gepubliceerd op 28 juli 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
9 JULI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, artikel 1, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 februari 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 19 april 2010;
Gelet op het advies 48.325/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 28 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.Om het recht te doen ontstaan op de aanvullende maandelijkse bijslag vermeld in artikel 20, §§ 2 en 2bis, moet het in artikel 26, §§ 1 en 1bis bedoeld rechtgevend kind voldoen aan de volgende voorwaarden : a) het mag geen activiteit uitoefenen die aanleiding geeft tot verzekeringsplicht ingevolge één der regelingen van sociale zekerheid, behoudens wanneer deze activiteit wordt uitgeoefend : 1° hetzij in het raam van een arbeidsovereenkomst gesloten met een door de hiertoe bevoegde overheden erkende beschutte werkplaats, sociale werkplaats of bedrijf voor aangepast werk;2° hetzij in uitvoering van een leerovereenkomst of -verbintenis bedoeld in artikel 25, 2°, welke geen aanleiding geeft tot de toekenning van een loon dat meer bedraagt dan het bedrag vastgesteld in uitvoering van voormeld artikel 25, 2°;b) het mag geen sociale uitkering genieten, bij toepassing van een Belgische of een buitenlandse regeling betreffende arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid, die haar oorsprong vindt in de uitoefening van een activiteit andere dan deze bedoeld onder a), 1° of 2°, van dit artikel. Indien het kind bedoeld in het eerste lid voldoet aan de toekenningvoorwaarden die bepaald zijn bij of krachtens artikel 25, dient het niet te voldoen aan de vereisten bedoeld in het eerste lid. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.
Art. 3.De Minister van Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juli 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE