gepubliceerd op 25 mei 2007
Koninklijk besluit dat de bepalingen van de wet van 10 februari 2003 tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht, toepasselijk maakt op het Europees Octrooibureau
7 MEI 2007. - Koninklijk besluit dat de bepalingen van de wet van 10 februari 2003 tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht, toepasselijk maakt op het Europees Octrooibureau
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 februari 2003 tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht, inzonderheid op artikel 3, § 2;
Overwegende dat het Europees Octrooibureau, in een brief van 22 augustus 2003, heeft gevraagd om de bepalingen van voormelde wet van 10 februari 2003 op dit bureau toepasselijk te maken;
Gelet op de advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 28 februari 2005;
Gelet op het advies van de Raad van beheer van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, gegeven op 2 maart 2005;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor Overzeese sociale Zekerheid, gegeven op 19 april 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 3 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 16 november 2005;
Gelet op het advies van het Comité Overheidsbedrijven van 13 februari 2006;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht van 7 maart 2006;
Gelet op het protocol nr 154/2 van 26 juni 2006 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 40.955/2, gegeven op 16 april 2007;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en van Onze Minister van Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan : 1° onder « de wet » : de wet van 10 februari 2003 tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht;2° onder « het EOB » : het Europees Octrooibureau;3° onder « het pensioenreglement » : het pensioenreglement van het EOB;4° onder « ambtenaar » : de ambtenaar in de zin van artikel 1, § 1 van het pensioenreglement of het contractueel personeelslid bedoeld in artikel 10, § 2 van de arbeidsvoorwaarden van de contractuele personeelsleden van het Europees Octrooibureau;5° onder « de Dienst » : de Dienst in de zin van artikel 2, 5° van de wet.
Art. 2.De wet is toepasselijk op het EOB overeenkomstig de in dit besluit bepaalde bijzondere nadere regels.
Art. 3.Wanneer zij wordt overgezonden aan de Dienst dient de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag tot overdracht vergezeld te zijn van een document dat het akkoord van het EOB bevat en dat de datum van indiensttreding van de ambtenaar aangeeft.
Art. 4.§ 1. Voor de ambtenaren die een proeftijd dienen te doorlopen, dient de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag tot overdracht bij de Dienst toe te komen binnen een termijn van zes maanden na de betekening van de bevestiging van de aanwerving na afloop van de proeftijd. § 2. Voor de van een proeftijd vrijgestelde ambtenaren dient de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag tot overdracht bij de Dienst toe te komen binnen een termijn van zes maanden na de datum van indiensttreding. § 3. Voor het contractueel personeelslid bedoeld in artikel 10, § 2 van de arbeidsvoorwaarden van de contractuele personeelsleden van het EOB dat ambtenaar wordt in de zin van artikel 1, § 1 van het pensioenreglement dient de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag tot overdracht bij de Dienst toe te komen binnen een termijn van zes maanden na de datum van indiensttreding als ambtenaar.
Art. 5.De rechtverkrijgenden van een in artikel 4 bedoelde ambtenaar die overleden is voor het verstrijken van de in dat artikel bepaalde termijnen zonder de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag te hebben ingediend, kunnen de in artikel 5, § 2 van de wet bepaalde aanvraag indienen tot het verstrijken van die termijnen.
Art. 6.De in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag tot overdracht dient bij de Dienst toe te komen uiterlijk de laatste dag van de zesde maand volgend op die van de inwerkingtreding van dit besluit voor : 1° de ambtenaren in dienst op de datum van inwerkingtreding van dit besluit met uitzondering van de stagedoende ambtenaren;2° de gewezen ambtenaren van wie het pensioen ten laste van de pensioenregeling van het EOB is ingegaan tussen 1 januari 2002 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 7.De rechtverkrijgenden van een in artikel 6 bedoelde ambtenaar die overleden is voor het verstrijken van de in dat artikel bepaalde termijn zonder de in artikel 4 van de wet bepaalde aanvraag te hebben ingediend, kunnen de in artikel 5, § 2 van de wet bepaalde aanvraag indienen tot het verstrijken van die termijn.
Art. 8.De Dienst verwerpt elke aanvraag die bij hem toekomt na het verstrijken van de in de artikelen 4 tot 7 bepaalde termijnen.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die waarin het in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE