gepubliceerd op 07 september 2002
Koninklijk besluit betreffende de exploitatie van een net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
9 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit betreffende de exploitatie van een net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 6, 7, 8 eerste lid, 23 § 1, 24 en 25, zoals gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1966 betreffende de netten voor distributie van radio-omroepuitzendingen in de woningen van derden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 mei 1976 en 3 augustus 1987;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 22 mei 2002;
Gelet op het ingewonnen advies bij de Afdeling prijzen van het Bestuur Handelsbeleid van het Ministerie van Economische Zaken;
Gelet op het advies 33.539/4 van de Raad van State, gegeven op 1 juli 2002;
Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De aanvraag voor een exploitatievergunning
Artikel 1.De aanvraag voor een vergunning tot exploitatie van een net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt, per aangetekende brief, in tweevoud aan de bevoegde minister gericht, samen met de volgende inlichtingen : 1° de statuten van de rechtspersoon die de aanvraag indient, de samenstelling van zijn bestuursorganen, het bedrag van zijn kapitaal en de verdeling ervan, het adres van zijn maatschappelijke zetel en het adres van zijn bedrijfszetel;2° het aantal en de naam van de dochtermaatschappijen van de rechtspersoon die de aanvraag indient en zijn aandeel erin.Indien de rechtspersoon die de aanvraag indient zelf dochtermaatschappij is, licht hij de precieze aard van zijn aandeelhouderschap toe; 3° de technische kenmerken van het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen als bedoeld in artikel 8 van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, hierna te noemen "de wet";4° het gebied dat het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen bestrijkt voor radio-omroepuitzendingen waarvoor de toestemming wordt gevraagd, zo nodig aangegeven met behulp van een landkaart;5° de lijst van de radio- en televisieprogramma's die doorgeven zullen worden, alsmede hun oorsprong, onverminderd artikel 13 van de wet;6° de lijst van de andere audiovisuele diensten buiten de radio- en televisieprogramma's die voorgesteld zullen worden;7° de tarieven van het abonnement op het net voor distributie van van radio- of televisieomroepuitzendingen en op de andere audiovisuele diensten;8° het bewijs van de na te leven verbintenis of de naleving van de Belgische en internationale regelgeving inzake auteursrechten en naburige rechten. Op vraag van de bevoegde minister, legt de rechtspersoon die een aanvraag indient elk ander document voor dat nodig is voor de toekenning van de vergunning.
Art. 2.De beslissing tot vergunning of weigering wordt door de bevoegde minister binnen honderd dagen na het indienen van de aanvraag meegedeeld.
Art. 3.De kabelmaatschappij deelt zonder verwijl aan de bevoegde minister elke wijziging mee in de gegevens op grond waarvan de exploitatievergunning toegekend werd.
In geval van ingrijpende wijziging in de elementen die geleid hebben tot de toekenning van de exploitatievergunning kan de bevoegde minister de exploitatievergunning schorsen of intrekken, op de wijze bepaald in de artikelen 24 en 25 van de wet.
In dat geval hoort de bevoegde minister vooraf de kabelmaatschappij. HOOFDSTUK II. - De installatie, de aansluiting en het technisch onderhoud van het netwerk
Art. 4.De kabelmaatschappij is verplicht zo vlug mogelijk gevolg te geven aan iedere aansluitingsaanvraag.
Art. 5.De kabelmaatschappij is verplicht ieder abonnee kosteloos tien meter kabel te leveren vanaf het aansluitpunt van het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen.
Art. 6.Het technisch onderhoud en de moderniseringswerkzaamheden van het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen, met inbegrip van die welke door de bevoegde overheid worden voorgeschreven, zijn voor rekening van de kabelmaatschappij.
Art. 7.Bij de aansluiting is de kabelmaatschappij verplicht de goede ontvangst te controleren van de radio- en televisieprogramma's.
Art. 8.De kabelmaatschappij kan zich niet verzetten tegen de toegang tot haar net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen voor inspectie- of controledoeleinden door ambtenaren van het BIPT of door ieder door de minister aangewezen ambtenaar.
De kabelmaatschappij is verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan ieder verzoek van de bevoegde minister, van zijn afgevaardigde of van het BIPT om ieder storing of schadelijke invloed op de werking van de telefoon-, telegraaf- of elektriciteitsinstallaties te doen ophouden. HOOFDSTUK III. - De vergoeding
Art. 9.De exploitatievergunning van een net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad verplicht de exploitant een jaarlijks bedrag van 0,12 euro per abonnee te betalen.
Dit bedrag dekt de kosten verbonden aan de uitreiking, de vernieuwing en de controle van exploitatievergunning.
De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt geïnd door het bestuur van het kadaster, de registratie en de domeinen, conform artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1991.
Art. 10.De eerste annuïteit van de vergoeding is forfaitair vastgelegd op 12.500 euro en wordt betaald zodra de vergunning is uitgereikt en vóór elke exploitatiehandeling. De volgende annuïteiten worden op 1 juli van elke jaar overgemaakt.
Eén maand voor deze datum stuurt de bevoegde minister, per aangetekende brief, de kabelmaatschappij een uitnodiging tot betalen.
De Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen geeft de bevoegde minister kennis van de betaling. HOOFDSTUK IV. - De schorsing van het doorgeven van sommige programma's
Art. 11.Indien programma's als bedoeld in artikel 23, § 1 van de wet uitgezonden worden, kan de bevoegde minister, hetzij ambtshalve hetzij na klacht, het doorgeven van genoemde programma's schorsen.
Art. 12.De klacht wordt per aangetekende brief met bericht van ontvangst bij de bevoegde minister ingediend binnen vijf dagen na de uitzending van het programma als bedoeld in artikel 23, § 1, van de wet.
Art. 13.De bevoegde minister hoort de aanklager, de omroeporganisatie en de kabelmaatschappij.
Zo nodig kan hij, na de partijen gehoord te hebben, het advies inwinnen van iedere raad, commissie of vereniging die hij nuttig acht.
Dat advies wordt meegedeeld aan de kabelmaatschappij en de omroeporganisatie.
Art. 14.De kabelmaatschappij brengt haar klanten op de hoogte van de redenen van de schorsing. HOOFDSTUK V. - De beëindiging van de exploitatie
Art. 15.Zodra het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen niet meer geëxploiteerd wordt voor radio-omroepuitzendingen, is de kabelmaatschappij verplicht, ongeacht de reden van stopzetting, op haar kosten alle installaties van het net, met inbegrip van lijnen en aansluitingen, te verwijderen en zich daarbij aan de politiereglementen van de bevoegde overheden te houden, tenzij het netwerk voor andere doeleinden wordt geëxploiteerd.
Ingeval deze verplichting niet wordt nagekomen binnen een termijn van twaalf maanden vanaf de dag van stopzetting van de exploitatie, kan de bevoegde minister op kosten en risico van de kabelmaatschappij de installaties laten verwijderen.
De ondergrondse leidingen mogen met instemming van de eigenaars van de grond achtergelaten worden. HOOFDSTUK VI Opheffings-, overgangs- en inwerkingtredingsbepaling
Art. 16.§ 1. Het koninklijk besluit van 24 december 1966 betreffende de netten voor distributie van radio-omroepuitzendingen in de woningen van derden wordt opgeheven. § 2. De kabelmaatschappijen die, bij de inwerkingtreding van dit besluit, over een vergunning beschikken uitgereikt krachtens het voornoemd koninklijk besluit van 24 december 1966, kunnen zich hierop niettemin beroepen gedurende een periode van maximum zes maanden.
Het toekomstige aanbod van radioprogramma's en televisieprogramma's of van andere audiovisuele diensten van de kabelmaatschappij die erkend wenst te worden op basis van de huidige bepalingen, moet op alle punten identiek zijn aan datgene dat het zijne was toen hij erkend werd krachtens het koninklijk besluit dat in het tweede lid vermeld wordt. § 3. Het aanbod van televisieprogramma's van de kabelmaatschappij die erkend wenst te worden op basis van de huidige bepalingen maar aan wie geen vergunning werd uitgereikt krachtens het voornoemde koninklijk besluit van 24 december 1966, moet minstens 30 verschillende programma's bevatten.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 18.De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 9 augustus 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE