Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2012
gepubliceerd op 25 mei 2012

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012200837
pub.
25/05/2012
prom.
05/03/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2012. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de betonindustrie;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011, gesloten in het Paritair Subcomité voor de betonindustrie, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de betonindustrie Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2011 Toekenning van een aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 26 augustus 2011 onder het nummer 105358/CO/106.02) Sectie 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeid(st)ers van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de betonindustrie ressorteren.

Sectie 2. - Rechthebbenden

Art. 2.Komen in aanmerking voor een aanvullende vergoeding uitgekeerd door het sociaal fonds in toepassing van de wet van 12 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/2011 pub. 28/04/2011 numac 2011012030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord sluiten houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord : § 1. de arbeid(st)ers waarvan in de periode van 1 januari 2012 tot 31 december 2013, het ontslag werd betekend, behoudens omwille van een dringende reden : 1° die op 1 januari 2012 de leeftijd van achtenvijftig jaar hebben bereikt of in de loop van de voormelde periode deze leeftijd bereiken en;2° recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. § 2. de arbeid(st)ers ontslagen tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012 die 56 jaar of ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen.

Deze arbeid(st)ers moeten bovendien kunnen aantonen dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst minstens 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 (nachtarbeid). § 3. De leeftijd, voorzien in § 1 en § 2, moet zijn bereikt vóór het einde van de opzeggingstermijn.

Art. 3.Om gebruik te kunnen maken van dit brugpensioenstelsel dient de werknemer een ondernemings- of een sectoranciënniteit van 5 jaar te hebben. Deze anciënniteitvoorwaarde is niet meer van toepassing vanaf de leeftijd van 60 jaar.

Art. 4.Vooraleer over te gaan tot het ontslag, overlegt de werkgever met de betrokken arbeid(st)er en wint hij het advies in van de ondernemingsraad, bij ontstentenis daarvan van de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis daarvan van de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.

De betekening van de opzegging gebeurt binnen de zeven kalenderdagen volgend op het tijdens dit overleg getroffen gemeenschappelijk besluit.

Art. 5.Het vervroegd brugpensioen gaat in op het einde van de opzeggingstermijn.

Art. 6.Het vervroegd brugpensioen vervalt : 1° bij overlijden van de gerechtigde;2° wanneer het wettelijk pensioen van de gerechtigde ingaat. Sectie 3. - Bedrag en uitkering

Art. 7.§ 1. De aanvullende vergoeding bij vervroegd brugpensioen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Het nettoreferteloon is gelijk aan het brutomaandloon zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 verminderd met de persoonlijke socialezekerheidsbijdragen en de fiscale inhouding.

Bij de berekening van het nettoreferteloon zal de RSZ berekend worden op het brutoloon aan 100 pct.

Het nettorefertemaandloon wordt berekend, rekening houdend met de werkbonus toegekend aan werknemers met een laag loon.

Het bruto maandloon wordt als volgt bepaald : 1° het omvat de contractuele premies die rechtstreeks zijn gebonden aan de door de arbeid(st)er verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid zijn onderworpen.

Daarentegen worden de premies of vergoedingen die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen; 2° voor de per maand betaalde arbeid(st)er wordt het loon verdiend in de refertemaand, bepaald in 6° van deze paragraaf, als brutoloon beschouwd;3° voor de arbeid(st)er die niet per maand wordt betaald, wordt het brutomaandloon berekend op grond van het normale uurloon.Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale arbeidsprestaties van de refertemaand te delen door het aantal normale arbeidsuren die tijdens deze periode werden verricht. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren dat is bepaald bij de wekelijkse arbeidsregeling van de arbeid(st)er. Dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon; 4° het brutomaandloon van een arbeid(st)er die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij/zij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen van betreffende maand.Indien een arbeid(st)er, krachtens de bepalingen van de arbeidsovereenkomst slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en al die tijd niet heeft gewerkt, wordt het bruto maandloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld; 5° het door de arbeid(st)er verdiende brutomaandloon, ongeacht of het per maand of op een andere wijze wordt betaald, wordt vermeerderd met één twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldigingen waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan, afzonderlijk werden ontvangen;6° tijdens voorafgaandelijk overleg wordt in onderling akkoord bepaald met welke refertemaand rekening moet worden gehouden.Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen; 7° het nettoreferteloon wordt berekend op basis van de voltijdse arbeidsprestaties die de arbeid(st)er uitoefende vóór de aanvang van eventuele deeltijdse prestaties in het kader van het tijdskrediet;8° het nettoreferteloon wordt tot de hogere euro afgerond. § 3. Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsuitkeringen.

Het bedrag van deze vergoeding wordt daarenboven elk jaar op 1 januari door de Nationale Arbeidsraad herzien, in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen.

Voor de arbeid(st)ers die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.

Art. 8.De aanvullende vergoeding wordt uitgekeerd aan de gerechtigde in de loop van de maand volgend op de maand waarop hij/zij recht heeft op de werkloosheidsuitkering.

De betaling gebeurt op voorlegging van een document waaruit blijkt dat de betrokkene een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen.

Het sociaal fonds betaalt de aanvullende vergoeding behalve wanneer de wetgeving betreffende de sluiting van ondernemingen van toepassing is.

Art. 9.Met toepassing van de artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de arbeid(st)ers die ontslagen werden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden ten laste van de vorige werkgever, wanneer deze arbeid(st)ers het werk als loontrekkende hervatten bij een andere werkgever dan die welke hen ontslagen heeft en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.

Het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de arbeid(st)ers die ontslagen zijn in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt eveneens behouden ten laste van de vorige werkgever in geval van uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit, op voorwaarde dat deze activiteit niet uitgeoefend wordt voor rekening van de werkgever die hen ontslagen heeft of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.

De arbeid(st)ers beoogd in dit artikel behouden het recht op de aanvullende vergoeding zodra een einde werd gemaakt aan hun tewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst of aan de uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit. Zij leveren in dit geval aan hun vorige werkgever (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel) het bewijs van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.

In het geval beoogd in de vorige paragraaf mogen arbeid(st)ers geen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. Wanneer zij zich in de omstandigheden bevinden om verscheidene aanvullende stelsels te genieten, behouden zij het recht op het stelsel dat toegekend werd door de werkgever die hen ontslagen heeft (in de zin van de eerste paragraaf van dit artikel).

Sectie 4. - Toezicht

Art. 10.In de schoot van het "Sociaal Fonds van de betonindustrie" wordt een toezichtcomité opgericht, waarvan de leden door de raad van beheer van het fonds worden aangeduid. Dit toezichtcomité heeft tot taak : 1° zich uit te spreken over de aanvragen;2° te waken over de vervanging van de vervroegde bruggepensioneerden, zoals voorzien in de wet;3° advies te geven aan de raad van beheer over uitzonderlijke gevallen;4° verslag uit te brengen aan de raad van beheer van het fonds over de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Sectie 5. Geldigheidsduur

Art. 11.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en treedt buiten werking op 31 december 2013, uitgezonderd artikel 2, § 2, dat uitwerking heeft op 1 januari 2011 en op 31 december 2012 buiten werking treedt.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2012.

De Minister van Werk, M. DE CONINCK

^