gepubliceerd op 17 augustus 2009
Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen, het toezicht op de verplichtingen en de administratieve boetes van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen en andere bepalingen
10 AUGUSTUS 2009. - Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen, het toezicht op de verplichtingen en de administratieve boetes van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen en andere bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, inzonderheid op artikel 44, § 1, 3°;
Gelet op de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, inzonderheid op de artikelen 2, 8°, 6, 7, § 4, 8, § 1, en 10, §§ 3 en 4;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juni 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, van 23 juni 2009;
Overwegende de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de inwerkingtredingsdatum van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, gezien dat huidig besluit op hetzelfde ogenblik moet van kracht worden ten einde te voorzien in de noodzakelijke informatie en administratieve verplichtingen, de noodzakelijke controle van de naleving van deze wetgeving en de mogelijkheid om administratieve boetes te innen;
Gelet op het advies nr. 46.989/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2009, met toepassing van het artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Klimaat en Energie, van Onze Minister voor Ondernemen en Vereenvoudiging en op het advies van Onze in de Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen; 2° « Algemene Directie Energie » : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 3° « Algemene Directie Leefmilieu » : de Algemene Directie Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;4° « schorsingsregeling » : schorsingsregeling in de betekenis van de artikel 4, § 1, 11° van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop;5° « uitvoer » : beweging van producten met bestemming van een land gelegen buiten het douanegebied van de Europese gemeenschap. HOOFDSTUK 2. - Informatie- en administratieve verplichtingen
Art. 2.§ 1. Uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op elk kwartaal, delen de geregistreerde aardoliemaatschappijen de gegevens zoals bedoeld in artikel 6, § 2 en artikel 8, §§ 2 en 3 van de wet, mee aan de hand van twee afzonderlijke formulieren, het ene voor toevoeging van FAME aan dieselproducten en het andere voor toevoeging van bio-ethanol en/of bio-ETBE aan benzineproducten, die de ingevulde gegevens bevatten aangaande de inkomende en uitgaande stromen van biobrandstoffen en inzonderheid : - Hoeveelheid duurzame biobrandstof afkomstig van een erkende productie-eenheid; - Hoeveelheid duurzame biobrandstof afkomstig van een niet-erkende productie-eenheid; - Hoeveelheid duurzame biobrandstof reeds bijgemengd in fossiele motorbrandstof; - Hoeveelheid niet bijgemengde biobrandstof onder schorsingsregeling; - Hoeveelheid niet bijgemengde uitgevoerde biobrandstof; - Hoeveelheid bijgemengde duurzame biobrandstof met accijnsbetaling; - Hoeveelheid bijgemengde duurzame biobrandstof met accijnsvrijstelling; - Hoeveelheid bijgemengde duurzame biobrandstof met verminderd accijnstarief, - Hoeveelheid bijgemengde biobrandstof onder schorsingsregeling - Hoeveelheid bijgemengde biobrandstof met accijnsvrijstelling. - Desgevallend de handelsdocumenten die betrekking hebben op de duurzame biobrandstoffen, onder meer de aankoopfacturen en de leveringsbonnen. § 2. Voor de biobrandstoffen die niet afkomstig zijn van een erkende productie-eenheid, leveren de geregistreerde aardoliemaatschappijen, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op elk kwartaal, het bewijs zoals bedoeld in artikel 8, § 1 van de wet aan de hand van een formulier waarin de volgende gegevens worden vermeld : 1) het type en het land van oorsprong van de grondstoffen gebruikt voor de productie van de biobrandstof;2) a) voor de grondstoffen geproduceerd in de Europese Gemeenschap : de lijst van de producenten van de grondstoffen gebruikt voor de productie van de biobrandstof en een document door de producent aan te vragen bij de bevoegde betalingsorganismen voor het Europees Landbouwgarantiefonds verklarend of de vereisten zoals gedefinieerd in artikel 2, 8°, eerste gedachtestreep van de Wet al dan niet worden nageleefd door de betrokken producent; b) voor de grondstoffen geproduceerd buiten de Europese Gemeenschap : de lijst van de producenten van de grondstoffen gebruikt voor de productie van de biobrandstof en de referenties van de documenten verklarend dat de biobrandstoffen niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land met een grote biodiversiteit, respectievelijk van land met hoge koolstofvoorraden, d.w.z land dat in of na januari 2008 een van de hierna vermelde statussen had : - oerbos en andere beboste gronden, d.w.z. bos en andere beboste gronden met inheemse soorten, waar geen duidelijk zichtbare tekenen van menselijke activiteiten zijn en de ecologische processen niet in significante mate zijn verstoord; - gebieden die : i) bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten voor natuurbeschermingsgebieden zijn aangewezen;of ii) voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten die bij internationale overeenkomst zijn erkend of opgenomen zijn op lijsten van intergouvernementele organisaties of van de International Union for the Conservation of Nature, zijn aangewezen, tenzij wordt aangetoond dat de productie van de grondstof in kwestie geen invloed heeft op die natuurbeschermingsgebieden; permanent beboste gebieden, d.w.z. gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 30 % of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken; gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van 10 tot 30 % of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken. 3) de plaats waar de biobrandstof geproduceerd is en de coördinaten van de producent;4) de vermindering van de hoeveelheid van broeikasgas uitgestoten door de productie van de biobrandstof, zoals verklaard door de producent van de biobrandstof, deze vermindering diende zijn van minstens 35 % in vergelijking met de emissies die afkomstig zijn van de fossiele brandstof van verwijzing; § 3. De in de § 1 bedoelde formulieren worden vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort. § 4. Het in § 2 bedoelde formulier wordt vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid Leefmilieu behoort. § 5. De documenten, opgaven en inlichtingen, zoals bedoeld in §§ 1 en 2 moeten niet toegevoegd worden aan de formulieren zoals bedoeld in §§ 3 en 4 maar moeten ter beschikking gehouden worden voor de controle door de Algemene Directie Energie en de Algemene Directie Leefmilieu, gedurende 7 jaar vanaf 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de verplichtingen van toepassing zijn. HOOFDSTUK 3. - Toezicht
Art. 3.§ 1. Overeenkomstig artikel 7, § 3 worden de gegevens opgenomen in de formulieren bedoeld in artikel 2, § 1 voor elk kwartaal geverifieerd door de Algemene Directie Energie.
Indien de Algemene Directie Energie bij de uitoefening van haar toezichtstaken een anti-competitief gedrag vaststelt, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de Minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft, met haar bevindingen ten einde een onderzoeksprocedure in te stellen zoals beoogd in artikel 44, § 1, 3° van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006. § 2. Overeenkomstig artikel 8 van de wet worden de gegevens opgenomen in het formulier bedoeld in artikel 2, § 2 voor elk kwartaal geverifieerd door de Algemene Directie Leefmilieu.
Daartoe stuurt de Algemene Directie Energie voor elke betrokken geregistreerde aardoliemaatschappij alle beschikbare gegevens betreffende de duurzaamheid van de biobrandstoffen zoals bedoeld in artikel 2, § 2 naar de Algemene Directie Leefmilieu die haar advies uitbrengt uiterlijk eind februari van elk jaar. Indien de Algemene Directie Leefmilieu haar advies na twee maand niet heeft gegeven, wordt dit advies geacht gunstig te zijn.
Art. 4.§ 1. Teneinde het toezicht op de verplichtingen bedoeld in artikel 7 §§ 1 et 3 van de wet te kunnen uitoefenen, hebben de ambtenaren van de Algemene Directie Energie toegang tot de lokalen van de geregistreerde aardoliemaatschappij tijdens de openingstijden van het bedrijf. § 2. Deze ambtenaren zijn gemachtigd om bij de geregistreerde aardoliemaatschappij en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die nuttig kunnen zijn voor het toezicht op de naleving van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. De geregistreerde aardoliemaatschappij alsmede elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht deze inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van deze ambtenaren. § 3. Deze ambtenaren zijn gemachtigd om bij de geregistreerde aardoliemaatschappij en bij elke derde alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die nuttig kunnen zijn voor het toezicht op de naleving van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. De geregistreerde aardoliemaatschappij alsmede elke derde die over de gevraagde documenten beschikt, is verplicht deze voor te leggen op ieder verzoek van deze ambtenaren. De ambtenaren kunnen deze boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of deze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs. § 4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 houden op uitwerking te hebben indien zij niet binnen het jaar van inwerkingtreding van dit besluit worden hernomen en bevestigd als wettelijke bepalingen. HOOFDSTUK 4. - Administratieve boetes
Art. 5.In de gevallen bedoeld in artikel 10, §§ 1 en 2 van de wet, geeft de leidend ambtenaar van de Algemene Directie Energie bij een ter post aangetekende brief kennis aan de betrokkene van zijn voornemen een Administratieve boete op te leggen.
In deze brief verzoekt hij de betrokkene, binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de kennisneming ervan door de betrokkene, zijn verweermiddelen bij een ter post aangetekende brief in te dienen op het erin vermeld adres.
Art. 6.Na onderzoek van de verweermiddelen van de betrokkene kan de in artikel 5 bedoelde ambtenaar hem op bij een ter post aangetekende brief oproepen opdat hij bijkomende inlichtingen of bewijsstukken zou kunnen leveren.
De betrokkene kan vragen om zelf gehoord te worden.
In deze gevallen wordt onmiddellijk een bondig verslag van het onderhoud opgemaakt en ondertekend door de ambtenaar die het voor medeondertekening voorlegt aan de betrokkene.
Andere ambtenaren of andere personen kunnen eveneens uitgenodigd worden om het onderhoud bij te wonen of kunnen nadien worden gehoord.
In het laatste geval wordt ook de betrokkene opgeroepen.
De betrokkene kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan tijdens het onderhoud.
Art. 7.Na onderzoek van de verweermiddelen en in voorkomend geval na de betrokkene te hebben gehoord neemt de in artikel 5 bedoelde ambtenaar overeenkomstig artikel 10, §§ 1 en 2 van de wet een beslissing.
Art. 8.§ 1. De beslissing bedoeld in artikel 7 wordt aan de betrokkene betekend bij een ter post aangetekende brief alsook een uitnodiging tot het betalen van een boete binnen de twee maand volgend op de kennisgeving. § 2. De kennisgeving bedoeld in § 1 vindt plaats binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de verzending van de brief bedoeld in artikel 5, eerste lid.
Art. 9.Het beroep voorzien in artikel 10, § 4 van de wet, wordt ingediend binnen de twee maand na de kennisneming van de beslissing door de betrokkene.
Art. 10.De datum van het postmerk geldt als bewijs voor de verzending van de aangetekende brieven.
Art. 11.De administratieve geldboeten worden gestort op de bijzondere rekening van de « Algemene Directie Energie ». HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 13.Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu, onze Minister bevoegd voor Energie en onze Minister bevoegd voor Economie zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Pisa, 10 augustus 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister bevoegd voor Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, P. MAGNETTE De Minister bevoegd voor Economie, V. VAN QUICKENBORNE