gepubliceerd op 19 augustus 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het halftijds brugpensioen op 58 jaar voor de werknemers tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen in de Duitstalige Gemeenschap
5 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het halftijds brugpensioen op 58 jaar voor de werknemers tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen in de Duitstalige Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffende het halftijds brugpensioen op 58 jaar voor de werknemers tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen in de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 mei 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Beilage Paritätische Kommission für unternehmen für angepasste Arbeit und soziale Werkstätten Kollektives arbeitsabkommen vom 10 Dezember 2002 Halbzeitlichen Frühpension mit 58 Jahren für die in den Beschützenden Werkstätten der Deutschsprachigen Gemeinschaft beschäftigten Arbeitnehmer (Abkommen eingetragen am 31. Mars 2003 unter der Nummer 65843/CO/327)
Artikel 1.Vorliegendes Kollektives Arbeitsabkommen ist auf Arbeitgeber und Arbeitnehmer der Beschützenden Werkstätten in der Deutschsprachigen Gemeinschaft, die der paritätischen Kommission für Unternehmen für Angepasste Arbeit und Soziale Werkstätten unterliegen anwendbar.
Unter "Arbeitnehmer" versteht man die Arbeiter/innen und Angestellte.
Art. 2.Vorbehaltlich des Rahmenabkommens Nr. 55, abgeschlossen innerhalb des Nationalen Arbeitsrates am 13. Juli 1993 bezüglich der Bewilligung der halbzeitlichen Frühpension sowie gemäss dessen Bestimmungen und aufgrund des Gesetzes vom 26. März 1999 bezüglich des belgischen Aktionsplans zur Beschäftigung 1998, in Zusammenhang mit verschiedenen Bestimmungen, ist das Prinzip der Anwendung eines Regimes der konventionellen halbzeitlichen Frühpension im vorgenannten Sektor für das aktive Personal (mit Ausnahme der Langzeitkranken) anwendbar.
Art. 3.Das Vorliegendes Kollektives Arbeitsabkommen ist anwendbar auf alle Arbeitnehmer im Dienst des Arbeitgebers, die ihre Tätigkeit mindestens 35 Stunden pro Woche im Rahmen eines Arbeitsvertrags ausüben, insofern sie den Alters- und der Betriebszugehörigkeitsbedingungen entsprechen, wie in den gesetzlichen Bestimmungen vorgesehen.
Art. 4.Die Verminderung der Leistungen ist Bestandteil einer Übereinstimmung zwischen dem Arbeitgeber und dem Arbeitnehmer. Diese bereinstimmung muss mittels eines schriftlichen Abkommens konkretisiert werden, entsprechend den Bestimmungen des Gesetzes vom 1. Juli 1978 über die Arbeitsverträge. Der betroffene Arbeitnehmer muss, zum Zeitpunkt der Verminderung seiner Arbeitsleistungen auf Halbzeit, mindestens 12 Monate lang mindestens 35 Stunden pro Woche im Dienst des Arbeitgebers sein. Er muss mindestens 58 Jahre alt sein und eine berufliche Laufbahn von mindestens 5 Jahren im Sektor nachweisen können.
Bis zum 31. Dezember 2004 und aufgrund einer globalen Evaluation der Situation, verpflichten sich die Sozialpartner dazu, eine Minderung des erforderlichen obengenannten Alters in Betracht zu ziehen.
Die durch den Arbeitnehmer zu leistenden Arbeitsstunden ab der Verminderung seiner Arbeitsleistungen entspricht im Durchschnitt der Hälfte der Anzahl Arbeitsstunden eines Arbeitnehmers, der mindestens 35 Stunden pro Woche leistet.
Art. 5.Die zusätzliche Entschädigung wird ach den durch das Rahmenabkommen Nr. 55 des Nationalen Arbeitsrates vom 13. Juli 1993 vorgesehenen Regeln berechnet. Sie versteht sich brutto, vor jeglichem Sozial- und/oder Steuervorabzug.
Der Betrag der ergänzenden Entschädigung ist an die Entwicklung der Verbraucherpreisindex gemäss den Anwendungsmodalitäten in Sachen Arbeitslosenunterstützung gebunden, entsprechend den Bestimmungen des Gesetzes vom 2. August 1971 (Belgisches Staatsblatt vom 20. August 1971).
Ausserdem wird der Betrag dieser Entschädigungen jedes Jahr am 1.
Januar aufgrund des Koeffizienten, der vom Nationalen Arbeitsrat in Funktion der Gehaltsentwicklung festgelegt wird, neu berechnet.
Art. 6.Der halbzeitlich Frühpensionierte Arbeitnehmer ab 58 Jahre, der entlassen wird, kann in das Statut des vollzeitlich Frühpensionierte übergehen.
Die regeln in Sachen legale Kündigungsfristen müssen respektiert werden.
In diesem Fall ist die zusätzliche Entschädigung, die dem halbzeitlich Frühpensionierten zusteht, zu Lasten des Arbeitgebers und wird so berechnet, als ob er seine Arbeitsleistungen nicht vermindert hätte.
Hierfür wird die Bruttoentlohnung des Arbeitnehmers seinen halbzeitlichen Leistungen entsprechend mit 2 multipliziert.
Art. 7.Zwecks Aufteilung der zu gewährenden Frühpensionslasten haben die sozialen Verhandlungspartner beschlossen, dem "Fonds de sécurité d'existence pour les entreprises de travail adapté en Région wallonne et Communauté germanophone" (Existenzsicherheitsfonds für die Beschützenden Werkstätten in der Wallonischen Region und der Deutschsprachigen Gemeinschaft) die Verantwortung zu übertragen, eine bernahme der Auszahlung der zusätzlichen Entschädigung zur Frühpension und der eventuellen Sozialbeiträge bis zu ihrem Ablauf (das heisst bis zu dem Alter, in dem der Frühpensionierte die Altersrente in Anspruch nehmen kann) zu gewähren oder abzulehnen.
Die sozialen Verhandlungspartner haben die feste Absicht, dieses Ziel im Rahmen des Budgets zu verwirkliche, das ihnen zu diesem Zwecke von der "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit Behinderung" zur Verfügung gestellt wird. Sie erklären, dass auch die Verwaltungsratsmitglieder des Existenzsicherheitsfonds nach diesem Gesichtspunkt handeln sollten.
Art. 8.Das tarifliche Frühpensionsystem ist fakultativ.
Der Arbeitgeber verpflichtet sich dazu, dem Arbeitnehmer zu gegebener Zeit die Frühpension anzubieten, und überlässt diesem die Entscheidungsfreiheit.
Art. 9.Der halbzeitlich Frühpensionierte wird entsprechend den gesetzlichen Bestimmungen ersetzt.
Art. 10.Das vorliegende Kollektive Arbeitsabkommen tritt am 1. Januar 2003 in Kraft und endet am 31. Dezember 2004.
Gesehen, um dem königlichen Erlass vom 5. Mai 2004 beigefügt zu werden Der Minister der Beschäftigung F. VANDENBROUCKE
Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2002 Halftijds brugpensioen op 58 jaar voor de werknemers tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen in de Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 31 maart 2003 onder het nummer 65843/CO/327)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de beschutte werkplaatsen in de Duitstalige Gemeenschap en die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden en bedienden.
Art. 2.Onverminderd de kaderovereenkomst nr. 55 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 13 juli 1993 betreffende de toekenning van het halftijds brugpensioen en overeenkomstig de bepalingen ervan, en op basis van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999), wordt het principe van de toepassing van een regeling van halftijds conventioneel brugpensioen in deze sector aanvaard voor het actief personeel (met uitzondering van de langdurige zieken).
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werknemers die bij de werkgever in dienst zijn en die hun activiteit gedurende minstens 35 uur per week uitoefenen in het kader van een arbeidsovereenkomst en voor zover zij voldoen aan de leeftijds- en anciënniteitvoorwaarden waarin de wettelijke bepalingen voorzien.
Art. 4.Over de vermindering van de prestaties wordt een akkoord gesloten tussen de werkgever en de werknemer. Dit akkoord moet worden geconcretiseerd in een schriftelijke overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978).
De betrokken werknemer moet op het ogenblik van de omschakeling naar halftijdse prestaties minstens 12 maanden in dienst zijn bij de werkgever, naar rato van minimum 35 uur per week. Hij moet minstens 58 jaar oud zijn en een beroepsloopbaan van minimum 5 jaar in de sector kunnen bewijzen.
De sociale gesprekspartners verbinden er zich toe tegen 31 december 2004 een verlaging van de bovenvermelde leeftijdsvereiste te onderzoeken, op basis van een globale evaluatie van de toestand.
Het door de werknemer te presteren aantal arbeidsuren vanaf het ogenblik waarop de vermindering van de prestaties ingaat is gemiddeld gelijk aan de helft van het aantal arbeidsuren gepresteerd door een werknemer die ten minste 35 uur per week werkt.
Art. 5.De aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de regels bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad van 13 juli 1993. Het gaat om brutobedragen voor iedere sociale en/of fiscale aftrek.
Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten die van toepassing zijn op de werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971).
Bovendien wordt het bedrag van deze vergoedingen ieder jaar op 1 januari herzien op basis van de door de Nationale Arbeidsraad vastgestelde coëfficiënt in functie van de evolutie van de lonen.
Art. 6.De werknemer die vanaf 58 jaar halftijds bruggepensioneerd is en die ontslagen wordt, kan overgaan naar het statuut van voltijds bruggepensioneerde.
De regels betreffende wettelijke opzegging zullen moeten worden nageleefd.
In dat geval zal de aan de halftijds bruggepensioneerde verschuldigde aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever worden berekend alsof het zijn arbeidsprestaties niet verminderd had; daartoe zal het brutoloon van de werknemer met betrekking tot zijn halftijdse prestaties vermenigvuldigd worden met twee.
Art. 7.Om de lasten van de toe te kennen brugpensioenen te verdelen, hebben de sociale gesprekspartners beslist om de verantwoordelijkheid voor het toekennen of weigeren om de betaling op zich te nemen van de aanvullende vergoeding voor brugpensioen en de eventuele sociale bijdragen tot het einde ervan (leeftijd waarop de bruggepensioneerde aanspraak kan maken op het ouderdomspensioen) over te dragen aan het "Fonds de sécurité d'existence pour les entreprises de travail adapté en Région wallonne et Communauté germanophone".
Het is de bedoeling van de sociale partners om deze doelstelling te verwezenlijken in het kader van de begroting die hun hiervoor ter beschikking wordt gesteld door de dienst "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit Behinderung". Zij verklaren dat de leden van de raad van beheer van het fonds ook in deze optiek zouden moeten handelen.
Art. 8.Het stelsel van conventioneel brugpensioen is facultatief.
De werkgever verbindt zich ertoe om het brugpensioen te gepaste tijde voor te stellen aan de werknemer die de vrijheid van keuze heeft.
Art. 9.De halftijds bruggepensioneerde zal vervangen worden volgens de wettelijke bepalingen.
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2004.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE