Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 juni 2024
gepubliceerd op 18 juli 2024

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2024006238
pub.
18/07/2024
prom.
09/06/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JUNI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig besluit heeft tot doel nadere regels vast te stellen met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op de in artikel 446quater, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, bedoelde derden- en rubriekrekeningen, met uitsluiting van de rubriekrekeningen, al dan niet op naam van een advocaat, geopend in het kader van een gerechtelijk mandaat.

De stafhouders hebben nood aan performante oplossingen om op een efficiënte manier controle en toezicht te kunnen uitoefenen op derden- en rubriekrekeningen.

Op heden gebeuren de controle en het toezicht manueel op basis van uitgeprinte rekeningafschriften. De bedoeling is om de controle en het toezicht performanter te maken en deels te automatiseren door gebruik te kunnen maken van software die transactiedata analyseert.

Daartoe zullen, overeenkomstig artikel 138, tweede lid van de Codex Deontologie voor Advocaten en artikel 4.79, tweede lid van de Code de déontologie de l'avocat, de Ordes de transactiegegevens van derden- of rubriekrekeningen verkrijgen en die verwerken.

De controle-entiteit dient te kunnen beschikken over de transactiedata van derden- en rubriekrekeningen (exclusief rubriekrekeningen voor gerechtelijke mandaten) in een werkbaar en uniform digitaal formaat, dat kan worden aangepast in functie van de vooruitgang van de technologie. Minstens zou de controle-entiteit moeten kunnen beschikken over de transactiedata in het formaat dat wordt gehanteerd voor de communicatie van transactiedata volgens gecodeerde berichtgeving, volgens de standaarden vastgelegd door Febelfin, op heden `CODA' genaamd. Het koninklijk besluit werd zo geformuleerd dat het ook van toepassing is op eventuele toekomstige formaten vastgelegd door Febelfin.

De voordelen van de keuze voor de standaarden van de gecodeerde berichtgeving zijn legio. Met de gecodeerde bestanden voorziet Febelfin in een werkbaar en veilig kader voor de open communicatie van transactiedata in een technologieneutraal formaat. De keuze voor dit formaat komt er na samenspraak tussen advocaten en banken zoals vooropgesteld door de wetgever (Parl.St. Kamer, 2015-2016, 54-1986/001, 19). De efficiëntiewinsten in de controle door de stafhouders dragen onder meer bij aan een betere anti-witwasbescherming.

De verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens uitdrukkelijk worden ook in artikel 446quater, § 5 van het Gerechtelijk Wetboek geïdentificeerd. De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone worden aangewezen als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, gelet op de taak die hen wordt opgelegd in artikel 446quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat door de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone een toezichtregeling wordt ingevoerd en georganiseerd, waarin minstens wordt bepaald wie, waarop, wanneer en op welke wijze toezicht wordt gehouden op de naleving van de bepalingen bedoeld in de §§ 1 tot 4, met uitzondering van de rekeningen die beheerd worden in het kader van een gerechtelijk mandaat. De financiële instellingen zullen optreden als aparte verwerkingsverantwoordelijken omdat zij onder meer zelf bepalen hoe lang persoonsgegevens zullen worden bewaard voor hun doeleinden en welke technische en organisatorische maatregelen er genomen worden.

Indien de verwerking wordt verricht omdat de verwerkingsverantwoordelijke hiertoe wettelijk is verplicht of indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang dan wel voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, dient de verwerking een grondslag te hebben in het Unierecht of het lidstatelijke recht. Er kan worden volstaan met wetgeving die als basis fungeert voor verscheidene verwerkingen op grond van een verwerking die noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang dan wel voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag. Het moet ook het Unierecht of het lidstatelijke recht zijn dat het doel van de verwerking bepaalt, zoals in dit geval opgelegd aan de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in artikel 446quater, § 5 van het Gerechtelijk Wetboek.

Naar aanleiding van advies nr. 73.599/1 van de Raad van State van 7 juni 2023 zijn de essentiële elementen van de in dit besluit bedoelde verwerking vastgelegd door de wijziging van artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek. De wet specificeert nu de verwerkingsverantwoordelijke, het doel van de verwerking, de verwerkte gegevens, de betrokkene personen, de bewaartermijn en de toegang tot de gegevens.

De bewaartermijn is vastgelegd op maximum 10 jaar om redenen van eventuele controles met terugwerkende kracht. In het geval van een gerechtelijk onderzoek, een gerechtelijke procedure, een tuchtonderzoek of een tuchtprocedure wordt deze bewaartermijn verlengd totdat alle rechtsmiddelen zijn uitgeput.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


RAAD VAN STATE Afdeling Wetgeving Advies 73.599/1 van 7 juni 2023 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek' Op 8 mei 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 1 juni 2023. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wouter PAS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Lennart NIJS, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wouter PAS, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 juni 2023.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de nadere regels vast te stellen voor het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op de derden- en rubriekrekeningen door de stafhouders en de door hen aangeduide centrale verwerkers, en de hiermee gepaard gaande verwerking van persoonsgegevens te regelen. 2.1. Het ontwerp zoekt rechtsgrond in artikel 446quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek. Dit artikel machtigt de Koning om de nadere regels vast te stellen met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op de derdenrekeningen en de rubriekrekeningen van advocaten. 2.2. Het is evenwel twijfelachtig of die bepaling, in het licht van artikel 22 van de Grondwet, voldoende rechtsgrond kan bieden voor de verwerking van persoonsgegevens waarin de artikelen 2, §§ 2 tot 6, 3, 4 en 5 van het ontwerp voorzien.

Krachtens artikel 22 van de Grondwet geldt voor elke verwerking van persoonsgegevens en, meer in het algemeen, voor elke schending van het recht op het privéleven, dat het formeel legaliteitsbeginsel dient te worden nageleefd. Doordat artikel 22 van de Grondwet aan de bevoegde wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om vast te stellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden afbreuk kan worden gedaan aan het recht op eerbiediging van het privéleven, waarborgt het aan elke burger dat geen enkele inmenging in dat recht kan plaatsvinden dan krachtens regels die zijn aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering. Een delegatie aan een andere macht is evenwel niet in strijd met het wettelijkheidsbeginsel voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de "essentiële elementen" voorafgaandelijk door de wetgever vastgesteld zijn.

Bijgevolg moeten de `essentiële elementen' van de verwerking van persoonsgegevens in de wet zelf worden vastgelegd. In dat verband is de afdeling Wetgeving van oordeel dat ongeacht de aard van de betrokken aangelegenheid, de volgende elementen in beginsel `essentiële elementen' uitmaken: 1° ) de categorie van verwerkte gegevens; 2° ) de categorie van betrokken personen; 3° ) de met de verwerking nagestreefde doelstelling; 4° ) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens; en 5° ) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens. 2.3. In dit geval blijkt niet dat de voormelde essentiële elementen door de wetgever zijn bepaald. In het licht van artikel 22 van de Grondwet moet artikel 446quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek dan ook als ontoereikend worden beschouwd om als rechtsgrond te dienen voor de in het ontwerp beoogde regeling van de verwerking van persoonsgegevens. Om het legaliteitsbeginsel dat uit artikel 22 van de Grondwet voortvloeit in acht te nemen, hetgeen bovendien de rechtszekerheid ten goede zou komen, zal de wetgever de noodzakelijke rechtsgrond moeten aanvullen.

De onderstaande opmerkingen dienen te worden gelezen onder dit voorbehoud.

ONDERZOEK VAN DE TEKST ALGEMENE OPMERKING: BEROEPSGEHEIM 3. Bij arrest nummer 10/2008 van 23 januari 2008, en later meermaals bevestigd, heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat de gegevens die ter kennis worden gebracht van de advocaat, enerzijds, in het kader van zijn activiteit bestaande in de verdediging en de vertegenwoordiging in rechte, en, anderzijds, wanneer hij de rechtspositie van zijn cliënt bepaalt, door het beroepsgeheim gedekt zijn. Bij arrest nummer 43/2019 van 14 maart 2019 stelde het Hof dat het loutere feit dat een persoon een beroep heeft gedaan op een advocaat, onder de bescherming van het beroepsgeheim valt. Hetzelfde geldt voor de identiteit van de cliënten van de advocaat. Ook de derdenrekening van de advocaat valt zodoende onder het beroepsgeheim, voor zover deze de identiteit van cliënten, alsook de andere informatie die op deze personen betrekking heeft, betreft. 4. De regel van het beroepsgeheim maakt een fundamenteel element van het recht op eerbiediging van het privéleven en de rechten van verdediging uit, - dat weliswaar niet onaantastbaar is, maar waarvan enkel kan worden afgeweken wanneer dat noodzakelijk blijkt of wanneer een hoger geachte waarde ermee in conflict treedt. Een bepaling die afwijkt van het beroepsgeheim moet voldoen aan het algemeen beginsel van de voorzienbaarheid van de strafbaarstelling, daar zij nadere regels bevat die bepalend zijn voor de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, dat in een strafbaarstelling van de miskenning van het beroepsgeheim voorziet. Het opheffen van het beroepsgeheim van de advocaat moet, om met de fundamentele beginselen van de Belgische rechtsorde verenigbaar te zijn, door een dwingende reden van algemeen belang worden verantwoord en strikt evenredig zijn. 5. Het om advies voorgelegde ontwerp stipuleert dat de door de financiële instellingen aan de centrale verwerker medegedeelde gegevens "alle details ter identificatie van de transactie" omvatten, zoals "het type verrichting, het bedrag, de datum, de naam en het adres van de opdrachtgever en van de begunstigde, het rekeningnummer van de begunstigde en de vrije of gestructureerde mededeling" (artikel 2, § 3). Zodoende wordt een verwerking van (persoons)gegevens geregeld die betrekking heeft op gegevens die onder het beroepsgeheim van de advocaat vallen, zoals de naam, het adres en het rekeningnummer van de begunstigde en de opdrachtgever. Deze gegevens worden, na het verlenen van een volmacht door de betrokken advocaat en zonder verdere tussenkomst van deze laatste, door de financiële instellingen waarbij hij zijn rubriek- en/of derdenrekening heeft, rechtstreeks aan de centrale verwerker vrijgegeven (artikel 2, §§ 4 en 5).

Er zal dus moeten worden nagegaan of de voorziene opheffing van het beroepsgeheim, door de advocaat die een volmacht verleent aan de door de stafhouder aangeduide mandataris, verantwoord kan worden door een dwingende reden van algemeen belang en strikt evenredig is. 6.1. De door het ontwerp geviseerde gegevensverwerking vindt, aldus het verslag aan de Koning, zijn grondslag in de noodzaak aan "performante oplossingen om op een efficiënte manier controle en toezicht te kunnen uitoefenen op derden- en rubriekrekeningen", die onder meer bijdragen aan een betere anti-witwasbescherming. Daarnaast wordt door de controle van de derden- en rubriekrekeningen nagegaan of de advocaat aan zijn wettelijke en deontologische verplichtingen voldoet.

De bedoeling om de heffing van een belasting te verzekeren (in het kader van het indienen van een btw-listing door de advocaat), of om een anti-witwasverantwoordelijke aan te duiden binnen een advocatenkantoor, werden door het Grondwettelijk Hof reeds aanvaard als dwingende redenen van algemeen belang. Op het eerste gezicht lijken ook de met de ontworpen regeling nagestreefde doelstellingen bijgevolg te kunnen worden gekwalificeerd als dwingende redenen van algemeen belang, nu deze regeling bijdraagt aan een betere anti-witwasbescherming en beoogt de partijen waarmee de advocaat in aanraking komt te beschermen tegen het misbruiken van derdengelden. 6.2. Minder duidelijk is evenwel of ook de voorwaarde van de strikte evenredigheid nageleefd wordt door een centrale verwerker aan te duiden die zal kunnen beschikken over de identificatiegegevens van de begunstigde.

Zo is niet vanzelfsprekend dat de mededeling van de persoonsgegevens van de cliënt-begunstigde van de advocaat, of van de opdrachtgever-tegenpartij, die tot hun identificatie kunnen leiden, noodzakelijk zou zijn om de door artikel 446quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek voorziene controlebevoegdheid uit te oefenen.

Voor zover de doelstelling van de ontworpen regeling erin zou bestaan de uitzondering op het beroepsgeheim aan te wenden om witwaspraktijken in hoofde van de cliënt begunstigde vast te stellen, moet worden vastgesteld dat dergelijke doelstelling door het Grondwettelijk Hof slechts aanvaardbaar is geacht wanneer de meldingsplicht van een advocaat geldt "buiten zijn specifieke opdracht van verdediging of vertegenwoordiging in rechte en het verlenen van juridisch advies".

Bij de beoordeling van de evenredigheid speelt de vraag of er sprake is van een a priori controlebevoegdheid in hoofde van de stafhouder in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof een cruciale rol. In het voorliggende geval wordt de verwerkingsbevoegdheid van de centrale verwerker dan wel afgeleid van de controlebevoegdheid van de stafhouder, maar worden de te verwerken identificatiemarkers bij besluit bepaald, waarbij geen voorafgaande beoordeling door de stafhouder in concrete dossiers zal plaatsvinden. Evenmin voorziet de ontworpen regeling in een geheimhoudingsplicht of beroepsgeheim voor de centrale verwerker en diens medewerkers. 6.3. Het verdient aanbeveling de ontworpen regeling, die een solide wettelijke basis zal moeten krijgen, om te werken zodat geen identificatiegegevens van de begunstigden-cliënten van de advocaat moeten worden meegedeeld. Indien die mededeling toch noodzakelijk zou zijn, moet die tot het minimum worden beperkt en moet in een geheimhoudingsplicht worden voorzien voor de centrale verwerker.

ARTIKELSGEWIJZE OPMERKINGEN

Artikel 2 7.1. Artikel 2, § 6, in fine, van het ontwerp bepaalt dat de centrale verwerker wiens aanwijzing door de stafhouder werd ingetrokken, de transactiegegevens bewaart "tot minstens dertig kalenderdagen na de overdracht ervan aan de door de stafhouders aangewezen centrale verwerker". Na die termijn vernietigt hij de transactiegegevens waarover hij beschikt.

Bevraagd over deze termijn van "minstens dertig kalenderdagen", antwoordde de gemachtigde: "De verwerker van wie de aanwijzing door de stafhouders wordt ingetrokken, moet de transactiegegevens die hij overdraagt aan de nieuwe centrale verwerker gedurende een termijn van dertig dagen bewaren. Die verplichting dient als waarborg voor het geval er iets misloopt bij de overdracht van die gegevens. Het is wel niet de bedoeling dat die termijn wordt verlengd. Bijgevolg moet het begrip `minstens' worden geschrapt." Met deze wijziging kan worden ingestemd. 7.2. De verwijzingen naar "vijftien kalenderdagen" resp. "dertig kalenderdagen" in artikel 2, § 6, dienen te worden vervangen door "vijftien dagen" en "dertig dagen".

De Greffier, Wim GEURTS De Voorzitter, M. VAN DAMME _______ Nota Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof: zie inzonderheid GwH 18 maart 2010, nr. 29/2010, B.16.1; GwH 20 februari 2020, nr. 27/2020, B.17.

Adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', opmerking 101 (Parl.St. Kamer 2020-21, nr. 55-1951/001, 119). Zie ook GwH 10 maart 2022, nr. 33/2022, B.13.1 en GwH 22 september 2022, nr. 110/2022, B.11.2.

Hetgeen ten overvloede ook blijkt uit het feit dat het ontwerp zelf alle essentiële elementen regelt: de categorie van te verwerken gegevens (artikel 2, § 3, van het ontwerp), de categorie van betrokken personen (artikel 2, §§ 2 en 3, van het ontwerp), de met de verwerking nagestreefde doelstelling (artikel 4 van het ontwerp), de categorie van personen die toegang hebben tot deze gegevens (artikelen 2, §§ 2 tot 6, en 3, van het ontwerp), en de bewaartermijn (artikelen 2, § 6, en 5 van het ontwerp).

GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008.

GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019, B.6.

Voor een overzicht van de relevante verdragsbepalingen en rechtspraak van het EHRM ter zake, zie: GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019, B.3.2 tot B.5.

GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, B.7.1; GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.9.1; GwH 15 september 2022, nr. 103/2022, B.48.4.

EHRM 6 december 2012, Michaud t. Frankrijk, § 123.

GwH 15 september 2022, nr. 103/2022, B.49.

In eerdere arresten is sprake van een "dringende reden" (zie GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, B.7.2), en van een "dwingende reden" (zie GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019, B.7.3). In latere arresten hanteert het Grondwettelijk Hof systematisch de zinsnede "dwingende reden van algemeen belang", zie bijv. GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.11;

GwH 15 september 2022, nr. 103/2022, B.50.

GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, B.7.1; GwH 26 september 2013, nr. 127/2013, B.31.2; GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.11.; GwH 15 september 2022, nr. 103/2022, B.50.

Blijkens het aan de Raad van State bezorgde dossier is het de bedoeling dat de hoedanigheid van centrale verwerker zou worden toegekend aan DP-A (Digital Platform for Attorneys). Dit digitaal platform wordt uitgebaat door DIPLAD cv, een commanditaire vennootschap opgericht door de Vlaamse balies, en is door de balies aangesteld om alle informatica-gerelateerde aspecten van het advocatenberoep te regelen. Zie artikel 32ter van het Gerechtelijk Wetboek. Het ontwerp laat evenwel de vrijheid aan de stafhouders om zelf een andere centrale verwerker aan te duiden.

Zoals het verbod om een derdenrekening of rubriekrekening een debetsaldo te laten vertonen (artikel 446quater, § 3, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek) of de verplichting om de op de derdenrekening ontvangen gelden zo vlug mogelijk, en uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na ontvangst, door te storten aan de bestemmeling ervan (artikel 446quater, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek); Afdeling III.2.9 van de `Codex deontologie voor advocaten'; artikel 4.73 van de `Code de déontologie de l'avocat'.

GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019, B.8.

GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.21.1 tot B.21.3.

GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, B.9.6 en B.10; GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.9.1 tot B.12 en B.16 tot B.18.

Zie bv. GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, B.14.2; GwH 24 september 2020, nr. 114/2020, B.29.2.

I.t.t. bijvoorbeeld de btw-ambtenaren, zie: GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019, B.9.1 tot B.9.3.


9 JUNI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 446quater van het Gerechtelijk Wetboek FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 446quater, § 7, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 25/01/2017 numac 2017010166 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verwerking van passagiersgegevens type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2024;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 maart 2023;

Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 22 maart 2023;

Gelet op advies nr. 65/2023 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 24 maart 2023;

Gelet op advies nr. 73.599/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "controle-entiteit": de in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde overheden, te weten de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone;2° "derdenrekening of rubriekrekening(en)": de rekening(en) zoals bedoeld in artikel 446quater, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitsluiting van rubriekrekeningen geopend in het kader van een gerechtelijk mandaat;3° "financiële instelling": een door de Nationale Bank van België op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling. HOOFDSTUK II. - Nadere regels inzake het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op derden- en rubriekrekeningen

Art. 2.§ 1. Iedere derdenrekening of rubriekrekening voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit besluit. Er mogen geen transacties worden verricht op een derdenrekening of rubriekrekening die niet aan die voorwaarden voldoet. § 2. De houder van een derdenrekening of rubriekrekening verleent een onherroepelijke volmacht aan de stafhouder van de Orde van Advocaten waarbij hij of zij is ingeschreven, of aan iedere mandataris die door die stafhouder werd aangeduid, om van de financiële instelling volledige inzage en afschrift te verkrijgen van alle transacties op de derdenrekening of rubriekrekening.

De houder van een derdenrekening of rubriekrekening verleent de financiële instelling waar de derdenrekening of rubriekrekening wordt gehouden eveneens onherroepelijk toelating om alle gegevens in verband met de transacties die op zijn derdenrekeningen of rubriekrekeningen plaatsvinden op permanente basis ter beschikking te stellen van de controle-entiteit met het oog op een automatische geïnformatiseerde controle. § 3. De financiële instellingen bij wie derdenrekeningen of rubriekrekeningen worden gehouden, delen gegevens in verband met de transacties die op derdenrekeningen of rubriekrekeningen plaatsvinden met de controle-entiteit met het oog op een automatische geïnformatiseerde controle.

De meegedeelde gegevens omvatten alle details ter identificatie van de transactie die in het bezit zijn van de financiële instelling zoals het type transactie, het bedrag, de munteenheid, de uitvoeringsdatum van de transactie, alsook de naam en het adres van de houder van de rekening, van de opdrachtgever en van de begunstigde, het rekeningnummer van de opdrachtgever en van de begunstigde, en de vrije of gestructureerde mededeling. § 4. De financiële instellingen bij wie derdenrekeningen of rubriekrekeningen worden gehouden, delen de transactiegegevens van de derdenrekeningen of rubriekrekeningen mee aan de controle-entiteit in hetzelfde formaat dat de financiële instellingen gebruiken voor gecodeerde berichtgeving volgens de meest actuele standaarden die voor gecodeerde berichtgeving zijn vastgelegd door Febelfin VZW. § 5. De transactiegegevens van nieuwe derdenrekeningen of rubriekrekeningen worden vanaf de opening meegedeeld aan de controle-entiteit. De transactiegegevens van bestaande derdenrekeningen of rubriekrekeningen worden op eerste verzoek meegedeeld aan de controle-entiteit.

HOOFDSTUK III. - Verwerking van persoonsgegevens

Art. 3.De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone zijn de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, algemene verordening gegevensbescherming wat de automatische geïnformatiseerde controle door de controle-entiteit betreft.

De controle-entiteit stelt een functionaris voor gegevensbescherming aan.

De financiële instellingen bij wie de derdenrekeningen of rubriekrekeningen worden gehouden, treden op als afzonderlijke verwerkingsverantwoordelijken.

Art. 4.De controle-entiteit verwerkt de transactiegegevens van derdenrekeningen en rubriekrekeningen en de daaraan verbonden persoonsgegevens slechts in de mate dat deze verwerking noodzakelijk is om verdachte en onrechtmatige transacties op te sporen en te documenteren, de processen ter opsporing van dergelijke transacties te optimaliseren en, in voorkomend geval, alle gegevens ter identificatie van verdachte en onrechtmatige transacties door te geven aan de stafhouder van de Orde waarbij de houder van de rekening is ingeschreven.

De stafhouders en de controle-entiteit treden hierbij op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken.

Art. 5.De controle-entiteit en de stafhouders bewaren de transactiegegevens van derdenrekeningen en rubriekrekeningen zoals bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, alsook de gemaakte analyses op deze gegevens, gedurende tien jaar. In geval van een gerechtelijk onderzoek of gerechtelijke procedure dan wel een tuchtonderzoek of tuchtprocedure worden deze gegevens en deze analyses bewaard tot op het moment dat alle rechtsmiddelen tegen de beslissingen die hieruit voortkomen, zijn uitgeput. Na deze termijn of na de uitputting van alle rechtsmiddelen, worden de transactiegegevens vernietigd of gearchiveerd.

HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK V. - Uitvoeringsbepaling

Art. 7.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 juni 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


^