Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 juli 1997
gepubliceerd op 31 juli 1997

Koninklijk besluit houdende oprichting van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit

bron
ministerie van financien
numac
1997003361
pub.
31/07/1997
prom.
06/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/06/1997003361/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 1997. Koninklijk besluit houdende oprichting van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 79quater, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juli 1979;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het statuut van het Rijkspersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1972, 18 juli 1972, 11 oktober 1973, 7 december 1973, 25 juli 1974, 10 oktober 1974, 19 november 1974, 30 juni 1975, 9 januari 1976, 10 februari 1976, 30 maart 1976, 30 juli 1976, 15 maart 1977, 15 april 1977, 7 oktober 1977, 31 oktober 1977, 23 juni 1978, 13 november 1978, 14 november 1978, 11 december 1978, 5 juni 1979, 4 februari 1980, 11 december 1980, 2 maart 1981, 26 maart 1982, 27 januari 1983, 9 september 1983, 8 december 1983, 2 mei 1984, 31 augustus 1984, 9 oktober 1984, 16 januari 1985, 9 april 1985, 21 maart 1986, 11 juni 1986, 22 juni 1988, 21 februari 1989, 14 augustus 1989, 5 december 1989, 22 juni 1990, 6 augustus 1990, 13 augustus 1990, 9 januari 1991, 18 januari 1991, 16 juli 1991, 16 september 1991, 26 september 1991, 17 oktober 1991, 23 oktober 1991, 4 mei 1992, 22 oktober 1992, 15 januari 1993, 14 april 1993, 2 juli 1993, 1 december 1993, 10 november 1994, 2 maart 1995, 13 februari 1996, 10 mei 1996, 10 juni 1996, 10 juli 1996, 20 december 1996, 31 januari 1997, 21 februari 1997 en 6 juli 1997;

Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Financiën, gegeven op 13 juni 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 mei 1997;

Gelet op het protocol van 29 mei, 5 juni, 12 juni en 16 juni 1997 van het Sectorcomité II - Financiën;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 29 mei 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 mei 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit in werking moet treden op 2 juli 1997; dat een doeltreffend en optimaal beheer van de menselijke middelen daarenboven veronderstelt dat er kan overgegaan worden tot de onmiddellijke toepassing van de maatregelen vervat in dit besluit; dat het derhalve zonder verwijl moet genomen worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Oprichting van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit

Artikel 1.De Administratie van de ondernemings- en inko-mensfiscaliteit, hierna AOIF genoemd, wordt opgericht bij het Ministerie van Financiën onder de Algemene Administratie van de belastingen.

De AOIF is een fiscale administratie in de zin van artikel 1, 3 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die er voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel. HOOFDSTUK II. - Organen en structuren van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit

Art. 2.De AOIF wordt onder de algemene leiding geplaatst van het directiecomité van de AOIF, hierna directiecomité genoemd. Het directiecomité is samengesteld uit de Administrateur-generaal van de belastingen, de Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen, de directeur-generaal van de Administratie der directe belastingen, de directeur-generaal van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen en de directeur-generaal van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie.

Het directiecomité oefent de prerogatieven uit en neemt de verantwoordelijkheden op zich van een directeur-generaal, bedoeld in arti-kel 4, 2, tweede lid van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971.

Het verzekert bovendien een harmonieuze samenwerking tussen de AOIF, de Administratie van fiscale zaken, de Administratie der directe belastingen, de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen en de Administratie van de bijzondere belastinginspectie.

Het directiecomité wordt voorgezeten door de Administrateur-generaal van de belastingen.

Het directiecomité beraadslaagt geldig wanneer de meerderheid van zijn leden aanwezig is.

De beslissingen van het directiecomité worden genomen bij absolute meerderheid van de aanwezige leden.

De ambtenaar bedoeld in artikel 3 neemt deel aan de vergaderingen van het directiecomité met raadgevende stem.

Art. 3.Een auditeur-generaal van financiën, aangeduid door de Minister, verzekert, binnen het raam van het beleid en de beslissingen van het directiecomité, het dagelijks beheer van de AOIF en heeft de dienst bedoeld in artikel 4, 1° onder zijn onmiddellijke leiding. Deze bezet een betrekking van de personeelsformatie van de centrale diensten van de AOIF. De auditeur-generaal van financiën wordt gekozen onder de auditeurs-generaal van financiën van de AOIF, van het kabinet van de Administrateur-generaal van de belastingen, van de Administratie van fiscale zaken, van de Administratie der directe belastingen, van de sector B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen of van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie.

Art. 4.De AOIF bestaat uit 1° op niveau van de centrale administratie : de Dienst (r) voorbereiding en begeleiding van de herstructurering »;2° op niveau van de buitendiensten : polyvalente controlecentra en een directie van de opsporingen samengesteld uit twee afdelingen : de afdeling (r) nationale en internationale opsporing » en de afdeling (r) plaatselijke opsporing ».

Art. 5.De Dienst (r) voorbereiding en begeleiding van de herstructurering », afgekort: (r) DVB », is belast met 1° de organisatie, coördinatie, begeleiding en evaluatie van alle werkzaamheden van de AOIF;2° de voorbereiding van de latere fasen van de herstructurering;3° het toezicht op de werkzaamheden van de directie van de opsporingen en de interne coördinatie van haar afdelingen.

Art. 6.Bij de Algemene Administratie van de belastingen wordt een comité voor begeleiding van de herstructurering ingesteld, samengesteld uit 1° de Administrateur-generaal van de belastingen, voorzitter;2° de andere leden van het directiecomité en een afgevaardigde van de Algemene Diensten;3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties. Dit comité is belast met het onderzoeken van problemen inzake personeel die opduiken bij het opstarten van de nieuwe structuren en met het voorstellen van oplossingen ten einde ze te verhelpen.

Art. 7.Elk polyvalent controlecentrum bedoeld in artikel 4, 2° wordt geleid door een gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur bijgestaan door twee directeurs bij een fiscaal bestuur.

In afwijking van het eerste lid kan een gewestelijk directeur aangeduid worden om buiten het polyvalent controlecentrum waar hij tewerkgesteld is, nog een tweede polyvalent controlecentrum te leiden.

In dat geval dient de administratieve standplaats van ten minste één directeur bij een fiscaal bestuur vastgesteld te worden in deze van het polyvalent controlecentrum dat in tweede orde door de gewestelijk directeur wordt geleid.

Ingeval de gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur van een controlecentrum afkomstig is uit de Administratie der directe belastingen, wordt één betrekking van directeur bij een fiscaal bestuur voorbehouden aan een ambtenaar van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen. Ingeval de gewestelijk directeur bij een fiscaal bestuur afkomstig is uit de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen, worden twee betrekkingen van directeur bij een fiscaal bestuur voorbehouden aan ambtenaren van de Administratie der directe belastingen.

Art. 8.Elk polyvalent controlecentrum bedoeld in artikel 4, 2° heeft de volgende bevoegdheden : 1° de polyvalente verificatie van de fiscale toestand (inkoms-tenbelastingen;met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; B.T.W. en met zegel gelijkgestelde taksen) van alle natuurlijke en rechtspersonen; 2° de behandeling van de betwistingen die opduiken in het kader van de door het controlecentrum uitgevoerde verificaties;3° de verdediging van de door het controlecentrum geverifieerde dossiers voor de verschillende rechtsinstanties.

Art. 9.Het dagelijks beheer van de directie van de opsporingen wordt verzekerd door een college samengesteld uit twee gewestelijk directeurs bij een fiscaal bestuur en uit twee directeurs bij een fiscaal bestuur aan het hoofd geplaatst van beide afdelingen. HOOFDSTUK III. - Personeel van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit

Art. 10.1er. Dit artikel is van toepassing op het personeel van de centrale diensten van de AOIF. 2. Vier betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en vier betrekkingen van directeur van de centrale diensten van de AOIF zijn toegankelijk voor de ambtenaren van de centrale diensten van de Administratie der directe belastingen alsook voor de ambtenaren afkomstig van deze diensten en die benoemd zijn in of terbeschikkinggesteld zijn van de in artikel 25bis, 1 van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971 bedoelde diensten. Twee betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en twee betrekkingen van directeur van de centrale diensten van de AOIF zijn toegankelijk voor de ambtenaren van de centrale diensten van de sector B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen, alsook voor de ambtenaren afkomstig van deze diensten en die benoemd zijn in of terbeschikkinggesteld zijn van de in artikel 25bis, 1 van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971 bedoelde diensten. 3. De ambtenaren benoemd in de betrekkingen van auditeur-generaal van financiën en van directeur, behouden in hun administratie van oorsprong hun aanspraken op verhoging in graad, verhoging in weddeschaal en terugkeer in een betrekking van hun graad. De benoemingen bekomen in de AOIF worden voor de toepassing van vorig lid buiten beschouwing gelaten. Zij nemen deel aan de benoemingsbewegingen rekening houdend met de graad waarmee zij zouden bekleed zijn bij ontstentenis van benoeming bij deze laatste administratie.

De titels tot benoeming, wat betreft de voorwaarden inzake graad, anciënniteit of rangschikking van de ambtenaren benoemd in de in 1 bedoelde diensten en bij de Dienst van de fiscale coördinatie, worden desgevallend vastgesteld in functie van de graden die na hun benoeming bij deze diensten werden of konden worden toegekend aan de ambtenaren van hun administratie van oorsprong en die na hen gerangschikt zijn of zouden gerangschikt zijn indien allen bij deze administratie waren gebleven.

De terugkeer van de ambtenaar in een betrekking van zijn graad maakt het voorwerp uit van een door Ons genomen besluit.

Art. 11.1er. Dit artikel is van toepassing op het personeel van de buitendiensten van de AOIF. 2. Ambtenaren van de buitendiensten van de Administratie der directe belastingen en van de sector van de B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen worden binnen de grenzen van de personeelsformatie, ter beschikking gesteld van de buitendiensten van de AOIF. De terbeschikkingstelling in rang 13 wordt voorgesteld door het college van dienstchefs van de Algemene Administratie van de belastingen.

De terbeschikkingstelling in een betrekking vanaf rang 26 duurt ten minste drie jaar. In uitzonderlijke omstandigheden kan door het directiecomité van deze minimumduur worden afgeweken. 3. Alleen de ambtenaren die vastbenoemd zijn evenals de contractuele personeelsleden aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 11 juli 1991 waarbij het Ministerie van Financiën gemachtigd wordt personen onder het stelsel van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen bij de Administratie der directe belastingen om te voldoen aan tijdelijke behoeften aan personeel ingevolge een buitengewone toename van het werk, mogen zich kandidaat stellen voor een terbeschikkingstelling in de betrekkingen van de rangen 26 tot 13;de contractuele personeelsleden moeten ten minste één jaar nuttige ervaring verworven hebben inzake fiscale controle. 4. Onverminderd de artikelen 11 en 30 van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971, worden de betrekkingen van de Directie opsporingen binnen dezelfde administratieve standplaats bij voorrang toegekend aan de ambtenaren die op 2 juli 1997 tewerkgesteld zijn in dezelfde administratieve standplaats bij de opsporingsdiensten van de Administratie der directe belastingen of bij de Opsporings- en documentatiediensten van de sector B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen.

Wanneer er geen betrekking of geen vacante betrekking is in de administratieve standplaats waar de ambtenaar op 2 juli 1997 was tewerkgesteld, heeft deze ambtenaar voorrang voor een terbeschikkingstelling in een betrekking die vacant is na toepassing van het vorige lid in een andere administratieve standplaats van de Directie opsporingen, het dichtst bij gelegen bij de administratieve standplaats waar de ambtenaar op 2 juli 1997 was tewerkgesteld.

De eerstaanwezend verificateurs die bekleed waren met de geschrapte graad van verificateur-accountant hebben voorrang op de andere kandidaten voor een tewerkstelling in een betrekking van een graad van het niveau 2+ bij de buitendiensten van de AOIF, met uitzondering van de betrekkingen bij de Directie van de opsporingen. 5. De titels voor benoeming, wat betreft de voorwaarden inzake graad, anciënniteit of rangschikking van de ambtenaren die ter beschikking van de AOIF worden behouden, worden vastgesteld in functie van de graden die tijdens hun terbeschikkingstelling van de AOIF werden of konden worden toegekend aan de ambtenaren van de buitendiensten van hun administratie van oorsprong die na hen zijn of zouden gerangschikt zijn indien allen bij deze buitendiensten waren gebleven.

Art. 12.De volgende bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 29 oktober 1971 zijn ondermeer van toepassing op de AOIF : artikel 2, 1° en 2°; artikel 3; artikel 5; artikel 7; artikel 7bis; artikel 7ter, 6°; artikel 7quater/2; artikel 7quater/3; artikel 7sexies; artikel 7septies; artikel 7octies; artikel 9; artikel 9bis; de artikelen 10 tot 16 betreffende de benoemingen en bevorderingen en de bijlagen I, II en V, inzonderheid wat betreft de onderlinge rangschikking van ambtenaren afkomstig uit éénzelfde administratie, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen; de artikelen 23 tot 25 voor zover zij de toepassingsvoorwaarde zijn van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van het Ministerie van Financiën; artikel 25quinquies; artikel 36; de artikelen 43 en 44, wat betreft de neutralisering van de voorbijstrevingen om taalredenen binnen dezelfde administratie van oorsprong, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen; de artikelen 44bis tot 44sexies, wat betreft de neutralisering van de gevolgen van de militaire dienstplicht binnen dezelfde administratie van oorsprong, mits de door deze herstructurering noodzakelijk geworden aanpassingen; de artikelen 45 en 46; de artikelen 47 tot 53 betreffende de vacante betrekkingen en de incompetitiestellingen, onder voorbehoud van de wijzigingen die impliciet aan deze artikelen worden aangebracht door de gewijzigde artikelen 72 en 73 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel; de artikelen 54 tot 56; artikel 60. HOOFDSTUK IV. - Aanvullende herstructureringsmaatregel

Art. 13.Bij de Administratie der directe belastingen en bij de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen wordt een Dienst (r) voorbereiding en begeleiding van de herstructurering van de invorderingssector » opgericht.Deze Dienst is belast met de bijstand en de begeleiding van de invorderingsdiensten van de betrokken administraties. Anderzijds bereidt hij de oprichting voor van de Administratie van de invordering. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 2 juli 1997.

Art. 15.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT

^