9 NOVEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vereisten inzake de veiligheid en de bescherming van de gezondheid van de werknemers, waaraan de stoffen en preparaten bij de levering moeten beantwoorden (1)

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 januari 1999 betreffende de waarborgen die de stoffen en preparaten inzake de veiligheid en de gezondheid van de werknemers met het oog op hun welzijn moeten bieden, inzonderheid op artikel 5, eerste en tweede lid, 1° en artikel 14, tweede lid;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 28 februari 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 november 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 35.104/1 van de Raad van State, gegeven op 8 mei 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een stof, waarop het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu van toepassing is, en waarmee werknemers tijdens hun werk in contact kunnen worden gebracht, mag slechts aan de werkgever worden geleverd om door de werknemers gebruikt te worden, indien zij in de handel gebracht, ingedeeld, verpakt en gekenmerkt wordt overeenkomstig de bepalingen van het voormelde besluit.

Art. 2.Een preparaat, waarop het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan van toepassing is, en waarmee werknemers tijdens hun werk in contact kunnen worden gebracht, mag slechts aan de werkgever worden geleverd om door de werknemers gebruikt te worden indien het in de handel gebracht, ingedeeld, verpakt en gekenmerkt wordt overeenkomstig de bepalingen van het voormelde besluit.

Art. 3.Indien de met het toezicht belaste ambtenaren vaststellen dat een levering niet beantwoordt aan de bepalingen van de artikelen 1 en 2 kunnen zij bevelen dat de leverancier deze levering onmiddellijk en op zijn kosten terugneemt.

Art. 4.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 november 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 28 januari 1999, Belgisch Staatsblad van 14 april 1999.