gepubliceerd op 15 september 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de aanvullende kamers van het Hof van beroep te Gent
6 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de aanvullende kamers van het Hof van beroep te Gent
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 101, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 9 juli 1997, artikel 102, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, artikel 105, artikel 106, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 1 december 1994, artikel 106bis, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, artikel 109, gewijzigd bij dezelfde wet, artikel 109ter, ingevoegd bij dezelfde wet, en artikel 112;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juni 1992 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor het Hof van beroep te Gent;
Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Gent, van de procureur-generaal te Gent, van de hoofdgriffier van het Hof van beroep te Gent en van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het Hof van beroep te Gent;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij het Hof van beroep te Gent worden, voor een duur van drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, zeven aanvullende kamers opgericht.
Zij houden zitting in burgerlijke zaken, fiscale en handelszaken in de aangelegenheden bedoeld bij artikel 109ter van het Gerechtelijk Wetboek.
De vierentwintigste kamer houdt zitting op dinsdagnamiddag;
De vijfentwintigste kamer houdt zitting op woensdagnamiddag;
De zesentwintigste kamer houdt zitting op dinsdagnamiddag;
De zevenentwintigste kamer houdt zitting op woensdagnamiddag.
De zittingsdagen van de achtentwintigste, de negenentwintigste en de dertigste kamer zullen vastgesteld worden overeenkomstig de bepaling van artikel 3.
De zittingen beginnen om 15 uur; elke zitting duurt ten minste 3 uur.
Art. 2.De eerste voorzitter kan, van ambtswege of op verzoek van de voorzitter van de aanvullende kamer, na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, beslissen dat een of meer aanvullende kamers buitengewone zittingen houden, waarvan hij de dag en het uur vaststelt.
Art. 3.De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, het aantal zittingen wijzigen en de bevoegdheden van de aanvullende kamers nader bepalen.
De beschikkingen genomen op basis van lid 1 gelden slechts voor het lopend gerechtelijk jaar.
Art. 4.De eerste voorzitter, in samenspraak met de magistraat-coördinator, wijst toe : - de burgerlijke, fiscale en handelszaken die de aanvullende kamers zullen behandelen overeenkomstig artikel 109ter, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek; - de voormelde zaken die een gewone kamer zal behandelen met toepassing van artikel 109ter, lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 5.De voorzitter van de aanvullende kamer kan, wat de zaken betreft die aan zijn kamer zijn toegewezen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 747, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek, de termijnen om conclusie te nemen en gebeurlijk de rechtsdag bepalen.
Art. 6.Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter dag en uur van de vakantiezittingen vast en maakt de lijst op van de magistraten en plaatsvervangende raadsheren die zitting houden.
Art. 7.De beschikkingen die de eerste voorzitter neemt ter uitvoering van dit besluit worden ter griffie van het Hof aangeplakt.
Art. 8.Het bijzonder reglement van de aanvullende kamers wordt ter griffie van het Hof aangeplakt.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 februari 1998.
Art. 10.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 september 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS