Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 september 2001
gepubliceerd op 07 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012782
pub.
07/12/2001
prom.
05/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/05/2001012782/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1999 Toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 13 augustus 1999 onder het nummer 51890/CO/106.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten.

Deze is afgesloten in het kader van enerzijds de wet van 1 augustus 1985, houdende sociale bepalingen en anderzijds de wet van 29 december 1990, houdende sociale bepalingen, meer bepaald van sectie 1 van hoofdstuk XI van titel II. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden

Art. 2.Hebben recht op een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen ten laste van het "Sociaal Fonds van de betonindustrie" en onder de voorwaarden bepaald in artikel 3, de werklieden verbonden door een arbeidsovereenkomst, die worden ontslagen, behalve wegens dringende reden in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Het "Sociaal Fonds van de betonindustrie" betaalt de aanvullende vergoeding voor vervroegd brugpensioen behalve wanneer de wetgeving op de sluiting van ondernemingen van toepassing is.

Art. 3.§ 1. Komen in aanmerking tot het verkrijgen van het in artikel 2 voorziene recht, de werklieden waaraan het ontslag werd betekend in de loop van de periode ingaande op 1 januari 1999 en eindigend op 31 december 2000 en die : 1° op 1 januari 1999 de leeftijd van achtenvijftig jaar hebben bereikt of in de loop van de voormelde periode de leeftijd bereiken van achtenvijftig jaar;2° recht hebben op de werkloosheidsuitkeringen. De ontslagen werknemers die in de periode van 1 januari 1999 tot 31 décember 2000 56 jaar of ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen, berekend overeenkomstig artikel 114, § 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en die gerechtigd zijn op een aanvullende vergoeding.

Deze werknemers moeten bovendien kunnen aantonen volgens de regels bepaald door de Minister van Werkgelegenheid, dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990. § 3. De leeftijd voorzien in § 1 moet zijn bereikt voor het einde van de opzeggingstermijn.

Art. 4.Vooraleer over te gaan tot het ontslag voorzien in de artikelen 2 en 3, pleegt de werkgever overleg met de betrokken werkman en wint hij het advies in van de ondernemingsraad, bij ontstentenis daarvan van de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis daarvan van de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.

De betekening van de opzegging geschiedt binnen de zeven kalenderdagen volgend op het tijdens voormeld overleg getroffen gemeenschappelijk besluit.

Art. 5.Het vervroegd brugpensioen gaat in op het einde van de opzeggingstermijn voorzien door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 6.Het vervroegd brugpensioen vervalt : 1° bij overlijden van de gerechtigde;2° wanneer de gerechtigde een beroepsbedrijvigheid uitoefent, hetzij als zelfstandige, hetzij door het aannemen van werk overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;3° wanneer de gerechtigde zijn wettelijk pensioen neemt. HOOFDSTUK III. - Bedrag en uitkering

Art. 7.§ 1. De aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen en de fiscale inhouding.

Het brutoloon wordt als volgt bepaald : 1° het omvat de contractuele premies welke rechtstreeks zijn gebonden aan de door de werkman verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt. Het omvat ook de voordelen in natura welke aan inhoudingen voor sociale zekerheid zijn onderworpen.

Daarentegen worden de premies of vergoedingen welke als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen; 2° voor de per maand betaalde werkman wordt het loon verdiend in de refertemaand, bepaald in 6°, als brutoloon beschouwd;3° voor de werkman die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale arbeidsprestaties van de in 6° van deze paragraaf bepaalde refertemaand te delen door het aantal normale arbeidsuren welke tijdens deze periode werden verricht. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren dat is bepaald bij de wekelijkse arbeidsregeling van de werkman, dat product vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon; 4° het brutoloon van een werkman die niet gedurende de ganse refertemaand heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen welke in de beschouwde maand vallen. Indien een werkman, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij niet al die tijd heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in zijn arbeidsovereenkomst is vastgesteld; 5° het door de werkman verdiende brutoloon, ongeacht of hij per maand of op een andere wijze wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldigingen waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door hem in de loop van de twaalf maanden welke aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen;6° naar aanleiding van het bij artikel 4 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen; 7° het nettoreferteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond. § 3. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen voorzien in § 1 wordt gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten welke van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, waarbij de sociale uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971).

Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari door de Nationale Arbeidsraad herzien, in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen.

Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.

Art. 8.De aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen wordt uitgekeerd aan de gerechtigde in de loop van de maand volgend op de maand waarop hij recht heeft op de werkloosheidsuitkering.

De uitkering geschiedt op voorlegging van een bewijskrachtig document waaruit blijkt dat de betrokkene werkloosheidsuitkering heeft ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Toezicht

Art. 9.In het "Sociaal Fonds van de betonindustrie" wordt een toezichtscomité opgericht, waarvan de leden door de raad van beheer van het fonds worden aangeduid.

Dit toezichtscomité heeft tot taak : 1° uitspraak te doen overeenkomstig artikel 3, § 1, § 2 en § 3 over de ingediende gegevens;2° te waken over de vervanging van de vervroegde bruggepensioneerden, zoals voorzien in de desbetreffende wetsbepalingen;3° advies geven aan de raad van beheer van het fonds over uitzonderlijke gevallen;4° verslag uit te brengen aan de raad van beheer van het fonds over de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1999.

De voordelen, toegekend aan de rechthebbenden op grond van deze collectieve arbeidsovereenkomsten, worden niettemin verlengd tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2001, uitgezonderd de bepalingen van het artikel 6 welke ophouden van kracht te zijn op de in dit artikel voorziene ogenblikken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^