Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 december 2005
gepubliceerd op 17 januari 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005203096
pub.
17/01/2006
prom.
06/12/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 9 november 2001 onder het nummer 59596/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.

Onder "arbeiders", verstaat men : arbeiders en arbeidsters.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van : 1° de wet ter uitvoering van de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 die de maatregelen ten voordele van de risicogroepen betreffen;2° artikel 99, 3de lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2001 tot 2005. Ze heeft tot doel de verschillende instrumenten te bepalen waarvan de sector gebruik zal kunnen maken tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst, om de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen te bevorderen. HOOFDSTUK II Acties ten bate van laag - of ongeschoolde jonge werkzoekenden Afdeling 1. - Doelgroep

Art. 3.Onder "laag- of ongeschoolde jonge werkzoekenden", dient men de volgende risicogroepen te verstaan : 1° de jongeren die nog onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;2° de jongeren van minder dan 25 jaar oud die hun zesde maand van inschrijving als werkzoekende ingaan en die geen diploma van hoger secundair onderwijs hebben;3° laaggeschoolde werkzoekenden van 18 en 23 jaar oud die geen diploma van het technisch of beroepssecundair bouwonderwijs hebben; 4° bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden die tewerkgesteld zijn in inschakelinginitiatieven die behoren tot de sociale economie (erkend door het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" F.V.B.). Afdeling 2. - Instrumenten voor duurzame beroepsintegratie en

herintegratie

Art. 4.Onder "acties ten bate van laaggeschoolde jonge werkzoekenden", dient men te verstaan : 1. voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 3, 1°, de acties ondernomen in het kader van de leerovereenkomst voor jongeren zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk I, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2000 tot organisatie van opleidings-en tewerkstellingakkoorden in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005; 2. voor de werkzoekenden van minder dan 25 jaar oud bedoeld in artikel 3, 2°, de acties ondernomen : a) in het kader van de samenwerkingsakkoorden tussen het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid" (F.V.B.) en de V.D.A.B, de FOREm of Bruxelles-Formation of het Arbeitsamt voor zowel het Vlaams, Waals als Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap; b) in het kader van het bouwleerlingwezen, zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk I, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2001 tot 2005;c) in het kader van het koninklijk besluit nr.495 van 31 december 1986 tot invoering van een regeling van alternerend leren/werken voor jongeren van 18 tot 25 jaar; 3. voor de laaggeschoolden werkzoekenden bedoeld in artikel 3, 3°, de acties ondernomen in het kader van het bouwleerlingwezen bedoeld punt 2, b), van dit artikel;4. voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 3, 4°, de acties ondernomen in het kader van de samenwerkingsakkoorden met inschakelinginitiatieven die behoren tot de sociale economie (erkend door het "Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid") met het oog op de noodzakelijke vooropleiding om een mimumdrempel te verkrijgen die vereist is voor de toegang tot het leerlingwezen.

Art. 5.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, hebben de F.V.B.-regio's, in het kader van de opdrachten die hen worden gegeven door artikel 108, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005 onder meer de taak : 1. de jongeren bedoeld in artikel 3 te oriënteren naar de verschillende deeltijdse opleidingsregelingen;2. ondernemingen te zoeken om hen te begeleiden in het kader van de regelingen bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst. HOOFDSTUK III Acties ten bate van laag - of ongeschoolde bouwvakarbeiders Afdeling I. - Doelgroep

Art. 6.Onder "laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders" dient men de doelgroep te verstaan die bestaat uit de volgende risicogroepen : 1° de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die onvoldoende of niet geschoold zijn voor de door hen uit te voeren taken;2° de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die geconfronteerd worden met nieuwe technologieën;3° in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die getroffen worden door een collectief ontslag of een herstructurering. Afdeling 2. - Instrumenten voor de bevordering en het behoud van de

beroepskwalificaties

Art. 7.Onder "acties ten bate van laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders", dient men de acties te verstaan die worden opgenomen in het kader : 1. van de opleidingen van korte duur zoals georganiseerd onder titel III, hoofdstuk III, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005;2. de opleidingsplannen zoals georganiseerd onder titel III, hoofdstuk II, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005;3. van de avond- en zaterdagopleidingen zoals georganiseerd onder titel IV, hoofdstuk I, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings -en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005;4. van de winteropleidingen zoals georganiseerd onder titel IV, hoofdstuk I, afdeling 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2001 tot 2005;5. van de specifieke opleidingen voor arbeiders die geen enkele beroepsbekwaamheid hebben, uitgewerkt in uitvoering van titel IV, hoofdstuk I, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2001 tot 2005. De verschillende opleidingsactie bedoeld in het eerste lid hebben tot doel tijdens de looptijd van deze overeenkomst de basisopleiding, de bij- en herscholing of de vervolmaking van de verschillende bouwberoepen verder uit te bouwen voor de doelgroep vermeld in artikel 6.

Art. 8.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, heeft de regiomananger, wiens algemene rol omschreven wordt in artikel 15 van deze overeenkomst, met name de opdracht : 1. het paritair overleg op het niveau van de F.V.B-regio te organiseren voor alle regelingen voor de opleiding van werknemers; 2. de opleidingen voor nieuwe technologieën te organiseren in nauwe samenwerking met de centra voor nieuwe technologieën. HOOFDSTUK IV Acties ter ondersteuning en bevordering van het bouwvakonderwijs Afdeling 1. - Doelgroep

Art. 9.De doelgroep voor deze acties ter ondersteuning en bevordering van het bouwvakonderwijs bestaat uit jongeren die voltijds bouwonderwijs volgen of willen volgen om een getuigschrift te behalen van de tweede en derde graad van het technisch of beroepssecundair onderwijs (gericht op de bouw), of een getuigschrift van het bijzonder secundair onderwijs (gericht op de bouw). Afdeling 2. - Instrumenten ter ondersteuning en bevordering van het

bouwvakonderwijs

Art. 10.Het F.V.B. heeft de opdracht het beroepssecundair en technisch bouwonderwijs te stimuleren en te bevorderen.

Om de doelstelling vermeld in het eerste lid te verwezenlijken, worden met name de volgende middelen aangewend : - het sluiten van convenanten; - ontwikkeling van didactische middelen zoals handboeken en cursussen, de organisatie en de uitbouw van de stages voor de leerlingen; - bijscholing van de leerlingen en de leraren; - de promotie van bouwonderwijs bij jongeren, ouders en centra voor leerlingenbegeleiding (C.L.B.).

Art. 11.Het peterschap, zoals georganiseerd door titel II, hoofdstuk II, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels voor de jaren 2001 tot 2005, vormt het instrument om de duurzame beroepsintegratie van jonge afgestudeerden van het technisch en beroepsonderwijs bouw te bevorderen.

Art. 12.In het kader van de in dit hoofdstuk omschreven acties, hebben de F.V.B.-regio's, in het kader van de opdrachten die hen worden gegeven door artikel 108 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005, onder meer de taak : 1. de schoolplichtige jongeren te oriënteren naar het voltijds bouwonderwijs;2. bedrijfsstages te zoeken voor jongeren uit het voltijds onderwijs;3. conventanten te sluiten met de scholen;4. de jongeren te informeren over de bouwberoepen;5. de overgang van afgestudeerden van het voltijds bouwonderwijs naar de ondernemingen in het kader van het peterschap te organiseren. HOOFDSTUK V Algemene steunmaatregel voor alle acties ten bate van de doelgroepen bedoeld in de hoofdstukken II tot IV van deze overeenkomst Afdeling 1. - Financiële tegemoetkomingen

Art. 13.Voor de verwezenlijking van de in deze overeenkomst beoogde doelstellingen kan het F.V.B. bijdragen : 1. tot de financiering van een specifiek collectief steunprogramma ten bate van de opleidingscentra; 2. tot het medebeheer en de cofinanciering van de opleidingsacties verduidelijkt in de samenwerkingsovereenkomsten met de V.D.A.B., de FOREm en Bruxelles-Formation en het Arbeitsambt; 3. tot de oprichting van een netwerk van punten waar de vraag en het aanbod van arbeidskrachten elkaar kunnen vinden. Het F.V.B. kan bijdragen tot de financiering : 1° van een specifiek steunprogramma;2° van didactisch materiaal;3° van bouwmaterialen;4° van premies voor tewerkstelling en opleiding omschreven, krachtens artikel 98 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005, door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning van een tewerkstellings- of een opleidingspremie aan de bouwvakarbeiders.

Art. 14.Krachtens artikel 106 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005, wordt door het F.V.B. een overgangspremie van 247,89 EUR per langdurig werkloze bedoeld in artikel 104 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst toegekend aan het erkend opleidingscentrum.

Deze overgangspremie wordt toegekend voor iedere indienstneming in een onderneming, bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, volgens de onderstaande modaliteiten : - de indienstneming in een onderneming bedoeld in artikel 1 moet een minimumduur van 18 maanden hebben; - de overgangspremies worden gegroepeerd uitbetaald op basis van een afrekening op het einde van het jaar; - het jaarlijks bedrag van de overgangspremies moet door het erkend opleidingscentrum worden besteed aan de verbetering van zijn infrastructuur en zijn uitrusting; over de besteding van de premies zal voor de uitbetaling overleg worden gevoerd met het F.V.B. Het F.V.B. kan nagaan hoe de uitbetaalde premies worden aangewend. Afdeling 2. - Reorganisatie van de taken van de F.V.B.-regio's

Art. 15.Om de specifieke opdrachten te ondersteunen die hem door deze collectieve arbeidsovereenkomst worden gegeven, heeft de regiomananger de opdracht, krachtens artikel 108 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005 : 1. de opleidingen ten behoeve van bouwvakarbeiders te organiseren en op te volgen, met inbegrip van het vereiste subregionaal paritair overleg voor de praktische invoering van deze opleidingen;2. in te staan voor de oriëntering van de werkzoekenden naar de bouwopleidingen en hun overgang naar de sector te organiseren. In het kader van de opdrachten die aan de F.V.B.-regio's worden gegeven door artikel 108 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot organisatie van de opleidings- en tewerkstellingsstelsels in de bouw voor de jaren 2001 tot 2005, kunnen de F.V.B.-regio's een beroep doen op de in het eerste lid bedoelde regiomanager om : 1. de contacten te organiseren met het voltijds bouwonderwijs;2. de follow-up van de deeltijdse opleidingsregelingen te organiseren, met name door te zorgen voor contacten met de centra voor deeltijds onderwijs;3. deel te nemen aan de opdrachten bepaald in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;4. deel te nemen aan de opdrachten bepaald in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VI Berekening van de theoretische stageverplichting voor de sector

Art. 16.Volgens de statistische gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, beschikbaar op 30 juni 1999, zijn er 452 bouwondernemingen die 50 of meer werknemers tewerkstellen en hebben zij in totaal 49.949 werknemers.

Op basis van de gegevens bedoeld in het eerste lid, is de sector, ter uitvoering van de artikel 42 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, theoretisch verplicht om voor 1.498 personen startbaanovereenkomsten te sluiten. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 17.Het F.V.B. is belast met de uitvoering, opvolging en coördinatie van alle acties en tegemoetkomingen die worden vastgesteld in deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 18.Voor de in deze overeenkomst vastgestelde opleidingsacties voor risicogroepen wordt een inspanning van ten minste 0,15 pct. van de jaarlijkse loonmassa van de sector gedaan voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002.

Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en loopt af op 31 december 2002.

Art. 20.In afwijking op artikel 19, zijn de bedragen die in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn uitgedrukt in euro geldig vanaf 1 januari 2002.

Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001, gelden in plaats van de bedragen uitgedrukt in euro, de bedragen uitgedrukt in Belgisch frank, overeenkomstig de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 december 2005.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^