gepubliceerd op 29 december 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap
7 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, gewijzigd door de wetten van 28 december 1973 en 11 juli 1978 en door de koninklijke besluiten nr. 90 van 20 augustus 1982 en nr 485 van 22 december 1986, inzonderheid op de artikelen 3 en 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 11;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 januari 1998;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap, gegeven op 17 februari 1998;
Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de Strijdkrachten, afgesloten op 30 april 1998;
Gelet op het onderhandelingsprotocol nr. 2 van Sectorcomité XIV, van 31 maart 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap worden de woorden "door de volgende activiteiten, met inbegrip van de toekenning van enigerlei voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks op die activiteiten betrekking hebben" vervangen door de woorden "eveneens bij de operaties van de Krijgsmacht, door de volgende activiteiten en door de toekenning van enigerlei voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks op die activiteiten betrekking hebben :".
Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 8° Sociale dienstverlening Morele, psychosociale, medisch-sociale, juridische, financiële of materiële steun verlenen aan de gerechtigden die moeilijkheden ondervinden en deze met eigen middelen niet te boven kunnen komen. 9° Hotelwezen Oprichten en beheren van clubs met inbegrip, geheel of gedeeltelijk, van logies, eet- en drankgelegenheid.10° Advies verstrekken aan de Minister van Landsverdediging en aan alle militaire of burgerlijke overheden van het Departement inzake aangelegenheden waarvoor de Centrale Dienst bevoegd is.» Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De Centrale Dienst kan met het oog op de uitvoering van zijn opdracht, ofwel de nodige inrichtingen oprichten en beheren, ofwel bestaande organisaties en verenigingen erkennen en steunen. ».
Art. 2.Artikel 2, 7°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : « 7° de echtgenoot, de minderjarige kinderen van de hierboven onder 1° tot 6° bedoelde gerechtigden en, op voorwaarde dat zij onder hetzelfde dak wonen als de gerechtigden of dat zij, als mindervaliden, een uitkering ten laste van de overheid ontvangen, de andere gezinsleden van deze gerechtigden; ».
Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de in artikel 1, eerste lid, 8°, bedoelde activiteiten zijn de in het eerste lid vermelde personen slechts gerechtigden, indien zij niet in aanmerking komen voor een stelsel van steun dat specifiek is voor hen. ».
Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Inzake de steun bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, verleent het beheerscomité bij de vaststelling van de volgorde, voorrang aan de gerechtigden die in actieve dienst zijn, alsook aan de gezinnen van de gerechtigden die bij de operaties van de Krijgsmacht betrokken zijn. ».
Art. 4.Een artikel 3bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 3bis.§ 1. Er wordt een commissie voor sociale dienstverlening opgericht.
Ze is ermee belast de aanvragen om steun te onderzoeken die een financiële tegemoetkoming meebrengen. Ze onderzoekt de dossiers die aan haar worden voorgelegd en beslist over de toekenning van zulke steun overeenkomstig de door het beheerscomité vastgelegde richtlijnen; in voorkomend geval legt ze de aanvraag ter beslissing aan dat comité voor.
De commissie bestaat uit : 1° het hoofd van de dienst die, binnen de Centrale Dienst, belast is met het onderzoeken van de aanvragen om individuele steun;2° drie inspecteurs maatschappelijk werk, leden van de dienst die, binnen de Centrale Dienst, belast is met het onderzoeken van de aanvragen om individuele steun. De commissie wordt bijeengeroepen door het hoofd van de dienst die, binnen de Centrale Dienst, belast is met de individuele steun. De dossiers worden aan de commissie voorgelegd door een lid van deze dienst.
De commissie stelt haar reglement op overeenkomstig de richtlijnen van het beheerscomité. Dit reglement is van toepassing zodra het door het beheerscomité is goedgekeurd. § 2. Voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, zijn de personeelsleden van de Centrale Dienst onderworpen aan de bepalingen van artikel 458 van het Strafwetboek inzake beroepsgeheim. § 3. Inzake dezelfde aangelegenheden is artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing op de personeelsleden van de Centrale Dienst. ».
Art. 5.Een artikel 3ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 3ter.De gerechtigden kunnen zich op ieder ogenblik en op elke wijze, rechtstreeks of via een tussenpersoon, tot de Centrale Dienst wenden. De steun bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, kan slechts worden verleend met de instemming van de gerechtigden. ».
Art. 6.Een artikel 3quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 3quater.Het beheerscomité bepaalt het beleid van de Centrale Dienst in de aangelegenheden bedoeld in artikel 1, eerste lid, rekening houdende met de behoeften kenbaar gemaakt door de chef van de Generale Staf, voor het militair personeel, en door de chef van het Burgerlijk Algemeen Bestuur van het Ministerie van Landsverdediging, voor het burgerpersoneel. ».
Art. 7.Een artikel 3quinquies, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 3quinquies.Voor de activiteiten inzake hotelwezen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 9°, kunnen bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake beheer uigeoefend worden, volgens de door de Minister van Landsverdediging vastgelegde nadere regels, door comités waarin de gebruikers, zowel burgers als militairen, van deze clubs vertegenwoordigd zijn. ».
Art. 8.In artikel 4 en in artikel 7, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "van/tot één van de verenigingen of organisaties bedoeld in artikel 16 van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de Krijgsmacht" vervangen door de woorden "van/tot één van de organisaties bedoeld in artikel 5 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst. ».
Art. 9.Artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, worden de beslissingen bij meerderheid van twee derden van de aanwezige leden genomen. ».
Art. 10.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 120, eerste lid, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, worden gesloten door het beheerscomité. Die waarvan het bedrag gelijk is aan of kleiner is dan dat bedrag, worden gesloten door de leidend ambtenaar van de Centrale Dienst. ».
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 12.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET