Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2005
gepubliceerd op 03 maart 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de risicogroepen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203665
pub.
03/03/2005
prom.
09/01/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003 Risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 9 september 2003 onder het nummer 67368/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van afdeling 1, hoofdstuk II van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001), alsmede in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 24 december 2002. HOOFDSTUK II. - Tewerkstelling van risicogroepen

Art. 4.De ondernemingen die langdurig werklozen, laaggeschoolde werklozen, werklozen met een leeftijd van minstens 50 jaar, werkzoekenden die het begeleidingsplan voor werklozen hebben gevolgd, gehandicapten, personen die terugkeren op de arbeidsmarkt of bestaansminimumtrekkers voor onbepaalde duur aanwerven, kunnen een eenmalige forfaitaire toelage ten laste van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" bekomen.

Deze toelage bedraagt 743,68 EUR voor de voltijdse aanwerving van een arbeider en 371,84 EUR voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider met een overeenkomst van minstens 18 uur/week.

Deze toelage wordt toegekend wanneer de arbeider zes maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.

Art. 5.De ondernemingen die werknemers die geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan onderbreken, of werknemers die bruggepensioneerd zijn vanaf of na de leeftijd van 58 jaar vervangen door arbeiders die behoren tot de bovengenoemde risicogroepen, kunnen ten laste van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" genieten van dezelfde eenmalige forfaitaire toelage onder dezelfde voorwaarden als deze vastgesteld in artikel 3 hierboven.

Art. 6.De ondernemingen die werknemers die bruggepensioneerd zijn op 56 jaar vervangen door arbeiders, kunnen ten laste van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" genieten van een eenmalige en forfaitaire toelage.

Deze toelage bedraagt 1.239,47 EUR voor de voltijdse aanwerving van een arbeider en 619,73 EUR voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider met een overeenkomst van minstens 18 uur per week.

Deze toelage wordt toegekend wanneer de arbeider die de bruggepensioneerde vervangt zes maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.

Art. 7.De omschrijving van de bovengenoemde risicogroepen is deze vastgesteld bij koninklijk besluit van 12 april 1991, tot uitvoering van artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991).

Art. 8.De raad van bestuur van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" wordt ermee belast de uitvoerings- en controlemodaliteiten voor de toekenning van de toelagen beschreven in de artikelen 3 tot 5 vast te stellen.

De uitbetaling van de toelagen geschiedt bij beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren". Er kan per arbeider slechts één maandelijkse toelage aan de werkgever toegekend worden.

In voorkomend geval, kan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" de nodige belissingen nemen om het bedrag van de toelagen bedoeld in de artikelen 3 tot 5 te beperken, om zo een overschrijding te voorkomen van de financiële middelen, voortvloeiend uit de bijdragen van 0,20 pct. bedoeld in artikel 8.

Art. 9.Teneinde de financiering te verzekeren van de tewerkstellingsbevorderende maatregelen bedoeld in de artikelen 3 tot 5, zijn de werkgevers bedoeld in het eerste artikel aan het "Waarborg en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" voor de periode van 1 januari tot 31 december 2003 een bijdrage verschuldigd van 0,20 pct. berekend op de brutolonen van de arbeiders.

Ze wordt geheven en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld in de artikelen 14 tot 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot instelling van een fonds voor bestaanszekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979. HOOFDSTUK III. - Vorming

Art. 10.De werkgevers zullen, in het kader van het interprofessioneel akkoord van 24 december 2002, hun inspanning voor de beroepsopleiding van de arbeiders binnen de bedrijven verhogen tot 1,80 pct. van de bruto loonmassa van de werklieden en werksters.

Art. 11.De werkgevers zullen binnen het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 betreffende de ondernemingsraden van 9 maart 1972 (koninklijk besluit van 12 september 1972, Belgisch Staatsblad van 25 november 1972) inlichtingen verstrekken aan de ondernemingsraden over de verhoogde inspanning voor de beroepsopleiding van de arbeiders.

Art. 12.De bepalingen van de artikelen 9 en 10 zijn niet van toepassing in de ondernemingen die reeds 1,8 pct. van de bruto loonmassa besteden aan de beroepsopleiding, zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 24 december 2002. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2003. Zij houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2005.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^