gepubliceerd op 27 januari 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, tot instelling van maatregelen ten voordele van de vorming en opleiding van risicogroepen ten laste van het Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier
7 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, tot instelling van maatregelen ten voordele van de vorming en opleiding van risicogroepen ten laste van het Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, tot instelling van maatregelen ten voordele van de vorming en opleiding van risicogroepen ten laste van het Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1999 Instelling van maatregelen ten voordele van de vorming en opleiding van risicogroepen ten laste van het Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor recupertatie van papier (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51342/CO/142.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier.
Onder "werknemers" worden de arbeiders en arbeidsters verstaan.
Art. 2.De bij artikel 1 bedoelde werkgevers die in de loop van 1999 en/of 2000 initiatieven nemen of genomen hebben die gericht zijn op het laten volgen van een omscholings- of bijscholingsprogramma door : - risicogroepen zoals omschreven in hoofdstuk III, afdeling VI, artikel 105 van de wet van 26 maart 1999 en/of - de laaggeschoolde werknemers die geconfronteerd worden met collectief ontslag, herstructurering of de invoering van nieuwe technologieën kunnen ten laste van het Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor recuperatie van papier, genieten van een forfaitaire tegemoetkoming.
Onder "risicogroepen" worden begrepen : 1. de langdurig werkloze : - de werkzoekende die, gedurende de zes maanden voorafgaand aan zijn indienstneming, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week; - de werkzoekende die, gedurende de zes maanden voorafgaand aan zijn indienstneming, uitsluitend deeltijds heeft gewerkt om aan de werkloosheid te ontsnappen en/of als uitzendkracht; 2. de laaggeschoolde werkloze : de werkzoekende van meer dan 18 jaar die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs; 3. de gehandicapte werkloze : de werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming bij het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Mindervaliden is ingeschreven;4. de deeltijds leerplichtige : de werkzoekende van minder dan 18 jaar die nog onder de leerplicht valt en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt;5. de herintreder : de werkzoekende die tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet : - geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkering hebben genoten gedurende de periode van drie jaar voorafgaand aan de indiensttreding; - geen beroepsactiviteit hebben uitgeoefend gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; - voor de periode van drie jaar, bedoeld in de twee vorige punten, zijn beroepsactiviteit hebben onderbroken, ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn; 6. de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming een bestaansminimum geniet;7. de oudere werkloze : de werkzoekende van 50 jaar en ouder;8. de werkzoekende die een begeleidingsplan heeft gevolgd;9. de laaggeschoolde werknemer die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of het korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs; 10. de werknemer met een onaangepaste of een ontoereikende beroepsbekwaamheid : - de werknemer die naar een andere functie moet worden geheroriënteerd; - de werknemer waarvan de beroepsbekwaamheid onaangepast of ontoereikend is geworden tengevolge van de technische evolutie.
Art. 3.Het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming wordt door de raad van bestuur van voormeld fonds vastgesteld naar gelang de jaarlijkse budgettaire besteding.
Art. 4.Het totaal van de jaarlijkse besteding zal in ieder geval 0,10 pct. op de lonen voor het jaar 1999 en het jaar 2000 bedragen.
Art. 5.Bij bruggepensioneerden zal de vervangingsplicht bij voorrang worden ingevuld met personen behorend tot de risicogroepen, zoals omschreven in artikel 2.
Art. 6.De raad van bestuur van het fonds wordt belast met de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst en met het toezicht op de aanvragen, de opleidingsprogramma's en de afrekening van de gevraagde financiële tussenkomsten.
Art. 7.De raad van bestuur maakt jaarlijks een evaluatie van de gedane inspanningen welke bij het verslag van het fonds aan het paritair subcomité wordt gevoegd.
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX