gepubliceerd op 15 juli 1999
Koninklijk besluit waarbij de Federale Investeringsmaatschappij wordt gemachtigd om leningen aan te gaan
6 JULI 1999. - Koninklijk besluit waarbij de Federale Investeringsmaatschappij wordt gemachtigd om leningen aan te gaan
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, inzonderheid op artikel 3, vervangen bij de wet van 4 augustus 1978;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 april 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 7 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid voortvloeit uit de omstandigheid dat de Federale Investeringsmaatschappij op zeer korte termijn haar standpunt moet bepalen over bepaalde voorstellen die haar worden gedaan tot het nemen van participaties, en dat zij dit slechts kan doen indien zij de nodige waarborgen heeft dat zij de financiering ervan kan organiseren;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Federale Investeringsmaatschappij, hierna genoemd de « F.I.M. », kan, mits machtiging van Onze Minister van Financiën, nieuwe leningen aangaan ten belope van een totaal bedrag van 9 000 000 000 (negen miljard) Belgische frank in hoofdsom.
Art. 2.Voor de berekening van het plafond bepaald in artikel 1 worden de bedragen uitgedrukt in een valuta van een Staat die de eenheidsmunt niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, omgerekend in Belgische frank tegen de koers vastgesteld, op de datum van de betrokken lening of opneming, overeenkomstig artikel 212, § 3, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, vervangen bij de wet van 30 oktober 1998.
Art. 3.De voorwaarden van elke lening aangegaan door de F.I.M. met toepassing van artikel 1 behoeven de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister van Financiën.
De F.I.M. mag geen enkel deel van de opbrengst van deze leningen bestemmen voor de financiering van opdrachten die haar door of krachtens bijzondere wetten zijn toevertrouwd.
Art. 4.De leningen aangegaan door de F.I.M. overeenkomstig dit besluit genieten de Staatswaarborg voor hun hoofdsom, interesten en andere lasten en kosten.
Vóór 31 januari van elk jaar betaalt de F.I.M. aan de Staat een garantiepremie van 0,25 procent op een gemiddeld uitstaand bedrag van deze leningen gedurende het voorgaande jaar.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister bevoegd voor economie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 juli 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR