Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2001
gepubliceerd op 04 april 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vorming en de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012152
pub.
04/04/2001
prom.
05/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/05/2001012152/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vorming en de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vorming en de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2000 Vorming en bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 12 april 2000 onder het nummer 54656/CO/319) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onder "werknemers" wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendenpersoneel. HOOFDSTUK II. - Beschikkingen

Art. 2.In toepassing van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, verbinden de in artikel 1 bedoelde werkgevers zich ertoe om initiatieven te ontwikkelen betreffende vorming en initiatieven ten behoeve van risicogroepen van werknemers en/of werkzoekenden.

Art. 3.De werkgeversbijdrage ten behoeve van de bevordering van deze initiatieven bedraagt voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 : 0,10 pct. op het loon van de werknemers uit de betrokken sector zoals blijkt uit de aangiften aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 4.Onder risicogroepen van werknemers en/of werkzoekenden wordt verstaan : de bepalingen van de wet van 28 december 1990 houdende sociale bepalingen en de bepalingen zoals ze worden vastgesteld door het beheerscomité van het Sociaal Fonds voor de instellingen en diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/ Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 5.Partijen komen overeen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de inning toe te vertrouwen van de onder artikel 3 vernoemde bijdragen en deze door voormeld sociaal fonds te laten ontvangen, beheren en toewijzen voor de objectieven waarvoor ze bestemd zijn.

Art. 6.De inning voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2000 wordt vervangen door een inning van 0,20 pct. van de brutolonen betaald over het derde en het vierde kwartaal van het jaar 2000.

Er geschiedt bijgevolg geen inning voor het eerste en het tweede kwartaal van 2000. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^