gepubliceerd op 05 oktober 2001
Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector
5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft tot doel om het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen conform te maken aan de bepalingen van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levensfeer in de telecommunicatiesector.
De Europese Commissie heeft België op 14 december 2000 in gebreke gesteld met betrekking tot de omzetting in nationale wetgeving van de bepalingen van richtlijn 97/66/EG. Na bestudering van een door België ingediende omzettingstabel waarin de maatregelen uiteen werden gezet die geacht werden een volledige omzetting van de vermelde richtlijn in te houden, is de Commissie tot het besluit gekomen dat de richtlijn niet volledig werd omgezet in interne rechtsbepalingen. Meer bepaald is de Commissie de mening toegedaan dat de artikelen 4, 6, lid 4, 10 en 11, lid 1 van de richtlijn niet volledig werden omgezet.
In het antwoord aan de Commissie heeft België een aantal argumenten vermeld ten einde aan te tonen dat de bepalingen van richtlijn 97/66/EG wel degelijk integraal in de nationale wetgeving terug te vinden zijn. Tegelijkertijd heeft België zich ook bereid verklaard om een aantal verduidelijkingen in de bestaande wettelijke regels op te nemen opdat niet de minste twijfel zou kunnen bestaan omtrent de effectieve omzetting van richtlijn 97/66/EG. De bepalingen van onderhavig besluit vormen de aanpassing van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 aan artikel 10 van de richtlijn.
Aan de opmerkingen van de Commissie in verband met de artikelen 4, 6, lid 4 en 11, lid 1 van de richtlijn wordt tegemoet gekomen in een koninklijk besluit tot aanpassing van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 wijzigt artikel 9, § 4, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen. De bewoording van deze paragraaf wordt aangepast teneinde het artikel beter te laten aansluiten bij de tekst van artikel 10 van de richtlijn. Tevens wordt gepreciseerd dat het beletten van de automatische doorschakeling van de oproepen niet alleen kosteloos is voor de abonnee maar bovendien dat hij dit op eenvoudige wijze moet kunnen realiseren. Aldus wordt de tekst van artikel 10 van de richtlijn volledig omgezet door het gewijzigd artikel 9, § 4.
De artikelen 2 en 3 behoeven geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS
KONINKRIJK BELGIE Advies 31.940/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 6 juli 2001 door de Minister van Telecommununicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot aanpassing van sommige wettelijke bepalingen inzake telecommunicatie aan de richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector", heeft op 11 juli 2001 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördeneerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De brief met de adviesaanvraag en de aanhef van het ontwerpbesluit zijn in dezelfde bewoordingen gesteld.
In het onderhavige geval luidt de motivering zoals die wordt weergegeven in de brief met de adviesaanvraag als volgt : "(...), gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie op 14 december 2000 België in gebreke heeft gesteld betreffende de niet volledige omzetting van de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (...)".
Voorafgaande vormvereisten De rechtsgrond van artikel 4 van het ontwerp wordt opgeleverd door artikel 87, § 2, van de wet van 21 maart 1991 houdende hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Deze bepaling vereist dat de koninklijke besluiten ter uitvoering ervan ter fine van advies worden voorgelegd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommununicatie.
Daar het doel van het ontworpen besluit alleen bestaat in het weergeven van de bepalingen van een Europese richtlijn, die de Lid-Staten geen enkele speelruimte laat, om te zorgen voor een correcte omzetting ervan, wordt dit advies gegeven onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat het Instituut, dan zijn advies uitbrengt. Mocht het ontwerp gewijzigd worden als gevolg van het advies van het Instituut, dan zou het wederom moeten worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving.
Algemene opmerkingen 1. Ook al behoeven bij de omzetting van een richtlijn in het interne recht niet noodzakelijk de regels ervan formeel en woordelijk te worden overgenomen, toch is het de afdeling wetgeving niet duidelijk waarom de redactie van de ontworpen artikelen 105sexiesB, § 1, en 105nonies, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991 zou moeten afwijken van de tekst van respectievelijk de artikelen 4, lid 1, en 6, lid 4, van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector. Ter wille van de rechtszekerheid zou het beter zijn de tekst van de voormelde bepalingen van de Europese richtlijn woordgetrouw weer te geven. 2. De artikelen 1 tot 3 van het ontwerp zijn bepalingen van wetgevende aard, die bij wet zullen moeten worden bekrachtigd krachtens artikel 122, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991. Artikel 4 daarentegen is louter van verordenende aard, aangezien het gewoon een maatregel is ter uitvoering van artikel 87, § 2, van dezelfde wet en er niet toe strekt een wetsbepaling te wijzigen, aan te vullen of te vervangen.
Volgens een vaste adviespraktijk van de afdeling wetgeving, moet worden vermeden in eenzelfde tekst zowel bepalingen van wetgevende aard als bepalingen die niet van die aard zijn, op te nemen.
Bijgevolg dient artikel 4 uit het ontwerp te worden gehaald en te worden opgenomen in een afzonderlijk koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen.
Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid De bepalingen van artikel 122 van de voormelde wet van 21 maart 1991, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993 en 20 december 1995, zijn vervangen bij de wet van 3 juli 2000. Die wijzigingen behoeven bijgevolg niet meer te worden vermeld.
Dispositief Artikel 3 Artikel 105nonies, § 3, van de voormelde wet van 21 maart 1991, is vervangen bij het koninklijk besluit van 21 december 1999. De woorden "ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, gewijzigd" moeten bijgevolg vervangen worden door het woord "vervangen".
De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, voorzitter van de Raad van State;
P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;
Mevrouw C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.
A.-F. Bolly, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tektst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.
De griffier, De voorzitter, C. Gigot. R. Andersen.
5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot aanpassing van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen aan richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, inzonderheid op artikel 10.
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 87, § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1999 en 21 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 juni 2001;
Gelet op de akkooordbevindingen van de Minister van Begroting van 29 juni 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Europese Commissie op 14 december 2000 België in gebreke heeft gesteld betreffende de niet volledige omzetting van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector.
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 9, § 4, van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juli 1999, wordt vervangen door de volgende tekst : "§ 4. De operator ziet er op toe dat zijn abonnees kosteloos en op eenvoudige wijze de automatische doorschakeling van oproepen door een derde naar hun eindtoestel kunnen voorkomen."
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad het wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS