Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 december 2002
gepubliceerd op 21 december 2002

Koninklijk besluit houdende oprichting van een sociale dienst bij de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2002000681
pub.
21/12/2002
prom.
09/12/2002
ELI
eli/besluit/2002/12/09/2002000681/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een sociale dienst bij de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen 3 en 11;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, inzonderheid op artikel 56;

Gelet op het protocol nr. 78/2 van 7 augustus 2002 van het Onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 december 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 maart 2002;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van Burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is, dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het verzoek tot spoedbehandeling gemotiveerd door het feit dat het beheerscomité van de R.S.Z.-PPO (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten) besliste tijdens zijn vergadering van 3 juni 2002 dat de gepensioneerde politiebeambten van de lokale besturen niet meer als begunstigden kunnen worden beschouwd van de Gemeenschappelijke Sociale Dienst van de R.S.Z.-PPO, wegens het ontbreken van corresponderende bijdragen van het politiepersoneel in actieve dienst. Mogelijke voordelen kunnen hen enkel worden verleend door de Sociale dienst van de geïntegreerde politiedienst; dat voorts geen belangrijke individuele tussenkomsten ten voordele van de personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst kunnen plaatsvinden bij uitblijven van de reglementair onderbouwde diensten;

Gelet op het advies 34.051/2 van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « de minister » : de Minister van Binnenlandse Zaken;2° « het personeelslid van het operationeel kader » : elk lid van het operationeel kader bedoeld in artikel 117 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;3° « het personeelslid van het administratief en logistiek kader » : elk lid van het administratief en logistiek kader bedoeld in artikel 118 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;4° « gezin » : het geheel van personen dat onder hetzelfde dak woont en dat, naast het personeelslid, is samengesteld uit zijn echtgenoot of de persoon met wie het samenwoont, ongeacht of deze toestand van samenwonen is vastgesteld overeenkomstig de artikelen 1475 tot 1479 van het burgerlijk wetboek, alsook hun kinderen en ascendenten in de eerste graad die het ten laste heeft. Ingeval het samenwonen niet is vastgesteld met toepassing van de artikelen 1475 tot 1479 van het burgerlijk wetboek, wordt het bewijs van samenwonen geleverd door een getuigschrift van gezinssamenstelling dat uitgaat van hetzij de gemeente waar het personeelslid is gevestigd, hetzij de overheid van de federale politie ter plaatse indien het personeelslid bij de BSD gevestigd is.

Het bewijs van de hoedanigheid van persoon ten laste wordt op dezelfde manier geleverd; 5° « de vereniging » : de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in artikel 6 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Oprichting

Art. 2.Bij de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus wordt een sociale dienst opgericht. HOOFDSTUK III. - Begunstigden

Art. 3.De begunstigden van de sociale dienst zijn : 1° de personeelsleden van het operationeel en van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, met inbegrip van de personeelsleden ingezet bij het Comité P of de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie alsook de vaste syndicale afgevaardigden;2° de gewezen personeelsleden van de politiediensten die recht hebben op een pensioen, met uitzondering van degenen die ambtshalve of om dwingende redenen ontslagen werden of zelf ontslag genomen hebben;3° de gewezen leden van het administratief en logistiek kader, die ingevolge schade opgelopen bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die hen verbond met de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een schadeloosstelling genieten bedoeld in de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen of in de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten;4° de leden van het gezin van de begunstigde bedoeld in 1°, 2° en 3°;5° bij overlijden van de begunstigde bedoeld in 1°, 2° en 3° blijven de leden van het gezin gedurende een periode van drie jaar begunstigde tenzij de begunstigde bedoeld in 1°, 2° en 3° overleden is ten gevolge van een arbeidsongeval, in dit geval behouden de leden van het gezin hun hoedanigheid van begunstigde;6° de personen voorgedragen met tweederde meerderheid door de algemene vergadering van de vereniging. HOOFDSTUK IV. - Doel van de sociale dienst

Art. 4.De sociale dienst heeft tot doel aan de begunstigden, onder elke passende vorm, materiële en niet-materiële hulp te verschaffen, zowel in hun beroepsleven als in hun privaatleven, en dit onder de vorm van individuele en collectieve voordelen.

Deze voordelen kunnen onder meer betrekking hebben op : 1° sociale en culturele activiteiten;2° het inrichten en beheren van refters en kantines;3° hospitalisatie-, brand- en overlijdensverzekering;4° het aanbieden van specifieke collectieve voordelen. De sociale dienst verleent die hulp met inachtneming van de vrije wil van de begunstigde.

De sociale dienst kan zijn actie coördineren met de directie van de interne relaties en de directie van de sociale aangelegenheden van de federale politie.

Indien de begunstigde ook aanspraak kan maken op de aangewezen sociale hulp vanwege andere sociale diensten die verbonden zijn aan Belgische of buitenlandse openbare diensten, kan hij, in voorkomend geval, naar die diensten worden verwezen.

Art. 5.De sociale dienst kan samenwerken met andere sociale diensten of organismen. HOOFDSTUK V. - Erkenning van een vereniging zonder winstoogmerk

Art. 6.De minister draagt de uitvoering van de taken van de sociale dienst op aan een door hem erkende vereniging zonder winstoogmerk.

Art. 7.De minister kan de erkenning intrekken indien de vereniging de bepalingen van dit besluit of van haar statuten op substantiële wijze miskent. HOOFDSTUK VI. - Arbeidstijdorganisatie

Art. 8.De leden van de algemene vergadering en van de raad van beheer van de vereniging, voorgedragen door de representatieve syndicale organisaties, genieten een dienstvrijstelling om de vergaderingen voor te bereiden met een maximum van 7 uur 36.

De personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus worden geacht een dienstprestatie te vervullen wanneer ze deelnemen aan de activiteiten van de algemene vergadering of de raad van beheer van de vereniging, met inbegrip van de verplaatsingen. HOOFDSTUK VII. - Werkingsmiddelen

Art. 9.De commissaris-generaal van de federale politie wat de federale politie betreft en de burgemeester of het politiecollege wat de lokale politie betreft, kunnen, op verzoek van de vereniging, personeelsleden van respectievelijk de federale politie en de lokale politie ter beschikking stellen van de vereniging. Deze terbeschikkingstelling wijzigt de rechtstoestand van het betrokken personeel niet.

De commissaris-generaal van de federale politie wat de federale politie betreft en de burgemeester of het politiecollege wat de lokale politie betreft, kunnen, op verzoek van de vereniging, het gebruiksrecht van onroerende en roerende goederen en de steun van de diensten van respectievelijk de federale politie en de lokale politie verlenen aan de vereniging.

Art. 10.De vereniging kan, binnen de perken van de op de Algemene Uitgavenbegroting, sectie 17, uitgetrokken kredieten, een jaarlijkse financiële tussenkomst, in trimestriële fracties, aanvragen in de vorm van een subsidie.

De aanvraag van subsidie moet gerechtvaardigd en ingediend worden bij de directeur-generaal van het personeel van de federale politie, ten minste drie maanden voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze aanvraag moet het bedrag vermelden van de kasbeschikbaarheden op de dag van de indiening van de aanvraag, evenals de schatting van de ontvangsten en de uitgaven die zich nog zullen voordoen tijdens het lopende kalenderjaar en deze van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

De subsidie kan worden aangevuld met de middelen die de minister nader bepaalt.

Art. 11.De in artikel 10 bedoelde subsidie kan slechts worden aangewend onder de voorwaarden vastgesteld in een overeenkomst tussen de minister en de voorzitter van de raad van beheer van de sociale dienst.

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 13.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^