gepubliceerd op 30 januari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden
7 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de warenhuizen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de warenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 1997 onder het nummer 51590/CO/312) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen dewelke ressorteren onder het Paritair Comité voor de warenhuizen. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen
Art. 2.De artikelen 17, 19, 20, 26, 28, 31, 33 en 34 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden (koninklijk besluit van 21 september 1990 - Belgisch Staatsblad van 20 december 1990), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 24 oktober 1990 (koninklijk besluit van 28 februari 1991 - Belgisch Staatsblad van 18 april 1991), van 26 juni 1991 (koninklijk besluit van 15 februari 1993 - Belgisch Staatsblad van 9 maart 1993), van 2 september 1993 (koninklijk besluit van 7 augustus 1995 - Belgisch Staatsblad van 21 oktober 1995), van 10 juni 1996 (geregistreerd onder het nr. 42085/CO/312), van 9 september 1996 (koninklijk besluit van 6 juni 1997 - Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1997), van 6 mei 1997 (geregistreerd onder het nr. 44272/CO/312), van 18 juni 1997 (geregistreerd onder het nr. 45266/CO/312) en van 3 april 1998 (geregistreerd onder het nr. 48567/CO/312) worden vervangen door de hierna volgende bepalingen : «
Artikel 17.De totale opklimming in de loonschaal van de ondergeschikte bedienden, in absolute waarde uitgedrukt is gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), wordt als volgt vastgesteld : - eerste categorie : 34 060 BEF tot 40 153 BEF; - tweede categorie : 36 293 BEF tot 51 402 BEF; - derde categorie : 38 207 BEF tot 55 799 BEF; - vierde categorie : 41 078 BEF tot 55 799 BEF. De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 1 000 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 1 000 BEF en een maximum van 1 600 BEF; - op 1 januari 1993 : met 700 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 300 BEF; - op 1 juli 1999 : met 500 BEF; - op 1 juli 2001 : met 500 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenlik van de respectievelijke verhogingen.
Artikel 19.De minimummaandlonen van de minderjarige ondergeschikte bedienden zijn, gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedragen op 20 jaar worden verhoogd als volgt: - op 1 juli 1990 : met 1 000 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 1 000 BEF en een maximum van 1 600 BEF; - op 1 januari 1993 : met 700 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 300 BEF; - op 1 juli 1999 : met 500 BEF; - op 1 juli 2001 : met 500 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
De bedragen op 19, 18, 17 en 16 jaar worden proportioneel verhoogd op dezelfde datum, rekening houdend met de bestaande degressiviteit ten opzichte van de bedragen op 20 jaar.
Artikel 20.Vanaf de leeftijd van twintig jaar genieten de ondergeschikte bedienden het volledig minimummaandloon waarin is voorzien bij de indienstneming in de categorie waarin zij worden gerangschikt. De minimummaandlonen worden, gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), vastgesteld als volgt : - 34 060 BEF voor de eerste categorie; - 36 293 BEF voor de tweede categorie; - 38 207 BEF voor de derde categorie; - 41 078 BEF voor de vierde categorie.
De opklimming in de loonschalen op grond van de anciënniteit vangt aan op het ogenblik dat deze bedienden de in artikel 18 vastgestelde aanvangsleeftijd hebben bereikt.
De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 1 000 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 1 000 BEF en een maximum van 1 600 BEF; - op 1 januari 1993 : met 700 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 300 BEF; - op 1 juli 1999 : met 500 BEF; - op 1 juli 2001 : met 500 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Artikel 26.De totale opklimming in de loonschalen van het kaderpersoneel, in absolute waarde uitgedrukt en gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), wordt als volgt vastgesteld : - vijfde categorie : 47 168 BEF tot 65 527 BEF; - zesde categorie : 53 276 BEF tot 74 864 BEF; - zevende categorie : 51 518 BEF tot 87 504 BEF. De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 1 000 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 1 000 BEF en een maximum van 1 600 BEF; - op 1 januari 1993 : met 700 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 300 BEF; - op 1 juli 1999 : met 500 BEF; - op 1 juli 2001 : met 500 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Artikel 28.De maandelijkse minimumbedragen van de aanvangslonen van het kaderpersoneel, gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), zijn de volgende : - 47 168 BEF voor de vijfde categorie; - 53 276 BEF voor de zesde categorie; - 61 518 BEF voor de zevende categorie.
De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 1 000 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 1 000 BEF en een maximum van 1 600 BEF; - op 1 januari 1993 : met 700 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 300 BEF; - op 1 juli 1999 : met 500 BEF; - op 1 juli 2001 : met 500 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Artikel 31.De totale opklimming in de loonschalen van de werklieden, in absolute waarde en gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), is vastgesteld als volgt : - eerste categorie : van 253,80 BEF tot 269,75 BEF; - tweede categorie : van 264,80 BEF tot 280,80 BEF; - derde categorie : van 279,25 tot 301,00 BEF. De hierboven vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 6,40 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 6,40 BEF en een maximum van 10,25 BEF; - op 1 januari 1993 : met 4,50 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 1,9230 BEF; - op 1 juli 1999 : met 3,2051 BEF; - op 1 juli 2001 : met 3,2968 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Artikel 33.De minimumuurlonen van de minderjarige werklieden, gesteld tegenover het indexcijfer 139,18, spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedragen op 20, 19 en 18 jaar worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 6,40 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 6,40 BEF en een maximum van 10,25 BEF; - op 1 januari 1993 : met 4,50 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 1,9230 BEF; - op 1 juli 1999 : met 3,2051 BEF; - op 1 juli 2001 : met 3,2968 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
De bedragen op 17 en 16 jaar worden proportioneel verhoogd op dezelfde datum, rekening houdend met de bestaande degressiviteit ten opzichte van de bedragen op 20, 19 en 18 jaar.
Artikel. 34. De minimumuurlonen worden, tegenover het indexcijfer 139,18 spil van de stabilisatieschijf 136,45 - 141,95 (basis 1981 = 100), als volgt vastgesteld : - eerste categorie : 253,80 BEF; - tweede categorie : 264,80 BEF; - derde categorie : 279,80 BEF. De hierboven vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juli 1990 : met 6,40 BEF; - op 1 december 1992 (op 1 september 1992 bij GIB en Courthéoux-Fradis - tak Cora) : met 2 pct., met een minimum van 6,40 BEF en een maximum van 10,25 BEF; - op 1 januari 1993 : met 4,50 BEF; - op 1 oktober 1998 : met 1,9230 BEF; - op 1 juli 1999 : met 3,2051 BEF; - op 1 juli 2001 : met 3,2968 BEF. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen. »
Art. 3.In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt na artikel 43 volgende bepaling ingelast : « 6. Werkelijke lonen Artikel 43 bis. De werkelijke maandlonen van de voltijdse werknemers worden verhoogd : met 500 BEF bruto op 1 juli 1999; met 500 BEF bruto op 1 juli 2001.
De werkelijke uurlonen van de voltijdse werknemers worden verhoogd : met 3,2051 BEF bruto op 1 juli 1999; met 3,2968 BEF bruto op 1 juli 2001.
De deeltijdse werknemers hebben recht op een pro rata. » .
Art. 4.De artikelen 43 en 57 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst worden aangevuld met volgende alinea : « Vanaf 1 januari 2001 wordt de noemer 156 vervangen door 151,66. »
Art. 5.Artikel 44 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf 1 januari 2001 wordt dit overloon toegepast op het uurloon dat wordt omgerekend naar een wekelijkse arbeidsduur van 35 uur, waarbij het uurloon gelijk is aan het maandloon gedeeld door 151,66. »
Art. 6.Artikelen 64 tot 68bis van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door volgende bepalingen : «
Artikel 64.De wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld op 36 uur, verdeeld over vier en een halve werkdag per week.
Onverminderd artikel 66, doet het in alinea 1 bepaalde principe geen afbreuk aan een bijzondere wekelijkse arbeidsduur en bijzondere verdelingen van de dagelijkse arbeidsduur, voor zover deze volgens de in alinea's 3 en 4 vastgestelde overlegprocedure worden bepaald en, aan het einde van de tijdens dit overleg overeengekomen periode, de wekelijkse arbeidsduur het gemiddelde van de in lid 1 vastgestelde grenzen niet overschrijdt.
De toepassingsmodaliteiten worden op het niveau van de onderneming vastgesteld, in overleg met de ondernemingsraad, of bij ontstentenis ervan, met het comité voor preventie en bescherming of bij ontstentenis hiervan, met de vakbondsafvaardiging.
De modaliteiten kunnen verschillen naargelang het administratieve, technische of verkoopdiensten of diensten van de opslagplaatsen betreft.
Artikel 65.Op 1 januari 2001 wordt de wekelijkse arbeidsduur op 35 uren gebracht met behoud van het loon.
Deze arbeidsduurvermindering wordt toegekend in de vorm van compensatiedagen.
Deze worden genomen in onderling akkoord volgens de aanvraagmodaliteiten van toepassing in het bedrijf inzake extralegaal verlof. De arbeidsduurvermindering van 1 uur stemt overeen met 6 compensatiedagen op jaarbasis. De bedrijven die deze arbeidsduurvermindering op een andere wijze wensen door te voeren, doen dit na overleg op het vlak van het bedrijf.
Artikel 66.In december mag de in artikelen 64 en 65 vastgestelde wekelijkse arbeidsduur op 39 uur worden gebracht. De uren die in december boven de in de artikelen 64 en 65 vastgestelde wekelijkse arbeidsduur worden verricht, worden gecompenseerd volgens de modaliteiten die door de onderneming worden vastgesteld in overleg met de ondernemingsraad of de vakbondsafvaardiging.
Artikel 67.De bepalingen van de artikelen 64 tot 66 doen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 69 tot 72, noch van de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Artikel 68.Onverminderd de bepalingen van artikel 66, worden de overlonen voor overuren, vastgesteld bij artikel 29, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, betaald vanaf het 37e wekelijkse arbeidsuur.
Artikel 68bis.Het personeel met uitzondering van de categorieën V, VI en VII dat vrijwillig zijn arbeidsprestaties wenst te herleiden tot 32 uur per week, kan dat doen onder de volgende voorwaarden : - prestaties gespreid over 4 of 5 dagen in functie van de lokale werkorganisatie en in overleg met de lokale syndicale afvaardiging; - loon aangepast aan 32 uren.
De ondernemingen verbinden zich ertoe de aldus vrijgekomen uren te compenseren door een verhoging van de interne contracten of door externe aanwervingen, na informatie van de lokale syndicale afvaardigingen. »
Art. 7.Artikel 76 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt aangevuld als volgt : « Vanaf 1 januari 2000 hebben alle deeltijdse werknemers met een arbeidsovereenkomst voor ten hoogste 24 uur per week op hun schriftelijk verzoek het recht om hun prestaties te spreiden over vier dagen per week. »
Art. 8.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt een artikel 76bis ingelast dat luidt als volgt : «
Artikel 76bis.Op 1 januari 2001 blijft de duur van de prestaties van de deeltijdse werknemers ongewijzigd. De arbeidsduurvermindering die dan is voorzien voor de voltijdse werknemers resulteert voor de deeltijdse werknemers in een proportionele loonsverhoging van 2,857 pct. »
Art. 9.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt een artikel 118bis ingelast dat luidt als volgt : «
Artikel 118bis.Volgende afwijkingen van de voorgaande artikelen gelden voor de genoemde ondernemingen : - Voor de Inno N.V. zal een andere regeling op gebied van koopkracht in 1999 en in 2000 overeengekomen worden. De reële loonschalen en bezoldigingen van de voltijdse werknemers zullen verhoogd worden op 1 juli 2001 met 1 000 BEF bruto per maand. De deeltijdse werknemers hebben recht op een pro rata. - Hema België B.V. zal de reële loonschalen en bezoldigingen van de voltijdse werknemers verhogen op 1 juli 2001 met 1 000 BEF bruto per maand. De deeltijdse werknemers hebben recht op een pro rata. Wat betreft de arbeidsduurvermindering voor de voltijdse werknemers en de weerslag van de arbeidsduurvermindering op de deeltijdse werknemers, zullen de conventionele regelingen toegepast worden per 1 januari 2002 in plaats van per 1 januari 2001. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Ze heeft dezelfde geldigheidsduur als de overeenkomst die zij wijzigt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999 Paritair Comité voor de warenhuizen Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Indexschijven op basis 1996 = 100 Indexschijven bedoeld door het artikel 60 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989, goedgekeurd door het paritair comité op 24 juni 1999.
A. Oude schijven (basis 1988 = 100) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Nieuwe schijven (basis 1996 = 100 - omrekeningsvoet 0,8294) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX