gepubliceerd op 15 september 1998
Koninklijk besluit betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers tewerkgesteld onder het statuut van medewerkers van de erkende politieke fracties of van administratieve medewerkers van de Leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers
10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers tewerkgesteld onder het statuut van medewerkers van de erkende politieke fracties of van administratieve medewerkers van de Leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994 en het koninklijk besluit van 14 november 1996;
Gelet op Hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op de artikelen 99, 100 en 102 gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986, en de wetten van 21 december 1994 en 22 december 1995 en artikel 105 gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en de wet van 22 december 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 april 1991, 19 december 1991, 21 december 1992, 2 december 1993, 22 maart 1995, 14 maart 1996 en 5 juni 1997;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 november 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 november 1997;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juli 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de billijkheid vereist dat de personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers bedoeld in dit besluit zo vlug mogelijk kunnen beschikken over de mogelijkheid om van loopbaanonderbreking te genieten zoals de andere personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen zijn van toepassing op de personeelsleden van de Kamer van volksvertegenwoordigers tewerkgesteld onder het statuut van medewerkers van de erkende politieke fracties of van administratieve medewerkers van de Leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art. 2.In zoverre er niet van wordt afgeweken door de bepalingen van dit besluit, zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, alsmede de bepalingen die de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 wijzigen of vervangen van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die hun beroepsloopbaan volledig onderbreken of hun arbeidsprestaties verminderen.
Art. 3.In afwijking van de bepalingen van de artikelen 3 en 7 van het voormeld koninklijk besluit van 2 januari 1991, wordt de vervanger van het personeelslid dat zijn loopbaan volledig onderbreekt of zijn arbeidsprestaties vermindert tewerkgesteld onder het specifiek statuut van de medewerkers van de erkende politieke fracties of van administratieve medewerkers van de Leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art. 4.In afwijking van de bepalingen van artikel 12 van voormeld koninklijk besluit van 2 januari 1991 beschikt de Kamer van volksvertegenwoordigers indien er een eind gesteld wordt aan de tewerkstelling van de vervanger, opnieuw over een termijn van dertig kalenderdagen om een nieuwe vervanger tewerk te stellen.
Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 13 van het voormeld koninklijk besluit van 2 januari 1991 is het bedrag van de forfaitaire schadevergoeding, in geval van niet-vervanging gelijk aan het bedrag van de onderbrekingsuitkeringen betaald gedurende de periode van niet-vervanging. Deze bedragen worden rechtstreeks teruggevorderd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten laste van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van het trimester na dat waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.