gepubliceerd op 27 oktober 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten
6 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, inzonderheid op de artikelen 16 en 23;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, inzonderheid op de artikelen 8, 9 en 23;
Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat voor nieuwe categorieën van emittenten behorend tot de openbare sector de dringende behoefte is vastgesteld om emissies uit te geven die kunnen opgenomen worden in de vereffeningsstelsels;
Overwegende dat het om die reden aangewezen is deze mogelijkheid zo spoedig mogelijk te creëren;
Overwegende dat de groep « Fin Euro » van het Commissariaat-generaal voor de euro aanbevolen heeft om de berekeningswijze te wijzigen van de interestdagen op de monetaire en obligatiemarkten voor transacties die vanaf 1 januari 1999 worden afgewikkeld;
Overwegende dat de euro en de munteenheden van de Lidstaten die de euro aannemen eenheden van eenzelfde munt zullen uitmaken en dat de gebruiken van de munten van die staten dus vervangen zullen worden door die van de euro met ingang van 1 januari 1999;
Overwegende dat het besluit van het Rentenfonds van 16 maart 1998 en de ministeriële besluiten van 28 mei 1998 en 17 juni 1998 de berekeningswijze van de interestdagen gewijzigd hebben respectievelijk voor de secundaire buiten-beursmarkt van de lineaire obligaties, schatkistcertificaten en gesplitste effecten, voor de primaire markt van de lineaire obligaties en de schatkistcertificaten en voor de beursmarkt in renten;
Overwegende dat het daardoor aangewezen is om de regels van de berekening van de interesten op een vervaldag in het vereffeningstelsel X/N zonder verwijl in overeenstemming te brengen met de nieuwe berekeningswijze van de interestdagen op de effectenmarkten;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 4, eerste lid, 10° van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, ingevoegd door het koninklijk besluit van 15 december 1995 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 december 1996, worden de woorden "van de overheidsschuld van de Staat en de inkomsten van de effecten van de schuld van de Gemeenschappen en Gewesten" en "en de openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn" geschrapt.
Art. 2.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 8.Met uitzondering van de effecten, toegelaten in een stelsel vóór 1 januari 1999, moet de berekeningswijze van de inkomsten bij de toekenning of de betaalbaarstelling ervan, dezelfde zijn als deze voor de gelopen inkomsten.
Het bedrag van de op de valutadag van een effectentransactie gelopen inkomsten waarop de roerende voorheffing is verschuldigd of waarop de vergoeding, gelijk aan de roerende voorheffing wordt betaald, wordt berekend overeenkomstig de op één van de hierna volgende berekeningsmethoden, van kracht zijnde op de valutadag : 1° inzake obligaties die aan een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde markt worden genoteerd « interest te vergoeden » : overeenkomstig de regels van toepassing op die markt, zelfs indien de transacties werden afgesloten buiten de beurs of buiten de gereglementeerde markt;2° inzake obligaties die aan een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde markt worden genoteerd « interest inbegrepen » : overeenkomstig de beursregels toepasselijk voor de lineaire obligaties;3° inzake nog niet aan een beurs genoteerde lineaire obligaties : overeenkomstig de regels van het uitgiftebesluit voor het berekenen van de door de inschrijver verschuldigde opgelopen interesten;4° inzake schatkistcertificaten met een looptijd van maximum één jaar : overeenkomstig de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : r staat voor de op de valutadag van de transactie gelopen inkomsten; Y gelijk is aan het op de effectenrekening geboekte nominaal bedrag van de verhandelde bewijzen; i overeenstemt met de gewogen gemiddelde jaarlijkse rentevoet in percent van de eerste toewijzing van de betrokken schatkistcertificaten; de emittenten delen dit rendement mee aan de beheerders en aan de beleggers; n1 staat voor het aantal kalenderdagen tussen de valutadag van de eerste toewijzing (inbegrepen) en de vervaldag (niet inbegrepen) van de betrokken schatkistcertificaten; n2 staat voor het aantal kalenderdagen tussen de valutadag van de eerste toewijzing (inbegrepen) en de valutadag van de transactie (niet inbegrepen). n3 staat voor het aantal dagen die een jaar uitmaken, overeenkomstig de gebruiken van de betrokken munt; 5° inzake thesauriebewijzen en depositobewijzen met een looptijd van maximum één jaar en die op discontobasis worden uitgegeven : overeenkomstig de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : r staat voor de op de valutadag van de transactie gelopen inkomsten; Y gelijk is aan het op de effectenrekening geboekte nominaal bedrag van de verhandelde bewijzen; i overeenstemt met het gewogen gemiddeld jaarlijks rendement in percent van de effecten op de eerste dag van de uitgifte van de betrokken bewijzen; de emittenten delen dit rendement mede aan de beheerders en aan de beleggers; n1 staat voor het aantal kalenderdagen tussen de valutadag van de eerste toewijzing (inbegrepen) en de vervaldag (niet inbegrepen) van de betrokken bewijzen; n2 staat voor het aantal kalenderdagen tussen de valutadag van de eerste toewijzing (inbegrepen) en de valutadag van de transactie (niet inbegrepen). n3 staat voor het aantal dagen die een jaar uitmaken, overeenkomstig de gebruiken van de betrokken munt; 6° inzake thesauriebewijzen en depositobewijzen met periodieke interestbetalingen : (a) met een looptijd van maximum één jaar of met een vlottende rentevoet : - vanaf de inbegrepen aanvangsdatum, van de lopende renteperiode tot de niet inbegrepen valutadag van de transactie; - op basis van het aantal verlopen kalenderdagen en van een jaar waarvan het aantal dagen overeenstemt met de gebruiken van de betrokken munt; (b) met een looptijd van meer dan één jaar met vaste rentevoet : overeenkomstig de beursregels toepasselijk voor de lineaire obligaties.7° inzake obligaties en enigerlei andere schuldbewijzen die niet zijn genoteerd aan een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde markt en niet bedoeld worden in bovenvermelde paragrafen; overeenkomstig de berekeningsregels omschreven in één van de bovenvermelde paragrafen, die het meest nauwkeurig het lineair rendement weergeeft.
Voor de toepassing van lid 1 wordt de uitgifte van effecten in tranches die worden gelijkgesteld aangezien als één effectentransactie.
Onder « gereglementeerde markt » voor de toepassing van lid 1 wordt verstaan de markt zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 13 van de richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten.
Op de vervaldag van de in lid 1, 4° en 5° bedoelde effecten en deze waarvan de verlopen inkomsten berekend worden overeenkomstig deze formule, worden de inkomsten berekend overeenkomstig de aldaar vermelde formule, waarbij de valutadag van de transactie de vervaldag van het effect is en n2 vervangen wordt door n1.
De terugbetalingspremie van de in lid 1, 1° tot en met 3°, 6° en 7° bedoelde effecten wordt als een inkomen beschouwd in de zin van dit besluit. »
Art. 3.Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 januari 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 9.In afwijking van artikel 8 wordt, met betrekking tot de schuldbewijzen uitgegeven met een looptijd van meer dan één jaar, waarvan het actuariële rendement berekend van de uitgifte tot aan de eindvervaldag meer dan 0,75 punten hoger is dan de nominale rentevoet op jaarbasis evenals de schuldbewijzen waarvan de interesten worden gekapitaliseerd, het bedrag van de op de valutadag gelopen inkomsten waarop de roerende voorheffing is verschuldigd of waarop de vergoeding, gelijk aan de roerende voorheffing wordt betaald, actuarieel berekend.
Het actuariële rendement (i) bij uitgifte wordt berekend overeenkomstig de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : E staat voor de uitgifteprijs per eenheid van nominaal kapitaal; n staat voor het aantal coupons (n = 0 indien het een zerobon betreft); k staat voor het nummer van volgorde van de coupons (k = 0 indien n = 0);
Ck staat voor het bedrag van de coupon nummer k, per eenheid van nominaal kapitaal; i staat voor het actuarieel jaarlijks rendement bij uitgifte percentsgewijs uitgedrukt; tk staat voor het tijdsinterval uitgedrukt in jaren en fracties van jaren tussen de valutadag van uitgifte en die van betaling van coupon nummer k; tr staat voor het tijdsinterval uitgedrukt in jaren en fracties van jaren tussen de valutadag van uitgifte en die van de eindvervaldag;
P staat voor de terugbetalingsprijs per eenheid van nominaal kapitaal; £ staat voor het somteken.
De op de valutadag van een effectentransactie gelopen inkomsten worden actuarieel berekend overeenkomstig de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : R staat voor de gelopen inkomsten;
Y staat voor het nominaal bedrag van de verhandelde effecten;
E staat voor de uitgifteprijs per eenheid van nominaal kapitaal; i staat voor het actuariële jaarlijks rendement bij uitgifte percentsgewijs uitgedrukt; n staat voor het aantal coupons (n = 0 indien het een zerobon betreft); k staat voor het nummer van volgorde van de coupons (k = 0 indien n = 0); j staat voor het nummer van volgorde van de volgende coupon die vervalt;
Ck staat voor het bedrag van de coupon nummer k per eenheid van nominaal kapitaal; sk staat voor het tijdsinterval uitgedrukt in jaren en fracties van jaren tussen de valutadag van de transactie en die van betaling van coupon nummer k; sr staat voor het tijdsinterval uitgedrukt in jaren en fracties van jaren tussen de valutadag van de transactie en die van de eindvervaldag;
P staat voor de terugbetalingsprijs per eenheid van nominaal kapitaal; £ staat voor het somteken.
De inkomsten op de eindvervaldag van de in lid 1 bedoelde effecten worden berekend overeenkomstig de volgende formule : R = (e + Cn + r). Y, waarbij : R staat voor de gelopen inkomsten; e staat voor het verschil tussen het pari en de uitgifteprijs per eenheid van nominaal kapitaal;
Cn staat voor het bedrag van de laatste coupon per eenheid van nominaal kapitaal; r staat voor het verschil tussen de terugbetalingsprijs per eenheid van nominaal kapitaal en het pari;
Y staat voor het nominaal bedrag van de terugbetaalde effecten;
In de zin van dit artikel dient onder « jaren » het aantal volledige jaren verstaan te worden tussen de valutadag van de transactie (inbegrepen) en de vervaldag van de betreffende coupon of, naargelang het geval, de eindvervaldag (niet inbegrepen).
Onder « fracties van jaren » dient een breuk verstaan te worden waarbij de teller het aantal kalenderdagen is tussen de valutadag van de transactie (inbegrepen) en de datum (D) die verkregen wordt door het bovenvermelde aantal volledige jaren af te trekken van de vervaldag van de betreffende coupon of, naargelang het geval, van de eindvervaldag (niet inbegrepen) en de noemer staat voor het aantal kalenderdagen tussen D (inbegrepen) en D min één jaar (niet inbegrepen) hetzij 365 of 366 dagen. »
Art. 4.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de woorden « met uitsluiting van artikel 17 van de wet dat op 13 juni 1994 in werking treedt ».
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 september 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR