gepubliceerd op 08 september 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking
10 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 7, § 2, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan in toepassing van artikel 7, § 2, 1° van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 2, § 2;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de edele metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende het recht op beroepsloopbaanonderbreking.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 februari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Koninklijk besluit van 6 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 18 februari 1997.
Bijlage Paritair Subcomité voor de edele metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1997 Recht op beroepsloopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 3 oktober 1997 onder het nummer 45525/CO/149.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder werklieden verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Verwijzing
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen in toepassing van het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van het recht op onderbreking van de beroepsloopbaan in toepassing van artikel 7, § 2, 1° van voormelde wet van 26 juli 1996. Zij verleent uitvoering aan de beschikkingen van hoofdstuk IV, afdeling 5 "Onderbreking van de beroepsloopbaan", voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985, houdende sociale bepalingen en aan artikel 2, § 2 van voormeld koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan. HOOFDSTUK III. - Recht op beroepsloopbaanonderbreking voor 3 pct. van de werknemers
Art. 3.§ 1. Onverminderd gunstiger regelingen op ondernemingsvlak, is het gemiddeld aantal werknemers dat per kalenderjaar en per onderneming van het recht op beroepsloopbaanonderbreking kunnen genieten, gelijk aan 3 pct. van het gemiddeld aantal werknemers dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. § 2. Voor de berekening van het percentage vastgelegd in § 1 wordt gebruik gemaakt van de berekeningsmethode bepaald in artikel 3 van voormelde koninklijk besluit van 6 februari 1997. § 3. Voor ondernemingen die op 30 juni 1996 minder dan 100 werknemers tewerkstellen wordt het recht op beroepsloopbaanonderbreking van 3 pct. als volgt ingevuld : - in ondernemingen van 15 tot en met 49 werknemers heeft 1 werkman recht op beroepsloopbaanonderbreking; - in ondernemingen van 50 tot en met 99 werknemers hebben 2 werklieden recht op beroepsloopbaanonderbreking. § 4. Het recht zoals bepaald in § 1 en 3 is van toepassing op de voltijdse loopbaanonderbreking, bedoeld in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985. § 5. Het recht zoals bepaald in § 1 en 3 is eveneens van toepassing op de wettelijke stelsels van loopbaanvermindering bedoeld in artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985.
Concreet betekent dit dat 4/5-, 3/4, 2/3, en 1/2-regelingen in aanmerking komen. § 6. De onderbrekingsperioden in het kader van de voltijdse loopbaanonderbreking en het wettelijk stelsel van loopbaanvermindering, mogen worden opgenomen met een minimum van 3 maanden en een maximum van één jaar, de minimale duur van 3 maanden is niet vereist wanneer het om een verlenging gaat. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 4.De organisatieregels met betrekking tot de toepassing van het recht bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst worden vastgelegd door de ondernemingsraad, bij ontstentenis in gemeen overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in gemeen overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemers.
Art. 5.De werkman die wenst gebruik te maken van het recht zoals bepaald in artikel 3 van deze collectieve overeenkomst, brengt één maand van te voren zijn werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte.
Hij stelt zijn werkgever in kennis van de datum waarop de onderbreking van de beroepsloopbaan in gaat alsook van de duur van de onderbreking. HOOFDSTUK V. - Geldigheid
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX