Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 januari 2004
gepubliceerd op 09 maart 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende maatregelen ten behoeve van de risicogroepen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003202316
pub.
09/03/2004
prom.
08/01/2004
ELI
eli/besluit/2004/01/08/2003202316/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende maatregelen ten behoeve van de risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 oktober 1991;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende maatregelen ten behoeve van de risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 januari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 3 oktober 1991, Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1991.

Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2001 Maatregelen ten behoeve van de risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2001 onder het nummer 57892/CO/145)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters, met uitzondering van het seizoens- en gelegenheidspersoneel zoals bedoeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en op hun werkgevers, van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 en van de reglementaire omkadering die hierop volgt.

De ondertekenende partijen hebben de bedoeling om door middel van deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 2001 en 2002 een inspanning te voorzien ten belope van 0,25 pct. berekend op het volledig loon van de werknemers zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981).

De hierboven bedoelde 0,25 pct. bijdrage wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en doorgestort aan het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf », opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1991, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 oktober 1991 (Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1991).

Art. 3.De in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde inspanning van 0,25 pct. wordt besteed ten behoeve van personen die, bij hun aanwerving, behoren tot de risicogroepen onder de werkzoekenden en/of ten behoeve van de personen op wie het begeleidingsplan dat bedoeld wordt in het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan van toepassing is.

Art. 4.§ 1. Voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder « risicogroepen » verstaan, de personen die behoren tot een van de volgende categorieën : langdurig werklozen, laaggeschoolde werklozen, gehandicapten, deeltijds leerplichtigen, herintreders, bestaansminimumtrekkers, laaggeschoolde werknemers en allochtonen. a) Onder « langdurig werkloze » wordt verstaan : de werkloze die, gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan zonder onderbreking genoten heeft van werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week.b) Onder « laaggeschoolde werkloze » wordt verstaan : de werkloze, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van : 1.ofwel een diploma van het universitair onderwijs; 2. ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;3. ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.c) Onder « gehandicapte » wordt verstaan : de werkzoekende mindervalide die op het ogenblik van zijn indienstneming bij het « Vlaams Fonds voor sociale integratie voor personen met een handicap » of het « Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des handicapés » ingeschreven is.d) Onder « deeltijds leerplichtige » wordt verstaan : de werkzoekende van minder dan 18 jaar die onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt.e) Onder « herintreder » wordt verstaan : de werkzoekende die tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervult : 1.geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; 2. geen beroepsactiviteit verricht heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;3. voor de periode van drie jaar voorzien in punten 1 en 2, zijn beroepsactiviteit onderbroken heeft ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen is.f) Onder « bestaansminimumtrekker » wordt verstaan : de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangt.g) Onder « laaggeschoolde werknemer » wordt verstaan : de werknemer, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van : 1.ofwel een diploma van het universitair onderwijs; 2. ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;3. ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.h) Onder « allochtonen » wordt verstaan : de personen van een niet-Belgische afkomst. § 2. Ook de personen die het begeleidingsplan dat voor werklozen uitgewerkt is, gevolgd hebben vallen onder de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde doelgroepen.

Art. 5.Gelet op artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, genieten de ondernemingen die in 2001 en 2002 een werknemer in dienst nemen die behoort tot de categorieën vermeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, een forfaitaire tegemoetkoming van 5 000 BEF per maand tewerkstelling met een maximum van 60 000 BEF. Deze tegemoetkoming wordt uitbetaald door het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf », dat hiervoor gebruik maakt van 60 pct. van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene middelen.

De raad van bestuur van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf » bepaalt de praktische toekenningsvoorwaarden.

Art. 6.De overige 40 pct. van de voorziene middelen zal worden aangewend voor het organiseren van begeleidende maatregelen voor de betrokken werkgevers en werknemers. Deze hebben tot doel een betere integratie te realiseren voor groepen werknemers met bijzondere moeilijkheden.

De raad van bestuur van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf » bepaalt welke begeleidende maatregelen noodzakelijk zijn en hoe deze hun uitwerking zullen krijgen.

Art. 7.De bedragen en de periodes van tussenkomst vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst evenals de uitgewerkte praktische toekenningsvoorwaarden, kunnen door de raad van bestuur van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf » aangepast worden in functie van de jaarlijks voorziene budgettaire bestedings smogelijkheden.

Een aparte regeling wordt uitgewerkt voor deze deeltijds leerplichtigen zoals bedoeld in artikel 4, § 1, d), van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 8.De ondertekenende partijen zullen een evaluatieverslag en een financieel rapport neerleggen op de griffie van de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en dit overeenkomstig de modaliteiten van de toepasselijke wetgeving in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002.

Art. 9.Het artikel dat in de eerste rij van de volgende tabel wordt vermeld, heeft betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Voor het bedrag dat in euro wordt vermeld geldt vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst van 31 december 2001 en het bedrag dat in Belgische frank vermeld wordt in de tweede kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 1 juli 2003.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^