gepubliceerd op 12 juli 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad
8 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad;
Gelet op het protocol nr. 214 van 15 mei 2001 Sectorcomité III-Justitie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 september 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 februari 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 9 januari 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat moderne communicatiemiddelen het bereikbaar zijn van de justitieassistenten verhogen; dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is de regelgeving in die zin aan te passen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 20 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 20.De personeelsleden die de functie van justitieassistent uitoefenen hebben recht op een maandelijkse telefoonvergoeding die vastgesteld is op BEF 972.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben geen recht op de telefoonvergoeding wanneer een GSM ten hunner beschikking is gesteld door de administratie. »
Art. 2.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 21.De vergoeding bedoeld in artikel 20 wordt toegekend vanaf de maand die volgt op het plaatsen van een telefoontoestel in de woning van het personeelslid of volgt op de activering van een telefoon door het personeelslid.
De kosten van het abonnement en van de gesprekken komen ten laste van het personeelslid. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1999.
Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN