gepubliceerd op 07 mei 2015
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende het akkoord van sociale vrede 2014
10 APRIL 2015. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende het akkoord van sociale vrede 2014 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende het akkoord van sociale vrede 2014.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 april 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 Akkoord van sociale vrede 2014 (Overeenkomst geregistreerd op 15 mei 2014 onder het nummer 121190/CO/215) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en op de bedienden die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Duur
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 en bevat de afspraken geldend gedurende deze periode. HOOFDSTUK III. - Werkloosheid met bedrijfstoeslag
Art. 3.Het stelsel van het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar, destijds ingevoerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 en sedertdien verder gezet, laatst bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 (registratienummer 115945/CO/215), wordt verder gezet gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014, volgens de voorwaarden bepaald in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar.
Art. 4.Het stelsel van het conventioneel brugpensioen, ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2008 tot invoering van een regeling van conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden, verlengd door artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2009, door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 14 oktober 2009 en van 7 juli 2010 tot invoering van een regeling van conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden, door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011 tot invoering van een regeling van conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden (registratienummer 115946/CO/215) wordt verder gezet gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014, volgens de voorwaarden bepaald in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden.
Art. 5.Met een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst wordt een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag ingevoerd ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen. HOOFDSTUK IV. - Sociaal waarborgfonds
Art. 6.Artikel 3 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 januari 2013 houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (registratienummer 113012/CO/215), wordt gewijzigd als volgt : "
Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen nodig voor de werking van het fonds;2° aan de bij artikel 6 van deze statuten bedoelde bedienden een aanvullende sociale uitkering toe te kennen en te vereffenen;3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding en van de beheers- en begeleidingskosten aan de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar, in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden en in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen, evenals de bijzondere werkgeversbijdragen bedoeld in hoofdstuk VI van titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), laatst gewijzigd door de programmawet (I) van 29 maart 2012, die zijn verschuldigd op de aanvullende vergoeding betaald door het voornoemde sociaal waarborgfonds, evenwel onverminderd de bepalingen op dit stuk van de hier genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 29 maart 2010;4° het uitkeren van de bijdrage, bedoeld bij artikel 13, § 3 van deze statuten, tot financiering van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" en vaststelling van zijn statuten;5° de uitkering te verzekeren van de vergoeding voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst verlengd door hoofdstuk VII van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 houdende het akkoord van sociale vrede 2014;6° het financieren van de initiatieven te nemen door de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties, met het oog op de sociale- en beroepsopleiding en op de uitwerking van in het paritair comité gemaakte en te maken collectieve arbeidsovereenkomsten;7° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 13, § 4 van deze statuten, ter financiering van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende de vorming en tewerkstelling;8° het financieren van de codex houdende de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;9° het financieren van onderzoek uitgevoerd door de sociale partners uit de sector gericht op de sociaal-economische ontwikkelingen van de kleding- en confectiebedrijven, zowel op het nationale als op het mondiale vlak met het oog op het te voeren sectorbeleid; 10° het financieren en het beheren van een sectorale hospitalisatieverzekering.".
Art. 7.In artikel 13 van dezelfde statuten wordt de datum van 30 juni 2014 vervangen door de datum van 30 juni 2015.
Art. 8.Artikel 14 van dezelfde statuten wordt vervangen door volgende bepaling : "Van 1 januari 2001 tot 30 juni 2015 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,83 pct. van de bruto wedden der bedienden.". HOOFDSTUK V. - Vorming en tewerkstelling
Art. 9.De collectieve arbeids overeenkomst van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 21/12/2009 pub. 05/02/2010 numac 2010022067 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten betreffende de vorming en tewerkstelling wordt voortgezet gedurende de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2014 en voortdurend aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de doelstellingen, bedoeld in artikel 24 van de wet van 17 mei 2007 houdende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008 en in afdeling 1 van hoofdstuk VIII van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I).
In de schoot van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) zullen de maatregelen worden overlegd die nodig zijn om een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens vijf procentpunten te realiseren. HOOFDSTUK VI. - Sectorale toepassing van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103
Art. 10.Dit hoofdstuk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen. Het bevat de sectorale invulling van verschillende bepalingen van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 voor de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 11.§ 1. Het bijkomend recht van 36 maanden, bedoeld in artikel 4, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, kan ingevolge deze collectieve arbeidsovereenkomst door de bedienden worden uitgeoefend, op voorwaarde dat de werkgever hiermee akkoord gaat. § 2. De bedienden die in toepassing van voornoemd artikel 4, § 1 een recht op tijdskrediet, halftijdse of 1/5de loopbaanvermindering met motief uitoefenen, kunnen dit vanaf de 13de maand uitoefening van het recht slechts doen per minimumperiode van 12 maanden. § 3. Op voorwaarde dat de werkgever hiermee akkoord gaat, kan de leeftijd van 55 jaar, bedoeld in artikel 8 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103, verlaagd worden tot 50 jaar, overeenkomstig de regels voorzien in artikel 8, §§ 3 en 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad.
Art. 12.De drempel van 5 pct., bedoeld in artikel 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103, blijft op 8 pct..
Voor de berekening van deze grens, worden de bepalingen van artikel 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 toegepast, met dien verstande dat in § 3 van dit artikel de leeftijd van 55 jaar en ouder dient te worden gelezen als : de leeftijd van 54 jaar en ouder.
Op ondernemingsvlak kan deze drempel worden verhoogd mits akkoord van de werkgever en rekening houdend met de mogelijkheden op het vlak van de arbeidsorganisatie.
De toepassing van de modaliteiten van onderhavig artikel kan, in ondernemingen waar reeds een bedrijfsakkoord bestaat, onderhandeld worden.
Art. 13.Gelet op artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad wordt overeengekomen dat op het niveau van het paritair comité tijdens de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst inspanningen zullen worden gedaan teneinde te vermijden dat het inroepen van het begrip "sleutelfunctie" systematisch zou leiden tot het ontzeggen van het recht van toegang tot het tijdskrediet voor bedienden van 55 jaar of ouder die een sleutelfunctie uitoefenen. HOOFDSTUK VII. - Bijkomende uitkering bestaanszekerheid
Art. 14.In artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 (registratienummer 115942/CO/215), worden de woorden "van 14 juni 2013 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar en de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsloopbaan" vervangen door de woorden : "van 25 februari 2014 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar, de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsloopbaan en de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen".
Art. 15.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 houdende het akkoord van sociale vrede 2013 (registratienummer 115942/CO/215), wordt de vierde, de vijfde en de zesde paragraaf aangepast als volgt : " § 4. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 4.500 EUR voor bedienden die minstens 50 jaar en nog geen 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor bedrijfstoeslag bij werkloosheid, overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar, de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden of de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen.
Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaand aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 5. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 5.500 EUR voor bedienden die minstens 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor bedrijfstoeslag bij werkloosheid, overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 betreffende bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 58 jaar, de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van bedrijfstoeslag bij werkloosheid vanaf 56 jaar na 40 jaar beroepsverleden of de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2014 tot invoering van een regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag ten gunste van sommige bejaarde bedienden met nachtprestaties indien zij worden ontslagen.
Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaand aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 6. Het forfaitaire bedrag per uitbetaling bedraagt 82,63 EUR per maand gedurende de eerste drie maanden van ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid.
Per bewezen bijkomende periode van 3 maanden ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid wordt een forfaitaire uitbetaling van 247,89 EUR toegekend tot het recht uitgeput is.
Er worden geen andere dan de forfaitaire bedragen van 82,63 EUR en van 247,89 EUR toegekend; dit wil zeggen dat een ontslagen bediende die een langere werkloosheidsperiode dan de vereiste minimumduur kan bewijzen doch een niet voldoende lange periode voor een hoger bedrag, geen recht zal hebben op een bijkomend bedrag.".
Art. 16.In artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2013 houdende het akkoord van sociale vrede 2013 (registratienummer 115942/CO/215), wordt de einddatum van 31 december 2013 vervangen door de datum van 31 december 2014. HOOFDSTUK VIII. - Syndicale premie
Art. 17.Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 januari 2012 tot vaststelling van het bedrag van de syndicale premie (registratienummer 108629/CO/215) wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2013, wordt het bedrag van de syndicale premie, welke elk jaar aan de rechthebbenden wordt toegekend, vastgesteld als volgt : - in de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 : 135,00 EUR voor bedienden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, § 1, § 2 en § 3 van de hoger vermelde statuten; - in de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 : 37,18 EUR voor de volledig en ononderbroken werkloos gebleven bedienden, zoals bepaald bij artikel 6, § 4 van de hoger vermelde statuten.". HOOFDSTUK IX. - Vervoerskosten
Art. 18.In artikel 10, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011 tot vaststelling van de tussenkomst in de vervoerskosten van de bedienden (105193/CO/215) wordt een nieuwe alinea toegevoegd als volgt : "Met ingang van 1 april 2014 wordt het bedrag van de jaarlijkse brutobezoldiging, bedoeld in § 1, op 33.000 EUR gebracht.". HOOFDSTUK X. - Hospitalisatieverzekering
Art. 19.Tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt voor de bedienden een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende een sectorale hospitalisatieverzekering die overeenstemt met de sectorale hospitalisatieverzekering voor de arbeiders van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf. Het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" zal verzekeringsnemer zijn.
Alle verdere modaliteiten hiertoe zullen worden overlegd binnen de raad van bestuur van het sociaal waarborgfonds en in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.
Art. 20.Tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten die overeenstemt met de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2011 tot coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologieën en de tewerkstelling, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf (registratienummer 104944/CO/109). HOOFDSTUK XI. - Sociale vrede
Art. 21.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekenende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1) alle bepalingen betreffende de wedden en arbeidsvoorwaarden worden stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers- of de werkgeversorganisaties, noch door de bedienden of de werkgevers;2) de werknemersorganisaties en de bedienden verbinden er zich toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming aangezien alle individuele normatieve bepalingen geregeld zijn door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS