gepubliceerd op 16 december 1999
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot invoering van een aanvullende vergoeding - « pensioen »
6 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot invoering van een aanvullende vergoeding - « pensioen » (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot invoering van een aanvullende vergoeding - « pensioen ».
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 oktober 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996 Invoering van een aanvullende vergoeding "pensioen" (Overeenkomst geregistreerd op 29 oktober 1997 onder het nummer 45812/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die zij tewerkstellen.
Met werklieden worden de werklieden en de werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Aard van het voordeel
Art. 2.Het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" kent jaarlijks een aanvullende vergoeding "pensioen" toe die wordt gevoegd bij het vakantiegeld voor de gepensioneerde werklieden en het vakantiegeld voor de weduwen van gepensioneerde werklieden die eveneens door bovengenoemd fonds worden toegekend. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 3.§ 1. Het recht op het aanvullend pensioen wordt automatisch toegekend aan de volgende personen : 1° de gepensioneerde werkman die het vakantiegeld, vermeld in artikel 2, geniet, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst die deze materie regelt. De arbeiders echter, die vanaf 1 april 1978 zouden hebben gekozen voor de éénmalige scheidingsvergoeding, kunnen geen aanspraak maken op het aanvullend pensioen. 2° de weduwe van een overleden begunstigde voor wie het recht op het vakantiegeld dat door het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend, verworven was.De weduwen, echter, die vanaf 1 april 1978 zouden hebben gekozen voor de éénmalige scheidingsvergoeding, kunnen geen aanspraak maken op het aanvullend pensioen.
De toekenning van dit voordeel wordt opgeheven ingeval de weduwe hertrouwt. § 2. Onverminderd artikel 3, § 1, 2°, zullen de rechthebbenden van een begunstigde van de aanvullende vergoeding "pensioen" die zou komen te overlijden, geen aanspraak kunnen maken op deze vergoeding. HOOFDSTUK IV. - Wijze van berekening en uitkering van de aanvullende vergoeding "pensioen"
Art. 4.De aanvullende vergoeding "pensioen" wordt jaarlijks uitbetaald en stemt overeen met een forfaitair bedrag dat als volgt wordt vastgesteld : - gepensioneerde arbeider 34 500 F - weduwe van een gepensioneerde arbeider 20 700 F
Art. 5.De aanvullende vergoeding "pensioen" is betaalbaar volgens dezelfde modaliteiten als deze die werden gedefinieerd voor het vakantiegeld, bedoeld in artikel 2.
Vervolgens is zij jaarlijks betaalbaar, voorzover aan de voorwaarden, gesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst tot regeling van de toekenning door het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" van het vakantiegeld voor de gepensioneerde werklieden en voor de weduwen, is voldaan.
Art. 6.De aanvullende vergoeding "pensioen" wordt in hoofdorde door de ondertekenende syndicale organisaties uitgekeerd aan de begunstigden die zich tot hen richten. Bij ontstentenis, ontvangen de andere begunstigden de vergoeding rechtstreeks van het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", mits een administratieve inhouding van 12 pct. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen
Art. 7.§ 1. In toepassing van artikel 8 van de statuten van het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", legt de raad van bestuur van dit fonds de voorwaarden en de modaliteiten voor de uitkering van de aanvullende vergoeding "pensioen" vast. § 2. Bovendien kan hij het dagelijks en administratief beheer dat voortvloeit uit artikel 7, § 1, overdragen aan het Sociaal en Economisch Fonds voor het bouwbedrijf.
Art. 8.De controle en de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen met betrekking tot de toekenning van de aanvullende vergoeding "pensioen" worden toevertrouwd aan de Patronale Dienst voor organisatie en kontrole van de bestaanszekerheidsstelsels, vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de statuten werden gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 10 december 1987. HOOFDSTUK VI. - Financiering
Art. 9.Teneinde de aanvullende vergoeding "pensioen" te financieren, zijn de werkgevers, bedoeld in artikel 1, aan het "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" een bijdrage verschuldigd.
Deze bijdrage is inbegrepen in het bedrag dat werd vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996 tot invoering van een promotievergoeding voor het bouwbedrijf. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 oktober 1996. Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd en kan mits éénparig akkoord van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 oktober 1999 De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX