gepubliceerd op 24 juni 2004
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 78 van de wet van 3 februari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector
5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 78 van de wet van 3 februari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 februari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector, inzonderheid op artikel 78;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 fébruari 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting op 14 mei 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Overwegende dat de RTBF aangesloten is bij de Pool der Parastatalen sinds 1 augustus 2002, datum waarop het koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 92, 15°, van de wet van 3 februari 2003 houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector uitwerking heeft;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit de nadere regels vaststelt voor de betaling van de pensioencomplementen, zoals bepaald in het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 waarbij de R.T.B.F. de toestemming krijgt om deel te nemen aan het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden;
Dat het bijgevolg van belang is dat dit besluit zo vlug mogelijk aangenomen wordt teneinde de gepensioneerde personeelsleden en hun rechthebbenden toe te laten de in voormeld decreet van 20 juni 2002 bedoelde pensioencomplementen te ontvangen.
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden; 2° « het decreet » : het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 waarbij de R.T.B.F. de toestemming krijgt om deel te nemen aan het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden; 3° « de RTBF » : het autonoom overheidsbedrijf van culturele aard van de Franse Gemeenschap « Radio Télévision belge de la Communauté française », zoals bedoeld in artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 14 juli 1997 houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF) »;4° « het personeelslid » : het vast benoemde personeelslid van de RTBF;5° « de rechthebbende » : de rechthebbende van een personeelslid of van een gewezen personeelslid;6° « het wettelijk rustpensioen » : het rustpensioen waarop het personeelslid aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van de wet;7° « het wettelijk overlevingspensioen » : het overlevingspensioen waarop de recht-hebbende aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen;8° « het gewaarborgd rustpensioen » : het pensioen waarop het personeelslid, naargelang het geval, aanspraak kan maken; a) met toepassing van de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 september 1993 houdende sommige bepalingen in verband met de rustpensioenen van de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) »; b) met toepassing van de bepalingen van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 november 1993 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) »; 9° « het gewaarborgd overlevingspensioen » : het overlevingspensioen waarop de rechthebbende aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van het decreet van 3 juli 1986 betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechthebbenden van de vast benoemde ambtenaren van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (R.T.B.F.) »; 10° « het pensioencomplement » : het pensioen-complement waarop het personeelslid of de rechthebbende aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van het decreet;11° « de Administratie » : de Administratie der Pensioenen;12° « de Dienst » : de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van de Administratie der Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën. HOOFDSTUK II. - Pensioenen die ingaan vanaf 1 augustus 2002
Art. 2.Dit hoofdstuk is van toepassing op de wettelijke rustpensioenen die toegekend worden aan de personeelsleden en die ingaan vanaf 1 augustus 2002. Het is eveneens van toepassing op de wettelijke overlevingspensioenen die toegekend worden aan de rechthebbenden en die ingaan vanaf dezelfde datum.
Art. 3.In geval van toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, en van artikel 5 van het decreet, deelt de RTBF aan de Administratie het bedrag mee van het gewaarborgd rustpensioen.
Art. 4.In geval van toepassing van artikel 6 van het decreet, meldt de RTBF aan de Administratie : 1°) het bedrag van het gewaarborgd rustpensioen; 2°) de diensttijd die verricht werd als werknemer of als zelfstandige ten gunste van de RTBF, zonder afhoudingen inzake sociale zekerheid, maar die beschouwd werd als tewerkstelling onder het contractueel stelsel met volledige prestaties krachtens artikel 5 van het koninklijk besluit van 2 april 1979 betreffende de rekrutering voor bepaalde graden bij de R.T.B.F..
Art. 5.In geval van toepassing van artikel 4, § 3, derde lid, van het decreet, deelt de RTBF aan de Administratie de periode mee, zoals bedoeld in artikel 2, § 4, van voormeld decreet van 30 september 1993.
Art. 6.§ 1. De in de artikelen 3 en 4 bepaalde mededelingen worden gedaan zodra dat mogelijk is, maar ten vroegste één jaar voor de ingangsdatum van het wettelijk rustpensioen.
De in het eerste lid bedoelde mededeling vermeldt de bepaling van het decreet die aanleiding kan geven tot de toekenning van het rustpensioencomplement. § 2. De in artikel 5 bedoelde mededeling wordt zo vlug mogelijk gedaan na de datum waarop de RTBF kennis heeft van het overlijden van de rechtgever.
De in het eerste lid bedoelde mededeling vermeldt de bepaling van het decreet die aanleiding kan geven tot de toekenning van het overlevingspensioencomplement. HOOFDSTUK III. - Op 31 juli 2002 lopende pensioenen
Art. 7.Dit hoofdstuk is van toepassing op de rustpensioenen die toegekend werden aan gewezen personeelsleden van de RTBF en die lopen op 31 juli 2002. Het is eveneens van toepassing op de overlevingspensioenen die toegekend werden aan rechthebbenden van gewezen personeelsleden van de RTBF en die lopen op deze datum.
Art. 8.De RTBF deelt aan de Administratie de lijst mee van de in artikel 3, § 1, van het decreet bedoelde rust- en overlevingspensioenen.
De in het eerste lid bedoelde lijst vermeldt voor elk pensioen : - het nominaal bedrag; - het bedrag van het supplement dat toegekend werd om het pensioen tot het gewaarborgd minimumbedrag te brengen dat toegekend werd door de RTBF, evenals de elementen die gebruikt werden voor de berekening van het supplement.
Art. 9.De RTBF deelt aan de Administratie de lijst mee van de in artikel 4, § 2, derde lid, van het decreet bedoelde rustpensioenen.
De in het eerste lid bedoelde lijst vermeldt voor elk pensioen : - het bedrag van het rustpensioen dat verschuldigd is met toepassing van voormeld decreet van 30 september 1993, evenals de elementen die in aanmerking genomen werden voor de berekening van dat bedrag; - het bedrag dat het gewaarborgd rustpensioen zou bereikt hebben met toepassing van voormeld decreet van 30 september 1993, indien voor de berekening ervan geen rekening was gehouden met de in artikel 2, § 4, van dat decreet bedoelde periode, evenals de elementen die in aanmerking genomen werden voor de berekening van dat bedrag.
Art. 10.De RTBF deelt aan de Administratie de lijst mee van de in artikel 4, § 3, tweede lid, van het decreet bedoelde overlevingspensioenen.
De in het eerste lid bedoelde lijst vermeldt voor elk pensioen : - het bedrag van het gewaarborgd overlevingspensioen, evenals de elementen die in aanmerking genomen werden voor de berekening van dat bedrag; - het bedrag dat het gewaarborgd overlevingspensioen bereikt zou hebben indien voor de berekening ervan geen rekening was gehouden met de in artikel 2, § 4, van voormeld decreet van 30 september 1993 bedoelde periode, evenals de elementen die in aanmerking genomen werden voor de berekening van dat bedrag. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 11.Voor elk pensioendossier dat aanleiding geeft tot de betaling van een pensioencomplement, gaat de Administratie over tot de berekening van dat complement.
Art. 12.Het pensioencomplement maakt integraal deel uit van het pensioen.
Art. 13.Het pensioencomplement wordt aan het personeelslid of aan de rechthebbende uitbetaald door de Dienst. HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen
Art. 14.§ 1. Om de financiering van de pensioencomplementen te verzekeren, is de RTBF ertoe gehouden om aan de Administratie maandelijkse voorschotten te storten waarvan het bedrag haar wordt meegedeeld door de Administratie. Het bedrag van deze voorschotten, dat op elk moment aangepast kan worden, wordt vastgesteld op basis van een raming van de pensioencomplementen die door de RTBF voor een bepaald jaar gedragen zullen moeten worden. Deze voorschotten moeten ten laatste vijf werkdagen voor de datum waarop de Dienst deze complementen uitbetaalt, bij de Administratie toekomen.
Indien de RTBF de in het eerste lid bedoelde stortingen niet binnen de vastgestelde termijnen verricht, moet ze van rechtswege verwijlinteresten betalen aan de Administratie. Deze verwijlinteresten, waarvan het percentage steeds gelijk is aan de wettelijke interestvoet, verhoogd met 2 pct., beginnen te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de storting verricht had moeten worden. § 2. Bij het einde van elk kalenderjaar deelt de Administratie een samenvattend overzicht mee aan de RTBF waarin enerzijds de voor dat jaar gestorte voorschotten vermeld worden en anderzijds het totaal van de voor datzelfde jaar verschuldigde bedragen. § 3. Indien het totaal van de in § 1 bedoelde voorschotten lager blijkt te zijn dan het totaal van de verschuldigde bedragen, moet het resterende verschuldigde saldo ten laatste op de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op de mededeling van het verschuldigde bedrag, bij de Administratie toekomen. § 4. Indien het totaal van de in § 1 bedoelde voorschotten hoger blijkt te zijn dan het verschuldigde bedrag, wordt het surplus afgetrokken van de later te betalen voorschotten. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding
Art. 15.Voor de in artikel 4, § 2, vierde lid en in artikel 5 van het decreet bedoelde rustpensioenen die ingegaan zijn tussen 1 augustus 2002 en 31 maart 2003, deelt de RTBF aan de Administratie het bedrag mee van het gedeelte van het werknemerspensioen dat overeenstemt met de diensttijd die in aanmerking genomen werd voor het gewaarborgd rustpensioen.
Art. 16.In afwijking van artikel 14 is de RTBF ertoe gehouden om aan de Administratie een maandelijks voorschot van 220.000,00 EUR te storten voor elke maand van de periode begrepen tussen 1 augustus 2002 en de datum waarop de Administratie, voor de eerste keer, het bedrag zal hebben kunnen vaststellen van de in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoelde maandelijkse voorschotten.
Een eerste storting, die de periode dekt begrepen tussen 1 augustus 2002 en de maand die volgt op deze van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, moet ten laatste op de laatste dag van de hiervoor bepaalde maand bij de Administratie toekomen.
Indien de RTBF de in het tweede lid bedoelde storting niet binnen de vastgestelde termijn verricht, is zij van rechtswege verwijlinteresten verschuldigd aan de Administratie. Deze verwijlinteresten worden vastgesteld overeenkomstig de regels die bepaald zijn in artikel 14, § 1, tweede lid.
Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking op 1 augustus 2002, met uitzondering van de artikelen 14 en 16 die in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt.
Art. 18.Onze Minister van Werk en Pensioenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE