een bewakingsagent voorafgaand aan het in- en uitladen, het stoeprisico. »

Art. 19.Artikel 18, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : «

Art. 18.De bijzondere meldingsplicht vanwege de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst aan de federale politie omvat het vertrek- en aankomstuur van de rit, de namen en adressen van de opeenvolgende stoppunten en het uur van aankomst aan deze stoppunten.

Deze meldingsplicht geldt voor de transporten, bedoeld in artikel 9, § 1, 2°, a), en 3°, en het beveiligd vervoer categorieën 3 en 4.

De melding, bedoeld in het eerste lid, geschiedt uiterlijk om 18 uur de dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd.

De aanvraag voor de uitoefening van politiebegeleiding bij het beveiligd vervoer categorie 3 geschiedt bij de federale politie en gebeurt de derde dag voor de dag waarop elke rit wordt uitgevoerd.

Ingeval er zich bij het gemelde beveiligd transport een gebeurtenis voordoet die een tijdsafwijking kan opleveren van minstens dertig minuten ten opzichte van de laatst gemelde planning, meldt de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst dit zonder verwijl aan de federale politie. »

Art. 20.In artikel 19, van hetzelfde besluit wordt de bepaling in § 3 opgeheven.

Art. 21.In artikel 20, van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 5, 2°, worden de woorden « - type A » opgeheven.2° in § 6, 2°, worden de woorden « - type A » opgeheven.3° de bepaling in § 7 wordt vervangen als volgt : « § 7.De voertuigen voor het beveiligd vervoer, bedoeld in artikel 11, zijn voorzien van : 1° de basisuitrusting met uitzondering van de vereiste, bedoeld in § 1, 4°;2° een bestuurderscabine voorzien van een bepantserde constructie.»

Art. 22.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 februari 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

^