gepubliceerd op 23 juli 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel schorst (1)
9 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf (P.C. 124) ressorteren, van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel schorst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992 en 26 maart 1999 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand vereist dat zonder verwijl de nodige maatregelen worden genomen om de regeling te verlengen die omschrijft onder welke voorwaarden het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden geheel schorst voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.
Art. 2.Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden volledig worden geschorst, mits er kennisgeving wordt gedaan, hetzij door aanplakking van een bericht, wanneer alle werklieden van de onderneming of van een bouwplaats collectief werkloos worden gesteld, hetzij door overhandiging aan de werkman van een geschrift, wanneer slechts een gedeelte van de werklieden van de onderneming of van een bepaalde bouwplaats werkloos worden gesteld.
Het geschrift wordt per post verstuurd aan de werkman, die wegens gerechtvaardigde afwezigheid geen kennis kon nemen van het bericht, of het geschrift niet in ontvangst kon nemen.
De kennisgeving moet ten laatste op woensdag gebeuren, opdat de volledig schorsing de volgende maandag kan beginnen te lopen.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag acht weken niet overschrijden.
Art. 4.Een kopie van het bericht of het dubbel van het geschrift, zoals bedoeld in artikel 2, moet onder een bij de post aangetekende omslag, ten laatste de woensdag van de week waarin de kennisgeving geschiedt, worden gezonden aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is.
Art. 5.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving en de bij artikel 4 bedoelde mededeling moeten de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst zal ingaan en de datum waarop deze schorsing een einde zal nemen.
De bij artikel 4 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische oorzaken die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst rechtvaardigen en hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2002 en treedt buiten werking op 1 juni 2003.
Artikel 4 van dit besluit treedt buiten werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 71 van de programmawet van 30 december 2001.
Art. 7.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.