Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 mei 2007
gepubliceerd op 03 juli 2007

Koninklijk besluit betreffende de tewerkstelling op zondag in kleinhandelszaken en kapperssalons gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012248
pub.
03/07/2007
prom.
09/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/09/2007012248/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MEI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de tewerkstelling op zondag in kleinhandelszaken en kapperssalons gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 14, § 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 1966 betreffende de tewerkstelling op zondag in kleinhandelszaken en kapperssalons gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 1988;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 2 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 juli 2006;

Gelet op het advies nr. 1.564 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 18 juli 2006;

Gelet op het advies nr. 41.522/1 van de Raad van State, gegeven op 9 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies nr. 42.646/1 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de werkgevers die in de badplaatsen, luchtkuuroorden of toeristische centra kleinhandelszaken of kapperssalons uitbaten;2° de werknemers welke door de onder 1° bedoelde werkgevers tewerkgesteld worden in een badplaats, luchtkuuroord of toeristisch centrum.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit worden beschouwd : 1° als badplaatsen : de plaatsen welke niet verder dan vijf kilometer van de kust gelegen zijn;2° als luchtkuuroorden : de plaatsen welke aan ten minste twee van de volgende voorwaarden voldoen : a) de meeste hotels dienen er ten minste zes maanden per jaar gesloten te zijn;b) het aantal residerenden dient er gedurende sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen;c) het in het hotelbedrijf tewerkgestelde personeel dient er gedurende sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen;3° als toeristische centra : de plaatsen die als zodanig worden erkend door de Minister van Werk volgens de voorwaarden bepaald in artikel 4 van dit besluit;4° als toeristen : de bezoekers komende van buiten de eigen streek, die ter plaatse verblijven of langskomen met het oog op het bezoeken van bezienswaardige of bekende plaatsen van culturele, historische of religieuze aard of van natuurschoon. HOOFDSTUK II. - Toegestane uitzonderingen op de zondagsrust

Art. 3.De werknemers, bedoeld in artikel 1, 2° van dit besluit mogen op zondag tewerkgesteld worden : 1° vanaf 1 mei tot 30 september;2° gedurende de Kerst- en Paasvakantie in het door de Gemeenschappen ingericht, gesubsidieerd of erkend onderwijs;3° buiten de in 1° en 2° bedoelde periodes mag het personeel gedurende ten hoogste dertien zondagen per kalenderjaar tewerkgesteld worden waar manifestaties plaatsgrijpen, zoals bedoeld bij artikel 66, 26° van de Arbeidswet van 16 maart 1971. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor erkenning als toeristisch centrum

Art. 4.Als toeristisch centrum kunnen worden erkend de gemeenten die cumulatief aan volgende voorwaarden voldoen : 1° de gemeente geeft een oplijsting van haar bezienswaardige of bekende plaatsen van culturele, historische of religieuze aard of van natuurschoon;2° de gemeente geeft een indicatie van het aantal toeristen die de gemeente en haar bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°, bezoeken onder andere via de bezoekersaantallen van de bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°;3° de gemeente toont aan dat er omkadering is voor de opvang van toeristen;onder omkadering wordt onder andere begrepen : parkeergelegenheid voor auto's en autocars, erkende toeristische bewegwijzering, picknickmogelijkheden, cafés, logies of restauratiegelegenheden; 4° de gemeente brengt de impact van de toeristen op de omzet van de kleinhandel in kaart tijdens het hoogseizoen;de gemeente toont aan dat er tijdens het hoogseizoen een stijging is in de inkomsten of omzet van de kleinhandelszaken tengevolge van de toeristen; de gemeente geeft een oplijsting van de kleinhandelszaken en hun geografische locatie die als gevolg van de erkenning de uitzondering op de zondagsrust zullen genieten; 5° de gemeente doet investeringen en heeft een investeringsplan om het toerisme te bevorderen;6° het toeristisch onthaal in de gemeente wordt verzekerd door instellingen die erkend zijn door de inzake het toerisme bevoegde overheid;7° minstens één van de bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°, heeft minstens 5 000 toeristen per jaar.8° de gemeente voldoet minstens aan één van onderstaande criteria : 1.criterium voor verblijfstoerisme : de gemeente heeft minstens 55 000 overnachtingen per jaar; 2. criterium voor dagtoerisme : de gemeente of een zorgvuldig omschreven deel van het grondgebied telt 130 of minder inwoners per horecazaak op het grondgebied. Voor de toepassing van de in het eerste lid opgesomde erkenningsvoorwaarden, worden « delen van een gemeente » gelijkgesteld met « gemeenten ». HOOFDSTUK IV. - Duur en geldingsgebied van de erkenning als toeristisch centrum

Art. 5.De geldigheidsduur van de erkenning als toeristisch centrum is beperkt tot vier jaar. De erkenning is hernieuwbaar.

Art. 6.De erkenning als toeristisch centrum kan worden beperkt tot een gedeelte van het grondgebied van de gemeente, indien blijkt uit het onderzoek van de aanvraag dat de bezienswaardige of bekende plaatsen, de cafés, logies en restauratiegelegenheden, de attracties of de investeringen zich concentreren in dat gedeelte van de gemeente. HOOFDSTUK V. - Procedure voor erkenning als toeristisch centrum

Art. 7.De aanvraag tot erkenning als toeristisch centrum wordt bij aangetekende brief ingediend door het College van Burgemeester en Schepenen bij de Minister van Werk, op het adres van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Art. 8.Om ontvantelijk te zijn omvat de aanvraag tot erkenning als toeristisch centrum : 1° per erkenningsvoorwaarde bedoeld in artikel 4, een gedetailleerde nota met de stavingsstukken waarmee de gemeente aantoont dat zij voldoet aan de betrokken voorwaarde;2° een nauwkeurige aanduiding aan de hand van een stratenplan, van het deel van het grondgebied van de gemeente waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

Art. 9.Aanvragen die niet voldoen aan de ontvankelijkheidvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 8, worden door de Minister van Werk of door de daartoe gemachtigde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard bij een schriftelijke en met redenen omklede beslissing. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de aanvrager.

Art. 10.Indien de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of de aanvraag inhoudelijk voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.

De Minister van Werk doet binnen een termijn van zeventig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag uitspraak over de aanvraag tot erkenning.

De erkenning vangt aan op de dag van publicatie van het ministerieel besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.Indien de aanvraag strekt tot hernieuwing van de erkenning als toeristisch centrum, moet het College van Burgemeester en Schepenen ten laatste zeventig kalenderdagen voor het verstrijken van de erkenning, haar aanvraag indienen bij de Minister van Werk, op het adres van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De aanvraag tot hernieuwing wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 8 tot 10. In geval van hernieuwing vangt de erkenning aan op de vervaldag van de vorige erkenning. HOOFDSTUK VI. - Overgangsmaatregel

Art. 12.De gemeenten die erkend zijn als toeristisch centrum met toepassing van het koninklijk besluit van 7 november 1966 betreffende de tewerkstelling op zondag in kleinhandelszaken en kapperssalons gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra, blijven voor een periode van vier jaar die ingaat vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit, erkend als toeristisch centrum. Daarna vervalt hun erkenning als toeristisch centrum tenzij zij wordt hernieuwd overeenkomstig artikel 11.

Gemeenten met 20 000 inwoners of minder op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit die erkend zijn als toeristisch centrum met toepassing van het koninklijk besluit van 7 november 1966 en die na vier jaar een aanvraag tot hernieuwing hebben ingediend maar die niet voldoen aan de voorwaarden tot erkenning voorzien in dit besluit, krijgen een eenmalige, bijkomende overgangsperiode van vier jaar. Na deze bijkomende overgangsperiode vervalt hun erkenning als toeristisch centrum tenzij zij alsdan wordt hernieuwd overeenkomstig artikel 11. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 13.Het koninklijk besluit van 7 november 1966 betreffende de tewerkstelling op zondag in kleinhandelszaken en kapperssalons gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 1988, wordt opgeheven.

Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 15.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971; Koninklijk besluit van 7 november 1966, Belgisch Staatsblad van 17 november 1966;

Koninklijk besluit van 7 december 1988, Belgisch Staatsblad van 16 december 1988.

^