Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 oktober 2000
gepubliceerd op 06 december 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en de specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (1)

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012749
pub.
06/12/2000
prom.
05/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/05/2000012749/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en de specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en de specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en de specifieke maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44856/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die zij tewerkstellen.

Onder "werklieden" verstaat men, de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Het conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar

Art. 2.Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" kent een maandelijkse aanvullende vergoeding toe aan de werklieden die tussen de leeftijd van 58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, behoudens omwille van dringende redenen.

Art. 3.Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in artikel 2 bedoelde werklieden aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° elke, door de reglementering ter zake niet toegelaten beroepsactiviteit hebben stopgezet;2° werkloosheidsuitkeringen genieten;3° ten minste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen;4° ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;5° voldoen aan de criteria, bepaald in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.

Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, 3° wordt als beroepsloopbaan beschouwd de prestaties en de gelijkgestelde periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een legitimatiekaart. HOOFDSTUK III. - Het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar

Art. 5.Dit hoofdstuk bepaalt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 en die op een lagere leeftijd dan 58 jaar ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende redenen.

De raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" bepaalt de gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een tewerkstelling.

Art. 6.De in artikel 5 bedoelde arbeiders genieten van een maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", voorzover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen : - aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot verderzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt; - de minimumleeftijd hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze minimumleeftijd is vastgesteld op 55 jaar in 1997 en 56 jaar in 1998; - op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen bewijzen : * een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende werknemer; * een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf; - ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten door gelijkstelling mogen niet in aanmerking genomen worden; - aanspraak kunnen maken op het genot van werkloosheidsuitkeringen volgens de toepasselijke reglementaire bepalingen terzake; - elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten activiteit stopzetten.

Art. 7.De arbeidsovereenkomst van de in artikel 5 bedoelde arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De leeftijden van 55 en 56 jaar bedoeld in artikel 6, moeten respectievelijk voor 1 januari 1998 en 1 januari 1999 bereikt zijn.

Art. 8.De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend overeenkomstig artikel 23 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996).

Art. 9.Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" neemt, naast de aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 6, ook de bijzonder compenserende werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 24 van de voormelde wet van 26 juli 1996 en de capitatieve bijdragen inzake brugpensioen ten laste. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 10.De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", bedoeld in de hoofdstukken II en III, worden vastgesteld op : 5 807 BEF voor de ongeschoolde werkman; 6 932 BEF voor de geoefende werkman; 8 211 BEF voor de geschoolde werkman van de eerste graad; 9 304 BEF voor de geschoolde werkman van de tweede graad; 10 234 BEF voor de werkman die gedurende 10 jaar ten minste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; 11 165 BEF voor de werkman die gedurende 10 jaar de kwalificatie meestergast heeft genoten.

Vanaf 1 januari 1998 worden deze maandbedragen vastgesteld op : 5 894 BEF voor de ongeschoolde werkman; 7 036 BEF voor de geoefende werkman; 8 344 BEF voor de geschoolde werkman van de eerste graad; 9 444 BEF voor de geschoolde werkman van de tweede graad; 10 388 BEF voor de werkman die gedurende 10 jaar ten minste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten; 11 332 BEF voor de werkman die gedurende 10 jaar de kwalificatie meestergast heeft genoten. HOOFDSTUK V. - Procedure en algemene bepalingen

Art. 11.De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet worden ingediend bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" door toedoen van een vakbondsorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks door middel van een bijzonder formulier.

De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het recht om de aanvullende vergoeding.

Art. 12.De raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot toekenning.

Art. 13.De patronale dienst bedoeld bij artikel 23 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" is belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen", kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale verzoeningsprocedure werd uitgeput. HOOFDSTUK VI. - Financiering

Art. 15.Teneinde de aanvullende vergoeding te financieren, zijn de in artikel 1 bedoelde werkgevers een bijdrage verschuldigd aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

De bijdrage bedraagt 0,75 pct. van het op 108 pct. gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden respectievelijk voor de vier kwartalen van 1997 en voor de vier kwartalen van 1998.

Art. 16.Overeenkomstig artikel 16 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", staat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in voor de inning en invordering van de in artikel 15 bedoelde bijdrage. HOOFDSTUK VII. - Specifieke maatregelen

Art. 17.Aan de werkgever die, in toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsvergoedingen in geval van conventioneel brugpensioen, overgaat tot de vervanging van een bruggepensioneerde werkman, wordt aanbevolen behoudens geldige reden een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven.

Art. 18.De in toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit nr 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gepresteerde uren, moeten afzonderlijk worden ingeschreven op de loonafrekening van de betaalperiode tijdens welke zij worden gepresteerd.

De werkman die recht heeft op inhaalrust in toepassing van artikel 7 van bovengenoemd koninklijk besluit, mag niet gedeeltelijk werkloos gesteld worden vooraleer hij deze dagen heeft genomen.

Art. 19.De ondertekenende vakorganisaties verbinden zich ertoe in het vlak van de onderneming geen stelselmatig verzet te organiseren omtrent de toepassing van de overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur ten belope van 64 uur per jaar, zoals voorzien in artikel 7, alinea 2, van het koninklijk besluit nr 213 van 26 september 1983.

De vakbondsafvaardiging behoudt evenwel het recht om na overleg met de werkgever, om duidelijk aangegeven redenen, een akkoord ter zake af te wijzen. Bij geschil kan de meest gerede partij, met inachtname van de voorafgaandelijke procedure op gewestelijk vlak, deze kwestie aanhangig maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Art. 20.Het is verboden bruggepensioneerden tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheidsduur

Art. 21.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1997 en verstrijkt op 31 december 1998.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomsten van 16 januari 1997 en 20 maart 1997 houdende verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^