Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 april 2024
gepubliceerd op 23 april 2024

Koninklijk besluit betreffende de berekeningsmethode van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2024003784
pub.
23/04/2024
prom.
09/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende de berekeningsmethode van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd, legt de berekeningsmethode vast van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers, in overeenstemming met artikel 10/1, § 1, derde lid, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten betreffende de postdiensten (hierna "de wet").

De eerste en belangrijkste parameter voor het berekenen van de minimumvergoeding is het minimale uurloon geïndexeerd zonder anciënniteitspremie van toepassing op de werknemersklasse R1 van de loon- en functieclassificatie van het rijdend personeel, zoals bepaald door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en van toepassing op werkgevers en werknemers van het paritair subcomité 140.03, dat wordt opgelegd door artikel 10/1, § 1, tweede lid, 1° van de wet. De in aanmerking genomen werkgeversbijdrage is de bijdrage die geldt voor een bedrijf met minder dan 10 werknemers, d.w.z. 49,91 %.

Zowel logistieke spelers als sectorfederaties werden geraadpleegd om de andere parameters waarmee rekening moet worden gehouden te identificeren en om de waarden te bepalen, zodat de minimumvergoeding realistisch is. De gekozen parameters in het model vormen de grootste gemene deler van de kostenmodellen die werden geraadpleegd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Dit artikel definieert een aantal termen die worden gebruikt uit het besluit.

Artikel 2 Met het oog op de rechtszekerheid preciseert artikel 2 op welke categorieën van vervoermiddelen of levering de minimumvergoeding voor respectievelijk dienstverleners met een fiets en de minimumvergoeding voor dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig van toepassing is.

Rijbewijscategorieën worden gebruikt als objectief en bekend criterium.

Ondanks advies 74.984/4 van 22 januari 2024 van de Raad van State wordt artikel 2 van het ontwerp behouden voor zover het model rekening houdt met de meest representatieve hypotheses in de sector. Zo werd het model voor de dienstverleners met een fiets ontwikkeld op basis van de hypothese dat de bezorger een elektrische cargofiets gebruikt.

Het model voor de dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig gaat uit van de hypothese dat de dienstverlener een bestelwagen op diesel gebruikt . In de praktijk kunnen er veel verschillende situaties zijn.

Voor een dienstverlener wiens werkelijke kosten hoger liggen zal het altijd mogelijk zijn om de opdrachtgever een hoger bedrag te factureren. Bij een evaluatie kan het kostenmodel worden aangepast, zoals voorzien in een driejaarlijkse grondige herziening.

Artikel 3 In paragraaf 2 worden twee extra parameters gepreciseerd waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de minimumvergoeding, met name het aantal gereden kilometers en het aantal gepresteerde uren.

Paragraaf 2 somt de verschillende elementen op van de vervoerkosten van de dienstverleners met een fiets.

Paragraaf 3 somt de verschillende elementen op van de vervoerkosten van de dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig. De opgesomde kostencategorieën stemmen overeen met de (sub)categorieën van kosten die deel uitmaken van de minimumvergoeding en die worden opgesomd in artikel 10/1, § 1, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten.

De methodologie voor het berekenen van de minimumvergoeding is ontwikkeld voor een theoretisch model en strekt ertoe minimumbedragen vast te leggen, met name op basis van de door de sector verstrekte informatie (werkelijke kosten). Die kosten zijn afgestemd op die van het Instituut Wegtransport en Logistiek België (hierna "ITLB").

De verschillende kostencategorieën waaruit de minimumvergoeding bestaat, zijn: Het ITLB gebruikt een vergelijkbaar bedrag voor verzekeringen in zijn referentieprijzen. Bij het ITLB omvat de verzekeringskost de volgende zaken: - de premies, met inbegrip van de dossierkosten en taksen, worden berekend voor de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, schadeverzekeringen, brand- en diefstalverzekeringen en rechtsbijstandverzekeringen. - de kosten van de schadeverzekering worden gespreid over de levensduur van het voertuig.

Die kosten worden periodiek opgevraagd voor een referentiedossier en beschikbare publieke indices voor de verzekeringssector.

Met "verkeersbelasting" wordt zowel de belasting op inverkeerstelling, als de jaarlijkse verkeersbelasting bedoeld.

De algemene kosten zijn de kosten voor zaken zoals administratie, boekhouding en planning. Er moet ook rekening worden gehouden met de kosten van kleding en de aanschaf en het gebruik van mobiele telefoons. Er zijn lichte verschillen in de algemene kosten voor de twee categorieën (gemotoriseerd voertuig versus fiets).

Paragraaf 4 machtigt de minister van Economie om de numerieke waarden van de elementen opgesomd in de paragrafen 1, 2 en 3 vast te stellen, alsook het bedrag van het minimale uurloon bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 1°, van de wet.

In paragraaf 5 wordt bepaald dat de kost van de elementen van de vervoerkosten wordt gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex van de maand november 2023, met uitzondering van de energiekost voor de fiets, die wordt gekoppeld aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van elektriciteit tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin dit besluit wordt gepubliceerd, en van de brandstofkost voor de gemotoriseerd voertuig, die wordt gekoppeld aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van diesel tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin dit besluit wordt gepubliceerd.

In paragraaf 6 worden de regels voor de indexering van de kosten van de elementen van de vervoerskosten uiteengezet.

De zesde paragraaf, vijfde lid, machtigt de minister bevoegd voor Economie het tijdstip van de indexatie te wijzigen om de redenen die hij daarvoor aanvoert.

De indexatie gebeurt tweemaal per jaar, in januari en in juli.

De minister kan de indexatie vervroegen op een moment dat hij gepast acht, omdat bijvoorbeeld de dieselprijs zo sterk is gestegen dat de minimumprijs niet langer consistent is. De redenen en de bijbehorende rechtvaardiging zullen geval per geval worden bepaald. In elk geval gaat het niet om het uitstellen van de indexatie, maar om individuele situaties die het vervroegen van de indexatie rechtvaardigen.

Artikel 4 In artikel 4 wordt bepaald dat de minister bevoegd voor Economie de berekeningsmethode vastlegt van de minimumvergoeding en de verschillende elementen waaruit die bestaat. Hij publiceert het bedrag van de minimumvergoeding in het Belgisch Staatsblad.

De FOD Economie publiceert het bedrag van de minimumvergoeding ook op zijn website en stelt, eveneens via dit kanaal, een toelichtingsnota ter beschikking van de ondernemingen over de berekeningsmethode van de minimumvergoeding, bepaald in overeenstemming met het eerste lid.

Artikel 5 Artikel 5, paragraaf 1, bepaalt dat er, om de drie jaar, samen met het Instituut, onderzoeken worden uitgevoerd bij de ondernemingen uit de sector van de pakketdistributie om de geschiktheid van de berekeningsparameters van de minimumvergoeding na te gaan.

In de tweede paragraaf wordt bepaald dat de minister bevoegd voor Economie welke gegevens gevraagd worden en de praktische modaliteiten voor de deelname van de ondernemingen uit de sector aan de onderzoeken vastlegt en in het bijzonder de elementen en/of de informatie die door de ondernemingen uit de sector moet worden verstrekt.

Paragraaf 3 garandeert dat alle federale administraties en openbare diensten, gratis hun medewerking hieraan verlenen, en dat ze de FOD Economie gratis toegang verlenen tot de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun opdrachten in het kader van dit koninklijk besluit.

Artikel 6 Dit artikel stelt de datum vast waarop het besluit en het artikel 14 van de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten houdende diverse bepalingen inzake de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers, overeenkomstig artikel 22, § 8, tweede lid, van dezelfde wet in werking treedt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Post, P. DE SUTTER

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 74.984/4 van 22 januari 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de berekeningsmethode van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers' Op 28 november 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd met dertig dagen*, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de berekeningsmethode van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 22 januari 2024. De kamer was samengesteld uit Bernard BLERO, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Dimitri YERNAULT, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Marianne DONY, assessoren, en Charles-Henri VAN HOVE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Julien GAUL, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bernard BLERO. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 januari 2024.

Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Artikel 10/1 van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten `betreffende de postdiensten', zoals ingevoegd bij de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten `houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers', luidt als volgt: " § 1.Het is elke aanbieder van postdiensten verboden om postdiensten te verstrekken of te doen verstrekken die inhouden dat pakjes in België worden geleverd tegen een vergoeding die lager is dan de `minimumvergoeding', vastgesteld volgens de regels bepaald in het tweede lid.

De minimumvergoeding moet met name het volgende omvatten: 1° het minimale geïndexeerde uurloon zonder anciënniteitspremie van toepassing op de werknemersklasse R1 van de loon- en functieclassificatie van het rijdend personeel, zoals bepaald door de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten en van toepassing op werkgevers en werknemers van het paritair subcomité 140.03 voor het wegvervoer en de logistiek voor rekening van derden, vermeerderd met de werkgeverslasten; 2° de vervoerkosten: naargelang het gebruikte vervoermiddel: a) dienstverlener met een fiets;b) dienstverlener met een gemotoriseerd voertuig;3° de andere kosten omvatten onder andere: a) de administratieve en fiscale kosten;b) de kosten van verzekeringen. De Koning vult, bij een (...) besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze lijst aan met andere elementen en is bevoegd de berekeningsmethode van de door of krachtens dit artikel vastgestelde elementen te bepalen. § 2. De inbreuken op de bepalingen van dit artikel en zijn uitvoeringsbesluiten worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig boek XV van het Wetboek van economisch recht." Ten aanzien van die bepaling geeft het voorliggende ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 2. Artikel 2 van het ontwerp luidt als volgt: "De minimumvergoeding voor dienstverleners met een fiets geldt voor dienstverleners die gebruik maken van een vervoermiddel of bezorgmiddel waarvoor geen rijbewijs nodig is of waarvoor een rijbewijs van categorie AM, A, A1 of A2 vereist is. De minimumvergoeding voor dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig geldt voor dienstverleners die gebruik maken van een vervoermiddel waarvoor een rijbewijs van categorie B of hoger vereist is." Uit artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2°, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten blijkt dat, wat betreft de vervoerkosten die bij de berekening van de minimumvergoeding in aanmerking moeten worden genomen, de wetgever naargelang het gebruikte vervoermiddel een onderscheid heeft gemaakt tussen twee categorieën van dienstverleners, namelijk de dienstverlener met een fiets en de dienstverlener met een gemotoriseerd voertuig.

Artikel 2 van het ontwerp, gelezen in samenhang met artikel 3, §§ 2 en 3, kan dan ook niet worden aanvaard. Het doet namelijk afbreuk aan het onderscheid dat de wetgever in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2°, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten maakt, doordat het dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig waarvoor geen rijbewijs nodig is of waarvoor een rijbewijs van categorie AM, A, A1 of A2 vereist is, gelijk te stellen aan dienstverleners met een fiets.

Artikel 2 moet in het licht van deze opmerking worden herzien. 3. Ter wille van de duidelijkheid moet de redactie van artikel 3, §§ 2 en 3, worden herzien zodat de daarin opgesomde categorieën van kosten overeenstemmen met de (sub)categorieën van kosten, opgesomd in artikel 10/1, § 1, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten, die de minimumvergoeding uitmaken. Die laatste bepaling maakt immers een onderscheid tussen de "vervoerkosten" (artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2° ) en de "andere kosten", die onder meer de "administratieve en fiscale kosten" en de "kosten van verzekeringen" omvatten (artikel 10/1, § 1, tweede lid, 3° ), terwijl het ontwerp al die kosten onder de noemer "vervoerkosten" lijkt te verenigen.1 Ten aanzien van de categorieën die in de wet worden bepaald, draagt dat niet bij tot een goed begrip van het ontworpen dispositief.

Voorts dient te worden verduidelijkt uit welke verschillende categorieën van kosten de minimumvergoeding bestaat. De vraag rijst bijvoorbeeld wat moet worden verstaan onder "verzekering" (omvat dit begrip naast de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid ook andere soorten verzekeringen, zoals de "omniumverzekering"?), onder "verkeersbelasting" (gaat het enkel om de jaarlijkse verkeersbelasting of ook om de belasting op de inverkeerstelling?) of nog onder "algemene kosten".

Een vergelijking tussen de paragrafen 2 en 3 van artikel 3 illustreert hoe onduidelijk die categorieën zijn. Men kan namelijk de indruk krijgen dat bij de berekening van de vervoerkosten van de dienstverleners met een fiets geen rekening kan worden gehouden met de bandenkosten, aangezien die niet in paragraaf 2 maar wel uitdrukkelijk in paragraaf 3 worden vermeld. De gemachtigde van de minister heeft evenwel uitgelegd dat kosten van reserveonderdelen, waaronder ook bandenkosten, deel uitmaken van de onderhoudskosten van de dienstverleners met een fiets.

Artikel 3, §§ 2 en 3, moet in het licht van deze opmerking worden herzien. 4. Het ontwerp beperkt zich ertoe te bepalen uit welke elementen de minimumvergoeding bestaat, bedoeld in artikel 10/1 van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten, maar het stelt noch een berekeningsmethode vast waarmee de minister de numerieke waarde van elk van die elementen kan bepalen, noch een methode waarmee op basis van die elementen het bedrag van de minimumvergoeding wordt berekend.2 Artikel 4 van het ontwerp bepaalt in dat verband het volgende: "Via zijn website, publiceert de FOD Economie het bedrag van de minimumvergoeding en stelt alle ondernemingen een toelichtingsnota van de methode waarmee de minimumvergoeding berekend wordt ter beschikking." Zoals de gemachtigde van de minister heeft uitgelegd, moet die bepaling zo worden opgevat dat ze de FOD Economie verordenende bevoegdheid verleent om de berekeningsmethode van de minimumvergoeding te bepalen.

Wat de delegatie van verordenende bevoegdheden aan de administratie betreft, dient eraan te worden herinnerd dat in principe niet kan worden aanvaard dat ambtenaren van een administratie verordenende bevoegdheden krijgen. Een subdelegatie aan die overheden is alleen bij uitzondering toegestaan als ze betrekking heeft op het vaststellen van zuiver bestuurlijke of in hoofdzaak technische maatregelen.

De in artikel 4 van het ontwerp vervatte delegatie voldoet niet aan die voorwaarden en kan bijgevolg niet worden aanvaard.

De berekeningsmethode van de minimumvergoeding en van de verschillende elementen waaruit die vergoeding bestaat, moet dus worden bepaald in het ontwerp, ofwel moet die bevoegdheid worden gedelegeerd aan de minister.

Voorts moet erop worden toegezien dat het bedrag van de minimumvergoeding wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wat niet verhindert dat het eveneens op de website van de FOD Economie wordt bekendgemaakt.

Het ontwerp moet in het licht van deze opmerking worden herzien.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF In het eerste lid moet nader worden bepaald dat artikel 10/1, § 1, derde lid, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten is "ingevoegd bij de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten".

DISPOSITIEF Artikel 3 1. In paragraaf 4 moet niet worden vermeld dat de minister "bij in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt besluit" de numerieke waarde vaststelt van de elementen waarvan de voorliggende bepaling melding maakt, aangezien een dergelijke verplichting voortvloeit uit artikel 6 van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', gelezen in samenhang met artikel 56, § 1, van de wetten `op het gebruik van de talen in bestuurszaken', gecoördineerd op 18 juli 1966.2. In de Franse tekst van paragraaf 6, tweede lid, a), moet worden verwezen naar het ministerieel besluit bedoeld in paragraaf 4.3. Zoals de gemachtigde van de minister heeft gesteld, is het de bedoeling te bepalen dat de minister de indexatie van de numerieke waarde van de kosten die in de paragrafen 2 en 3 worden opgesomd, kan vervroegen maar niet uitstellen. Indien dat inderdaad de bedoeling is van de steller van het ontwerp, moet artikel 3, § 6, derde lid, dienovereenkomstig worden verduidelijkt.

Artikel 5 1. Bij de paragrafen 1, tweede lid, en 2 wordt aan de FOD Economie de bevoegdheid verleend een onderzoekformulier op te stellen dat "minstens" de elementen bevat die in artikel 3 van het ontwerp worden opgesomd, alsook de bevoegdheid om de "modaliteiten" vast te stellen voor deelname van de ondernemingen uit de sector aan de onderzoeken die de FOD Economie voert. Zoals reeds in de algemene opmerkingen is opgemerkt, kunnen delegaties van verordenende bevoegdheid aan de administratie in principe niet worden aanvaard, behalve als ze inhouden dat de administratie zuiver bestuurlijke of in hoofdzaak technische maatregelen kan vaststellen.

Delegaties van de bevoegdheid om formulieren op te stellen kunnen worden aanvaard in zoverre ze de toepasselijke wettelijke en reglementaire voorwaarden alleen maar formaliseren. Dat is in casu niet het geval, aangezien de FOD Economie over de mogelijkheid beschikt voor te schrijven dat gegevens worden verzameld ter aanvulling van die welke in artikel 3 van het ontwerp worden vermeld.

Als men niet kan aantonen dat het bepalen van die aanvullende gegevens een zuiver bestuurlijke of in hoofdzaak technische maatregel is, en als men, ingeval dit niet kan worden aangetoond, het woord "minstens" niet weglaat uit de voorliggende bepaling, hoort de bevoegdheid om het formulier in kwestie op te stellen, te worden verleend aan de minister.

Tenzij wordt aangetoond dat de bevoegdheid om de "modaliteiten" vast te stellen voor deelname aan de onderzoeken waaraan de ondernemingen moeten deelnemen, een zuiver bestuurlijke of in hoofdzaak technische maatregel is, hoort de minister, en niet de FOD Economie, ertoe te worden gemachtigd die modaliteiten te bepalen.

De paragrafen 1, tweede lid, en 2 moeten in het licht van deze opmerking worden herzien. 2. Zoals de gemachtigde van de minister heeft uitgelegd, heeft paragraaf 3 enkel betrekking op de federale overheid.Die precisering moet in het dispositief staan.

Voorts rijst de vraag wat de steller van het ontwerp bedoelt met een organisme van openbaar nut "onderworpen aan een dergelijke administratie". De afdeling Wetgeving begrijpt de concrete strekking van die woorden niet. De steller van het ontwerp moet zijn bedoeling dienaangaande verduidelijken.

Artikel 6 Artikel 10/1 van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten is ingevoegd bij artikel 14 van de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten.

Artikel 22, § 8, van de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten luidt als volgt: "Artikel 14 treedt in werking op de eerste dag van de negende maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad." De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid." De wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2023.

Artikel 14 van de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten zal bijgevolg op 1 oktober 2024 in werking treden, tenzij de Koning een eerdere datum van inwerkingtreding bepaalt.

Het ontwerp treedt luidens zijn artikel 6 evenwel op 1 juli 2024 in werking.

Naar aanleiding van een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister de volgende toelichting gegeven: "L'article sera complété pour avancer l'entrée en vigueur de l'article 14 de la loi au 01/07, conformément à l'article 22, § 8." Artikel 6 moet dienovereenkomstig worden aangevuld, en zo ook het eerste lid van de aanhef.

De griffier, De voorzitter, Charles-Henri VAN HOVE Bernard BLERO _______ Nota's * Bij e-mail van 28 november 2023. 1 De Franse tekst van artikel 3, § 2, waarin wordt verwezen naar de vervoerkosten "visés à l'article 10/1, § 1er, alinéa 2, 2°, a) de la loi", stemt overigens niet overeen met de Nederlandse tekst, waarin sprake is van de "vervoerkosten van een dienstverlener met een fiets, bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2°, a) en 3° van de wet".

Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor artikel 3, § 3, van het ontwerp. 2 De afdeling Wetgeving vraagt zich bijvoorbeeld af hoe het "aantal gereden kilometers" en het "aantal gepresteerde uren" waarmee de minimumvergoeding overeenkomstig artikel 3, § 1, van het ontwerp "rekening [houdt]", worden berekend.

9 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende de berekeningsmethode van de elementen van de minimumvergoeding voor pakjesbezorgers FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 10/1, § 1, derde lid en 22, § 8, tweede lid, van de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten betreffende de postdiensten, ingevoegd door de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten;

Gelet op de impactanalyse van de reglementering, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 oktober 2023;

Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 13 november 2023;

Gelet op advies 74.984/4 van de Raad van State, gegeven op 22 januari 2024, in overeenstemming met artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, de Minister van Zelfstandigen en de Minister van Post, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: a) "de wet": de wet van 26 januari 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2018 pub. 09/02/2018 numac 2018010510 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de postdiensten sluiten betreffende de postdiensten; b) "FOD Economie": de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie c) "het Instituut": het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.

Art. 2.De minimumvergoeding voor dienstverleners met een fiets geldt voor dienstverleners die gebruik maken van een vervoermiddel waarvoor geen rijbewijs nodig is of waarvoor een rijbewijs van categorie AM, A, A1 of A2 vereist is.

De minimumvergoeding voor dienstverleners met een gemotoriseerd voertuig geldt voor dienstverleners die gebruik maken van een vervoermiddel waarvoor een rijbewijs van categorie B of hoger vereist is.

Art. 3.§ 1. Naast de elementen bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid van de wet, omvat de minimumvergoeding: a) het aantal gereden kilometers;b) het aantal gepresteerde uren. § 2. De vervoerkosten van een dienstverlener met een fiets, bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2°, a) en 3°, van de wet, omvatten: a) de afschrijving;b) het onderhoud;c) de verzekering;d) de gemiddelde energiekost in de zes maanden die voorafgaand aan de maand waarin het ministerieel besluit bedoeld in de vierde paragraaf wordt gepubliceerd;e) de algemene kosten. § 3. De vervoerkosten van een dienstverlener met een gemotoriseerd voertuig, bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 2°, b) en 3°, van de wet, omvatten: a) de afschrijving;b) het onderhoud;c) de verzekering;d) het bandenkost;e) de kostprijs van de keuring;f) de verkeersbelasting;g) de gemiddelde brandstofkost in de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin het ministerieel besluit bedoeld in de vierde paragraaf wordt gepubliceerd;h) de algemene kosten. § 4. De minister bevoegd voor Economie stelt de numerieke waarde van de elementen opgesomd in de paragrafen 1, 2 en 3 vast, zonder belasting op de toegevoegde waarde, alsook het bedrag van het minimale uurloon bedoeld in artikel 10/1, § 1, tweede lid, 1°, van de wet. § 5. De kost van de elementen beoogd in de paragrafen 2 en 3 wordt gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex van de maand november 2023, met uitzondering: a) van de energiekost, bedoeld in paragraaf 2, d), die wordt gekoppeld aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van elektriciteit tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin dit besluit wordt gepubliceerd;b) van de brandstofkost, bedoeld in paragraaf 3, g), die wordt gekoppeld aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van diesel tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin dit besluit wordt gepubliceerd. § 6. De kost van de elementen beoogd in de paragrafen 2 en 3 wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex van de maand november van het voorgaande jaar.

In afwijking van de eerste lid, worden aangepast om de zes maanden op 1 januari en 1 juli: a) de energiekost, bedoeld in paragraaf 2, d), volgens het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van elektriciteit tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin het ministerieel besluit bedoeld in de vierde paragraaf, wordt gepubliceerd;b) de brandstofkost, bedoeld in paragraaf 3, g), volgens het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van diesel tijdens de zes maanden die voorafgaan aan de maand waarin het ministerieel besluit bedoeld in de vierde paragraaf, wordt gepubliceerd. In afwijking van de eerste en tweede lid kan de minister bevoegd voor Economie het tijdstip van de indexatie wijzigen om de redenen die hij daarvoor aanvoert.

Art. 4.De minister bevoegd voor Economie legt de berekeningsmethode vast van de minimumvergoeding en de verschillende elementen waaruit die bestaat. Hij publiceert het bedrag van de minimumvergoeding in het Belgisch Staatsblad.

Op zijn website publiceert de FOD Economie ook het bedrag van de minimumvergoeding en stelt hij aan alle ondernemingen een toelichtingsnota ter beschikking van de methode waarmee de minimumvergoeding berekend wordt, bepaald in overeenstemming met het eerste lid.

Art. 5.§ 1. Om de drie jaar worden, samen met het Instituut, onderzoeken uitgevoerd bij de ondernemingen uit de sector om de geschiktheid van de berekeningsparameters van de minimumvergoeding na te gaan. § 2. De minister bevoegd voor Economie legt welke gegevens worden aangevraagd en de praktische modaliteiten vast voor de deelname aan de onderzoeken door ondernemingen uit de sector. Het Instituut is verantwoordelijk voor het verzamelen van de benodigde informatie bij de bedrijven. § 3. Elke federale administratie en elke dienst of organisme van openbaar nut moet gratis haar medewerking verlenen aan de uitvoering van de onderzoeken bedoeld in paragraaf 1. Ze geven aan de FOD Economie gratis toegang tot de vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben voor de uitoefening van hun functie voor zover die communicatie vereist is voor het uitvoeren van zijn opdrachten.

Art. 6.Treden op 1 juli 2024 in werking: a) het artikel 14 van de wet van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/12/2023 pub. 28/12/2023 numac 2023048463 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen met het oog op het verbeteren van de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers sluiten houdende diverse bepalingen inzake de werkomstandigheden van de postpakketbezorgers;d) dit besluit.

Art. 7.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel 9 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De Minister van Post, P. DE SUTTER

^