gepubliceerd op 06 juli 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003
5 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 mei 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 Eindejaarspremie in uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 30 oktober 2003 onder het nummer 68206/CO/149.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden of de werksters. HOOFDSTUK II. - Toekenningsmodaliteiten
Art. 2.Een eindejaarspremie wordt door de werkgevers toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden, die op 31 december van het beschouwde jaar sedert ten minste drie maand in het personeelsregister van de onderneming zijn ingeschreven.
Art. 3.§ 1. Het bedrag van deze eindejaarspremie is gelijk aan de tegenwaarde van een aantal uren, berekend op basis van het op 31 december van het beschouwde jaar van kracht zijnde uurloon.
De berekening van het aantal uren, voorzien hierboven, gebeurt volgens hierna vermelde formule : - wekelijkse arbeidsduur op basis van het betaalregime x 52 weken : 12 maanden. § 2. Indien een werkman tijdens de referteperiode overstapt naar een ander arbeidstijdstelsel, moet de berekening van de eindejaarspremie gebeuren op basis van het gemiddelde van de jaarlijkse arbeidsduur.
Art. 4.De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie vangt aan op 1 januari van het beschouwde jaar en eindigt op 31 december van het beschouwde jaar.
Art. 5.In de volgende gevallen hebben de werklieden recht op een gedeelte van de premie gelijk aan een twaalfde per maand tewerkstelling in de referteperiode, waarbij elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledig gepresteerde maand : § 1. De werklieden die sedert ten minste drie maand in de onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen op 31 december van de referteperiode. § 2. De werklieden, die gedurende de referteperiode ontslagen worden om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, zelfs wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten de premie, naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode. § 3. De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, genieten de premie, naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode. § 4. De werklieden met een contract van bepaalde duur, of voor een bepaald werk, of een tijdelijk contract in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36, gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, houdende conservatoire maatregelen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (koninklijk besluit van 9 december 1981, Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982), of een vervangingsovereenkomst, van minstens 3 maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van de geleverde prestaties.
Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming. § 5. De werklieden die op brugpensioen gaan gedurende de referteperiode, genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende voornoemde referteperiode. De anciënniteitsvoorwaarde voorzien in artikel 2 is niet van toepassing.
In dit geval wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal wordt betaald op het ogenblik van vertrek. § 6. De werklieden die de onderneming vrijwillig verlaten terwijl zij zich in een periode van tijdelijke werkloosheid bevinden, in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), genieten de premie naar rata van het aantal in de onderneming gepresteerde maanden in de referteperiode.
In dit geval, wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal betaald wordt op het ogenblik van het vertrek. § 7. In bovengenoemde gevallen wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal wordt betaald op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt.
Art. 6.De in de loop van de referteperiode gepensioneerde werklieden hebben recht op de uitbetaling van het volledig bedrag van de vermelde premie; de anciënniteitsvoorwaarde voorzien in artikel 2 is niet van toepassing.
Dezelfde regel geldt voor de rechthebbenden van de in de loop van de referteperiode overleden werklieden.
In deze gevallen wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal wordt betaald op het ogenblik dat de gebeurtenis zich voordoet.
Art. 7.De periodes van zwangerschaps- en bevallingsverlof worden met effectieve prestaties gelijkgesteld voor de berekening van de eindejaarspremie.
Om deze gelijkstelling te genieten, moet de arbeidster, op de eerste dag van de schorsing, sedert ten minste drie maanden in het personeelsregister ingeschreven zijn.
In deze gevallen, wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat de arbeidsters normaal zouden ontvangen hebben op 31 december van de referteperiode.
Art. 8.Afwezigheden ingevolge militaire verplichtingen of arbeidsongeschiktheden voortvloeiend uit ziekte, ongeval, beroepsziekte of arbeidsongeval, worden voor de berekening van de eindejaarspremie gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Deze gelijkstelling wordt evenwel begrensd tot de eerste twaalf maanden volgend op de eerste dag van deze afwezigheden.
Om van deze gelijkstelling te kunnen genieten dienen de werklieden sinds ten minste drie maanden in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven te zijn.
Art. 9.De werkloosheidsdagen voorzien bij de artikelen 26, 28, 1°, 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, worden voor de berekening van de eindejaarspremie, gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Deze gelijkstelling wordt evenwel begrensd tot honderdvijftig werkloosheidsdagen gedurende de referteperiode.
Om deze gelijkstelling te kunnen genieten dienen de werklieden sinds ten minste drie maanden in het personeelsregister van de onderneming ingeschreven te zijn.
In dit geval wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat de werklieden normaal zouden ontvangen hebben op 31 december van de referteperiode.
Art. 10.De werklieden die in de loop van de referteperiode de onderneming vrijwillig verlaten, verliezen het recht op de premie.
Art. 11.Wordt de arbeidsovereenkomst verbroken met onderlinge toestemming, dan wordt uiterlijk de laatste werkdag schriftelijk vastgelegd of de eindejaarspremie al dan niet verschuldigd is. Bij gebrek aan een dergelijk schriftelijk document is de eindejaarspremie niet verschuldigd.
Art. 12.De eindejaarspremie wordt betaald bij de eerste loonuitbetaling die volgt op 31 december van de referteperiode, behoudens de gevallen bedoeld bij de artikelen 5 tot 11. In deze gevallen wordt de eindejaarspremie betaald ten laatste gedurende de maand die volgt op deze tijdens welke de gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
Art. 13.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn minimumvoordelen die de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden onverkort laten. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 juni 2001 (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 2001).
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 mei 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE