gepubliceerd op 09 oktober 1998
Koninklijk besluit betreffende de Algemene Inspectie van de Diensten van het Ministerie van Landsverdediging
7 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de Algemene Inspectie van de Diensten van het Ministerie van Landsverdediging
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 167, § 1, van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juli 1998;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit : 1° wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad bedoeld;2° wordt de medische dienst als een krijgsmachtdeel beschouwd.
Art. 2.De Algemene Inspectie van de Diensten van het Ministerie van Landsverdediging is een dienst van het Ministerie van Landsverdediging. Deze dienst is belast met de inspectie van de werking van de diensten van het Ministerie van Landsverdediging.
Onder « diensten van het Ministerie van Landsverdediging » moet voor de toepassing van dit besluit verstaan worden : alle militaire of burgerlijke diensten, organismen en organen, die deel uitmaken van het departement van Landsverdediging, met uitzondering van alle instellingen van openbaar nut bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 3.De algemene inspectie is samengesteld uit : 1° de inspecteur-generaal, die de leiding heeft over de dienst en die een luitenant-generaal is of een ambtenaar van het departement;2° de adjunct-inspecteur-generaal die een officier is, bekleed met ten minste de graad van kolonel, of een ambtenaar van het departement;3° ten minste één hoofdofficier per krijgsmachtdeel, die indien hij bekleed is met de graad van kolonel, minder anciënniteit in die graad telt dan de adjunct-inspecteur-generaal en die tot een ander krijgsmachtdeel moet behoren dan de adjunct-inspecteur-generaal;4° ten minste één ambtenaar van het departement;5° lagere officieren;6° burger- en militaire hulppersoneelsleden.
Art. 4.De inspecteur-generaal wordt aangewezen door de Koning, op de voordracht van de minister van Landsverdediging.
De inspecteur-generaal staat rechtstreeks onder het gezag van de minister van Landsverdediging.
Art. 5.§ 1. De personeelsleden bedoeld in artikel 3, 2° tot 4°, worden aangewezen door de minister van Landsverdediging, op de voordracht van de inspecteur-generaal die vooraf het advies van de chef van de generale staf of in het geval dat het een burgerlijk personeelslid betreft, van de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur moet inwinnen.
De personeelsleden bedoeld in artikel 3, 2° tot 6°, werken volgens de exclusieve richtlijnen van de inspecteur-generaal. § 2. De minister van Landsverdediging bepaalt de getalsterkte en de middelen van de algemene inspectie.
Art. 6.§ 1. De inspecteur-generaal beantwoordt elke studie-, onderzoeks- of adviesaanvraag uitgaande van de minister van Landsverdediging.
Bovendien oefent de inspecteur-generaal op eigen initiatief opdrachten van informatie of van onderzoek uit ten voordele van de minister van Landsverdediging.
Elke belanghebbende persoon mag bij de inspecteur-generaal elke klacht uitbrengen betreffende de werking van de diensten van het Ministerie van Landsverdediging. Hij bevestigt de ontvangst van deze klacht en brengt, in voorkomend geval, de klager op de hoogte van de aan zijn klacht gegeven gevolgen. § 2. Voor de uitoefening van de bevoegdheden bepaald in dit besluit, beschikken de inspecteur-generaal en de personeelsleden van de algemene inspectie bedoeld in artikel 3, 2° tot 4°, over een algemeen en permanent inspectierecht in de schoot van de diensten van het Ministerie van Landsverdediging.
De inspecteur-generaal legt aan de minister van Landsverdediging de door hem gedane vaststellingen voor en hij voegt er zijn bedenkingen en voorstellen aan toe. Hij legt aan de minister van Landsverdediging eveneens de verslagen voor betreffende de studie-, onderzoeks- of adviesaanvragen bedoeld in § 1, eerste lid.
De inspecteur-generaal brengt de chef van de generale staf en, wanneer burgerlijk personeel betrokken is, de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur op de hoogte van zijn bevindingen en van zijn verslagen, behoudens wanneer een dergelijke mededeling het verder verloop van het onderzoek zwaar in het gedrang zou brengen. In dit geval legt de inspecteur-generaal de vraag voor aan de minister van Landsverdediging.
Art. 7.De chef van de generale staf licht de algemen inspectie in over : 1° elk ontwerp van wets- of reglementaire bepaling betreffende het administratief, tuchtrechtelijk, geldelijk, sociaal en sydicaal statuut van het militair personeel van het actief kader dat hij aan de minister van Landsverdediging voorlegt of waarover hij om advies verzocht wordt;2° de algemene politiek die hij volgt met het oog op de paraatstelling van de krijgsmacht. De chef van het Burgerljk Algemeen Bestuur licht de algemene inspectie in over : 1° elk ontwerp van wets- of reglementaire bepaling betreffende het administratief, tuchtrechtelijk, geldelijk, sociaal en sydicaal statuut van het burgerlijk personeel dat hij aan de minister van Landsverdediging voorlegt of waarover hij om advies verzocht wordt;2° de algemene politiek die hij volgt met het oog op het vervullen van de opdrachten die toevertrouwd zijn aan het burgerpersoneel van de diensten van het Ministerie van Landsverdediging.
Art. 8.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 september 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET