gepubliceerd op 17 februari 2017
Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
5 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt ertoe diverse wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (hierna `besluit van 23 september 1992') en in het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen (hierna `besluit van 17 november 1994').
De aan U voorgestelde wijzigingen aan voornoemde besluiten hebben vooreerst tot doel deze besluiten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (hierna `Richtlijn 2013/34/EU'). Vervolgens wordt van deze gelegenheid ook gebruikt gemaakt om enkele bepalingen van voornoemde besluiten, die geactualiseerd moeten worden, aan te passen.
Actualisering van de besluiten Voor de actualisering van de besluiten worden verschillende wijzigingen voorgesteld. In het besluit van 23 september 1992 werd de verwijzing naar de opgeheven wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vervangen door de verwijzing naar de overeenkomstige bepaling in de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. Op dezelfde manier werd de verwijzing naar de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles vervangen door de overeenkomstige bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders. Tevens werden in dit besluit de verwijzingen naar de opgeheven wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen vervangen door de overeenkomstige bepalingen in het Wetboek van economisch recht. Hetzelfde geldt voor de in dit besluit opgenomen verwijzingen naar de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, die werden vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen van het Wetboek van vennootschappen. Tevens werd een foutieve vertaling in de Nederlandse tekst van dit besluit rechtgezet.
In de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 werden vervolgens ook wijzigingen aangebracht om verouderde begrippen te vervangen door de correcte, geactualiseerde begrippen. Zo werden in beide besluiten de begrippen `brugpensioenen' en `aandelen aan toonder' vervangen door de begrippen `werkloosheid met bedrijfstoeslag' en `gedematerialiseerde aandelen'.
Omzetting van de Richtlijn 2013/34/EU Wat de omzetting van de Richtlijn 2013/34/EU betreft, dient vooreerst te worden opgemerkt dat deze richtlijn sinds haar inwerkingtreding de basis vormt voor het Europese financiële verslaggevingsrecht (vroeger het jaarrekeningenrecht genoemd). De vroegere Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (hierna `Richtlijn 78/660/EEG) en de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (hierna `Richtlijn 83/349/EEG), die vóór de inwerkingtreding van de Richtlijn 2013/34/EU de basis vormden voor het Europees financiële verslaggevingsrecht, werden door de Richtlijn 2013/34/EU opgeheven.
Omwille van hun bijzondere aard worden de Europese financiële verslaggevingsvoorschriften voor, enerzijds, kredietinstellingen en andere financiële instellingen, en, anderzijds, verzekeringsondernemingen, aangevuld met bijkomende bijzondere Europese voorschriften. Voor kredietinstellingen zijn deze bijzondere voorschriften neergelegd in de Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen. Voor de verzekeringsondernemingen zijn de bijzondere voorschriften neergelegd in Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen. Deze bijzondere voorschriften hebben, bij onverenigbaarheid of tegenstrijdigheid, steeds voorrang op de bepalingen van de Richtlijn 2013/34/EU. Dit principe is ook uitdrukkelijk opgenomen in de zevende considerans bij de Richtlijn 2013/34/EU. De wijzigingen die bedoeld zijn om de nieuwe financiële verslaggevingsvoorschriften, die in de Richtlijn 2013/34/EU zijn opgenomen, te integreren in het Belgische jaarrekeningenrecht voor de instellingen en de ondernemingen, hebben vooreerst betrekking op het principe van het compensatieverbod. Dit beginsel bepaalt dat het compenseren of verrekenen van in de jaarrekening opgenomen tegoeden of schulden, rechten en verplichtingen en kosten en opbrengsten in principe steeds verboden is. Enkel wanneer compensatie uitdrukkelijk is toegelaten, kan van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt worden.
Artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn 2013/34/EU bepaalt nu dat de instellingen of ondernemingen die tot compensatie of verrekening overgaan in die gevallen waar compensatie of verrekening uitdrukkelijk is toegelaten, in de toelichting bij de jaarrekening de te verrekenen bedragen als brutobedragen moeten vermelden. Het aan u voorgelegde besluit tot wijziging van de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 heeft tot doel deze nieuwe verplichting te integreren in deze besluiten.
Het is vervolgens ook mogelijk dat een actief- of passiefbestanddeel, dan wel een kost of opbrengst, in de balans of in de resultatenrekening onder verscheidene posten kan worden opgenomen. In dergelijke gevallen moet het actief- of passiefbestanddeel, dan wel de kost of de opbrengst, worden opgenomen onder de post die daar in het licht van het beginsel van het getrouwe beeld het meest toe geschikt is. Artikel 12, eerste lid, Richtlijn 2013/34/EU bepaalt nu dat in dergelijke gevallen in de toelichting het verband met de andere posten moet worden vermeld. De in het voorliggende besluit opgenomen bepalingen beantwoorden aan dit vereiste.
In artikel 12, twaalfde lid, van de Richtlijn 2013/34/EU wordt verduidelijkt dat een geboekte voorziening op balansdatum de beste schatting moet vertegenwoordigen van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting moet vertegenwoordigen van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen. Het voorliggende besluit brengt dezelfde verduidelijking aan in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994.
De Richtlijn 2013/34/EU heeft ook gevolgen voor de boekhoudkundige verwerking van kosten van onderzoek. Deze kosten kunnen immers niet langer worden geactiveerd. Het voorliggende besluit brengt de nodige wijzigingen aan in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 om te voldoen aan dit voorschrift.
Met het voorliggende besluit worden ook wijzigingen aangebracht in het afschrijvingsregime van geactiveerde kosten van ontwikkeling en goodwill. De Richtlijn 2013/34/EU bepaalt in artikel 12, elfde lid, tweede alinea, immers dat kosten van ontwikkeling en goodwill in beginsel steeds moeten worden afgeschreven over hun gebruiksduur.
Wanneer deze gebruiksduur in uitzonderlijke gevallen niet met zekerheid kan worden geraamd, dan moeten deze activa worden afgeschreven over een door de lidstaten te bepalen maximumperiode van ten minste vijf jaar en ten hoogste tien jaar. Het voorliggende besluit legt deze maximumperiode vast op tien jaar. De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, moet bovendien in de toelichting bij de jaarrekening worden verklaard. Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen.
Ten slotte vereist de Richtlijn 2013/34/EU ook dat de instellingen en ondernemingen in de toelichting bij de jaarrekening bijkomende informatie opnemen om zo te garanderen dat de bestemmelingen van de jaarrekening degelijk geïnformeerd worden over hun financiële positie.
Zo voert het voorliggend besluit een nieuwe toelichting in over de betrekkingen van de instellingen en de ondernemingen met geassocieerde ondernemingen in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Vennootschappen. Deze toelichting beantwoordt aan het vereiste van artikel 16, eerste lid, d), Richtlijn 2013/34/EU dat bepaalt dat de financiële verplichtingen die niet in de balans zijn opgenomen en die door de instelling of de onderneming zijn aangegaan jegens geassocieerde ondernemingen afzonderlijk moet worden vermeld in de toelichting. Het voorliggende besluit gaat echter verder dan wat strikt genomen wordt vereist door de Richtlijn 2013/34/EU. Van de instellingen en ondernemingen wordt niet alleen gevraagd om hun verplichtingen ten aanzien van geassocieerde ondernemingen die niet in de balans zijn opgenomen, te vermelden, maar zij moeten ook bijkomende informatie verstrekken over hun betrekkingen met deze geassocieerde ondernemingen (zoals het bedrag van de financiële vaste activa, het bedrag van de vorderingen en schulden, het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden en de andere betekenisvolle financiële verplichtingen).
De instellingen en ondernemingen moeten ook een nieuwe toelichting opnemen waarin zij informatie dienen te verstrekken over de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of de balans worden weergegeven. Deze toelichting wordt opgelegd door artikel 17, eerste lid, q), Richtlijn 2013/34/EU. De Richtlijn 2013/34/EU verruimt ook de inlichtingen die de instellingen en ondernemingen dienen te verstrekken over hun financiële betrekkingen met hun bestuurders en zaakvoerders. Waar de instellingen en ondernemingen in het verleden enkel het bedrag per einde van het boekjaar dienden mee te delen met betrekking tot de vorderingen van de instellingen of ondernemingen op hun bestuurders of zaakvoerders, van de eventuele passiva in hun voordeel en voor de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, dienen zij met toepassing van artikel 16, eerste lid, e), Richtlijn 2013/34/EU de volgende informatie te verstreken: het bedrag per einde van het boekjaar van de op de bestuurders en zaakvoerders uitstaande vorderingen, alsmede de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien.
Ten slotte bepaalt de Richtlijn 2013/34/EU in artikel 6, eerste lid, j), dat de algemene voorschriften van deze richtlijn inzake opname, waardering, presentatie en vermelding van informatie niet moeten worden nageleefd indien het nalevingseffect niet van materieel belang is. Artikel 6, vierde lid, Richtlijn 2013/34/EU bepaalt echter dat de lidstaten de toepassing van het in de vorige zin bedoelde materialiteitsbeginsel kunnen beperken tot de presentatie van de financiële overzichten en de vermelding van informatie. Aan U wordt voorgesteld om van deze optie voor de lidstaten gebruik te maken en het materialiteitsbeginsel niet te introduceren voor wat de opname en de waardering van informatie in de jaarrekening betreft. Gelet op het belang voor het financieel systeem van de instellingen en ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 vallen, is het immers wenselijk deze instellingen en ondernemingen aan de meest ruime financiële verslaggevingsverplichtingen te onderwerpen. Op basis van de in de Richtlijn 2013/34/EU geboden optie dient het materialiteitsbeginsel bijgevolg slechts te worden ingevoerd voor wat de presentatie van de financiële overzichten en de vermelding van informatie betreft. Wat de presentatie van de financiële overzichten betreft, is het evenwel zo dat de richtlijnen 86/635/EEG en 91/674/EEG specifieke schema's opleggen voor het opstellen van de balans en de resultatenrekening waarvan de instellingen en ondernemingen niet kunnen afwijken. De voorschriften van deze richtlijnen primeren bijgevolg op de in de Richtlijn 2013/34/EU opgenomen verplichting voor de lidstaten om een materialiteitsbeginsel in te voeren ten aanzien van de voorschriften die betrekking hebben op de presentatie van de financiële overzichten.
Op basis van voorgaande voorziet het voorliggende besluit dan ook uitsluitend in de introductie van een materialiteitsbeginsel in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 voor wat de in de toelichting op te nemen informatie betreft.
Vervolgens brengt het voorliggende besluit de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 in overeenstemming met enkele verslaggevingsvoorschriften die eerder ook reeds waren opgenomen in de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG. Het gaat vooreerst om de aanpassingen die nodig zijn om de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 in overeenstemming te brengen met artikel 7, tweede lid, derde alinea, Richtlijn 2013/34/EU. Artikel 7, eerste lid, Richtlijn 2013/34/EU geeft aan de lidstaten de mogelijkheid om aan de instellingen en de ondernemingen toe te staan dat de vaste activa gewaardeerd worden tegen geherwaardeerde bedragen.
Artikel 7, tweede lid, eerste en tweede alinea, Richtlijn 2013/34/EU bepalen vervolgens dat het verschil tussen, enerzijds, de waardering op basis van de aanschaffingsprijs of vervaardigingskosten en, anderzijds, de waardering op basis van een herwaardering, in de balans moet worden opgenomen in de herwaarderingsreserve onder het eigen vermogen, en dat deze herwaarderingsreserve ten allen tijde geheel of gedeeltelijk in kapitaal kan worden omgezet. De Richtlijn 2013/34/EU bepaalt ook nog dat de lidstaten regels kunnen vaststellen voor het gebruik van de herwaarderingsreserve. Op grond van deze bepaling wordt in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 ingeschreven dat een in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarde nooit rechtstreeks of onrechtstreeks mag worden aangewend om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Bovendien wordt in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 ook nog ingeschreven dat de meerwaarden die worden toegerekend aan de herwaarderingsreserve slechts in kapitaal mogen worden omgezet voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop. Uiteindelijk wordt in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994, overeenkomstig artikel 7, tweede lid, derde alinea, in fine, Richtlijn 2013/34/EU, ingeschreven dat uit de herwaarderingsreserve noch rechtstreeks noch onrechtstreeks bedragen mogen worden uitgekeerd, tenzij zij overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving op de meerwaarde die al dan niet werd overgebracht naar een reserve tot het beloop van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen.
Vervolgens gaat het ook om de in de voorliggende besluiten voorgestelde aanpassingen aan de toelichtingen die moeten worden verstrekt over het personeel en de personeelskosten van de instellingen en de ondernemingen. Artikel 17, eerste lid, e), Richtlijn 2013/34/EU vereist immers dat het door de instellingen en ondernemingen op te geven gemiddelde personeelsbestand ook wordt gesplitst naar categorieën. Tevens dienen de instellingen en ondernemingen een opgave te doen van de personeelskosten van het boekjaar, onderverdeeld in lonen en salarissen, socialezekerheidskosten en pensioenkosten. Het voorliggende besluit past de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 in die zin aan dat de opgave van het gemiddelde personeelsbestand nog verder moet worden uitgesplitst naar directiepersoneel, bedienden, arbeiders en andere personeelsleden. Het voorliggende besluit voert in het besluit van 23 september 1992 ook de verplichting in om bovenvermelde informatie over de personeelskosten te vermelden in de toelichting.
Ook dient, overeenkomstig artikel 18, eerste lid, b), Richtlijn 2013/34/EU, in de toelichting van de instellingen en de ondernemingen, informatie te worden verstrekt over de financiële betrekkingen met hun commissaris en over de personen met wie hij verbonden is. Het gaat meer bepaald over de bezoldiging van de commissaris, de bezoldiging die werd betaald of toegekend voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten die binnen de instelling of onderneming werden uitgevoerd door de commissaris (uitgesplitst volgens het soort opdracht) en de bezoldigingen die werden betaald of toegekend voor uitzonderlijke opdrachten uitgevoerd binnen de instelling of onderneming door de personen die met de commissaris verbonden zijn.
Ten slotte dienen ook de vermeldingen in toepassing van artikel 133, § 6, van het Wetboek van vennootschappen te worden opgenomen.
Het voorliggende besluit voert met toepassing van artikel 17, eerste lid, c), Richtlijn 2013/34/EU in de besluiten van 23 september 1992 en 17 november 1994 vooreerst een nieuwe verplicht op te nemen toelichting in over de waardering van afgeleide financiële instrumenten op basis van de reële waarde. Voor de opgave van de "aard" van de instrumenten in deze toelichting wordt er van de instellingen verwacht dat zij het type of de soort van de afgeleide instrumenten meedelen. Vervolgens moeten de instellingen en ondernemingen, voor de financiële vaste activa die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde, zowel de nettoboekwaarde als de reële waarde van de afzonderlijke activa vermelden. Ook dienen zij de redenen waarom de nettoboekwaarde van deze activa niet werd verminderd, te vermelden, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de nettoboekwaarde zal gerealiseerd kunnen worden. Deze laatste toelichtingen mogen ook worden verschaft voor passende groepen van deze afzonderlijke activa.
Ten slotte voert het voorliggende besluit in het besluit van 17 november 1994 ook een nieuwe toelichting in over de door de ondernemingen op te nemen lijst van ondernemingen waarvoor zij onbeperkt aansprakelijk is in haar hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of lid. Hiermee wordt dit besluit in overeenstemming gebracht met het vereiste van artikel 17, eerste lid, k), Richtlijn 2013/34/EU. Artikelsgewijze bespreking
Artikel 1.Dit artikel behoeft geen commentaar.
Artikelen 2 en 3. De artikelen 2 en tot 3 strekken tot actualisering van het besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (hierna `besluit van 23 september 1992').
Artikel 4.Dit artikel heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt bij compensatie of verrekening tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten. Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 5.Dit artikel heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt wanneer een actief- of een passiefbestanddeel onder verscheidene posten of subposten van de balans kan vallen, of wanneer opbrengsten of kosten onder verscheidene posten of subposten van de resultatenrekening kunnen vallen. Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 6.Dit artikel brengt in het besluit van 23 september 1992 verduidelijkingen aan over de waardering van voorzieningen voor risico's en kosten.
Artikel 7.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 8.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 9.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 10.Dit artikel voert in het besluit van 23 september 1992 een nieuw afschrijvingsregime in voor kosten van ontwikkeling en goodwill.
Tevens wordt in dit artikel bepaald dat afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill niet kunnen worden teruggenomen.
Artikel 11.Dit artikel brengt in het besluit van 23 september 1992 verduidelijkingen aan met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van de herwaardering van materiële vaste activa, deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen.
Artikel 12.Artikel 12, 1° en 2°, strekken tot actualisering van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 12, 3°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting over de aandeelhoudersstructuur van de instellingen op datum van jaarafsluiting. Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 4°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over het personeel en de personeelskosten.
Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 5°, a), strekt tot actualisering van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 12, 5°, b), heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de balans of de resultatenrekening worden weergegeven.
Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 6°, heeft betrekking op de verruiming van de aanvullend te verstrekken toelichting van bepaalde gegevens over bestuurders en zaakvoerders van de instellingen, en van bepaalde gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is. Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 7°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over de reële waarde van financiële instrumenten en de financiële vaste activa. Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 8°, heeft betrekking op een aanvullend te verstrekken toelichting over de betrekkingen met geassocieerde ondernemingen.
Hiertoe wordt het besluit van 23 september 1992 aangepast.
Artikel 12, 9°, voert een materialiteitsbeginsel in met betrekking tot de in de toelichting te verstrekken informatie.
Artikel 13.Artikel 13, 1° en 2°, hebben betrekking op het actualiseren van het besluit van 23 september 1992.
Artikel 13, 3°, verduidelijkt in het besluit van 23 september 1992 wat er precies moet worden verstaan onder de begrippen `reële waarde' voor het opstellen van de in artikel 12, 7°, van dit besluit bedoelde aanvullende toelichting. Tevens wordt in deze bepaling verduidelijkt in welke gevallen grondstoffencontracten als afgeleide financiële instrumenten moeten worden beschouwd.
Artikel 14.Dit artikel heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt bij compensatie of verrekening tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 15.Dit artikel heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt wanneer een actief- of een passiefbestanddeel onder verscheidene posten of subposten van de balans kan vallen, of wanneer opbrengsten of kosten onder verscheidene posten of subposten van de resultatenrekening kunnen vallen. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 16.Dit artikel brengt in het besluit van 17 november 1994 verduidelijkingen aan over de waardering van voorzieningen voor risico's en kosten.
Artikel 17.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 17 november 1994.
Artikel 18.Dit artikel voert in het besluit van 17 november 1994 een nieuw afschrijvingsregime in voor kosten van ontwikkeling en goodwill.
Tevens wordt in dit artikel bepaald dat afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill niet kunnen worden teruggenomen.
Artikel 19.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 17 november 1994.
Artikel 20.Dit artikel brengt in het besluit van 17 november 1994 verduidelijkingen aan met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van de herwaardering van materiële vaste activa, deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen.
Artikel 21.Artikel 21, 1°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting over de ondernemingen waarvoor de onderneming onbeperkt aansprakelijk is in haar hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of lid. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 2°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over de reële waarde van financiële instrumenten en de financiële vaste activa. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 3°, strekt tot actualisering van het besluit van 17 november 1994.
Artikel 21, 4°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over het personeel. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 5°, heeft betrekking op een aanvullende toelichting die moet worden verstrekt over de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de balans of de resultatenrekening worden weergegeven.
Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 6°, heeft betrekking op een aanvullend te verstrekken toelichting over de betrekkingen met geassocieerde ondernemingen.
Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 7°, heeft betrekking op de verruiming van de aanvullend te verstrekken toelichting van bepaalde gegevens over bestuurders en zaakvoerders van de instellingen. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 8°, heeft betrekking op de verruiming van de aanvullend te verstrekken toelichting van bepaalde gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is. Hiertoe wordt het besluit van 17 november 1994 aangepast.
Artikel 21, 9° en 10°, behoeven geen commentaar.
Artikel 21, 11°, voert een materialiteitsbeginsel in voor de in de toelichting te verstrekken informatie.
Artikel 22.Dit artikel strekt tot actualisering van het besluit van 17 november 1994.
Artikelen 23, 24 en 25. Deze artikelen behoeven geen commentaar.
Tableau de concordance - Concordantietabel
Arrêté modifié - Wijzigingsbesluit
Directive 2013/34/UE - Richtlijn 2013/34/EU
Article 1er - Artikel 1
/
Article 2 - Artikel 2
/
Article 3 - Artikel 3
/
Article 4 - Artikel 4
Article 6, paragraphe 2 - Artikel 6, tweede lid
Article 5 - Artikel 5
Article 12, paragraphe 1 - Artikel 12, eerste lid
Article 6 - Artikel 6
Article 12, paragraphe 1, alinéa 3 Artikel 12, twaalfde lid, derde alinea
Article 7 - Artikel 7
/
Article 8 - Artikel 8
/
Article 9 - Artikel 9
/
Article 10, 1° - Artikel 10, 1°
Article 12, paragraphe 11, alinéa 2 Artikel 12, elfde lid, tweede alinea
Article 10, 2° - Artikel 10, 2°
Article 12, paragraphe 6, d) - Artikel 12, zesde lid, d)
Article 11 - Artikel 11
Article 7, paragraphes 1 et 2 Artikel 7, eerste en tweede leden
Article 12, 1° - Artikel 12, 1°
/
Article 12, 2° - Artikel 12, 2°
/
Article 12, 3° - Artikel 12, 3°
/
Article 12, 4° - Artikel 12, 4°
Article 17, paragraphe 1, e) - Artikel 17, eerste lid, e)
Article 12, 5°, a) - Artikel 12, 5°, a)
Article 16, paragraphe 1, d) - Artikel 16, eerste lid, d)
Article 12, 5°, b) - Artikel 12, 5°, b)
Article 17, paragraphe 1, q - Artikel 17, eerste lid, q)
Article 12, 6° - Artikel 12, 6°
- Article 16, paragraphe 1, e) - Artikel 16, eerste lid, e) - Article 17, paragraphe 1, d) - Artikel 17, eerste lid, d) - Article 18, paragraphe 1, b) - Artikel 18, eerste lid, b)
Article 12, 7° - Artikel 12, 7°
Article 17, paragraphe 1, c) - Artikel 17, eerste lid, c)
Article 12, 8° - Artikel 12, 8°
Article 16, paragraphe 1, d) - Artikel 16, eerste lid, d)
Article 12, 9° - Artikel 12, 9°
Article 6, paragraphe 1, j) - Artikel 6, eerste lid, j)
Article 13, 1° - Artikel 13, 1°
Article 10 - Artikel 10
Article 13, 2° - Artikel 13, 2°
/
Article 13, 3° - Artikel 13, 3°
Article 8, paragraphe 7 - Artikel 8, zevende lid
Article 14 - Artikel 14
Article 6, paragraphe 2 - Artikel 6, tweede lid
Article 15 - Artikel 15
Article 12, paragraphe 1 - Artikel 12, eerste lid
Article 16 - Artikel 16
Article 12, paragraphe 12, alinéa 3 Artikel 12, twaalfde lid, derde alinea
Article 17 - Artikel 17
/
Article 18, 1° - Artikel 18, 1°
Article 12, paragraphe 11, alinéa 2 Artikel 12, elfde lid, tweede alinea
Article 18, 2° - Artikel 18, 2°
Article 12, paragraphe 6, d) - Artikel 12, zesde lid, d)
Article 19 - Artikel 19
/
Article 20 - Artikel 20
Article 7, paragraphes 1 et 2 Artikel 7, eerste en tweede leden
Article 21, 1° - Artikel 21, 1°
Article 17, paragraphe 1, k) - Artikel 17, eerste lid, k)
Article 21, 2° - Artikel 21, 2°
Article 17, paragraphe 1, c) - Artikel 17, eerste lid, c)
Article 21, 3° - Artikel 21, 3°
/
Article 21, 4° - Artikel 21, 4°
Article 17, paragraphe 1, e) - Artikel 17, eerste lid, e)
Article 21, 5° - Artikel 21, 5°
Article 17, paragraphe 1, q) - Artikel 17, eerste lid, q)
Article 21, 6° - Artikel 21, 6°
Article 16, paragraphe 1, d) - Artikel 16, eerste lid, d)
Article 21, 7° - Artikel 21, 7°
Article 16, paragraphe 1, e) - Artikel 16, eerste lid, e)
Article 21, 8° - Artikel 21, 8°
Article 18, paragraphe 1, b) - Artikel 18, eerste lid, b)
Article 21, 9° - Artikel 21, 9°
/
Article 21, 10° - Artikel 21, 10°
/
Article 21, 11° - Artikel 21, 11°
Article 6, paragraphe 1, j) - Artikel 6, eerste lid, j)
Article 22 - Artikel 22
/
Article 23 - Artikel 23
/
Article 24 - Artikel 24
/
Article 25 - Artikel 25
/
ADVIES 60.093/2 VAN 5 OKTOBER 2016 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN DE KONINKLIJKE BESLUITEN OP DE JAARREKENING VAN DE KREDIETINSTELLINGEN, DE BELEGGINGSONDERNEMINGEN EN DE BEHEERVENNOOTSCHAPPEN VAN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING EN VAN DE VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN' Op 8 september 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van de koninklijke besluiten op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 5 oktober 2016.
De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Marianne Dony, assessor, en Bernadette Vigneron, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 5 oktober 2016.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. De wet van 9 juli 1975 `betreffende de controle der verzekeringsondernemingen' en de wet van 16 februari 2009 `op het herverzekeringbedrijf' zijn, opgeheven bij de artikelen 757 en 758 van de wet van 13 maart 2016 `op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen'. Bijgevolg moet het derde lid worden weggelaten. 2. De verschillende wetten die de rechtsgronden van het ontworpen besluit bevatten, moeten in chronologische volgorde worden vermeld, zodat het eerste lid - waarin net naar artikel 199, tweede lid, van die wet van 13 maart 2016 verwezen wordt - het vijfde lid moet worden (1).3. Het elfde lid van de aanhef vermeldt "de raadpleging van de beroepsverenigingen".Uit het dossier dat aan de Raad van State is overgezonden, blijkt niet of alle verplichte raadplegingen die worden voorgeschreven door de wetten die de rechtsgrond van het ontworpen besluit vormen (2), daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
De steller van het ontwerp moet ervoor zorgen dat die vormvereisten naar behoren worden vervuld.
Dispositief Artikel 12 Overeenkomstig artikel 2, punt 16, van de richtlijn die omgezet wordt, moet de ontworpen tekst in de bepaling onder 9° worden aangevuld met de volgende zin : « Het materieel belang van afzonderlijke posten wordt beoordeeld in de context van andere gelijkaardige posten. » (3) Dezelfde opmerking geldt voor artikel 21, 11° , van het ontwerp.
Artikel 20 Anders dan artikel 34 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 `op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging' - dat door artikel 11 van het ontwerp zou worden gewijzigd - is artikel 34 van het koninklijk besluit van 17 november 1994 `op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen' niet gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2008, zodat de vermelding van die wijziging, in artikel 20 van het ontwerp, moet worden geschrapt.
Slotopmerking De tabel tot omzetting van de richtijn die aan de auditeur-rapporteur is toegezonden, zou in het verslag aan de Koning moeten worden opgenomen.
De Griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, P. Vandernoot. _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 26. (2) Artikel 91, achtste lid, van de wet van 6 april 1995 `inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen';artikel 235, zevende lid, van de wet van 3 augustus 2012 `betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen; artikel 333, zevende lid, van de wet van 19 april 2014 `betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders'; artikel 106, § 5, van de wet van 25 april 2014 `op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen'. (3) Zie ook overweging 17 van de richtlijn. 5 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, artikel 91, derde lid, gewijzigd bij artikel 174 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011, bekrachtigd bij artikel 298 van de wet van 3 augustus 2012;
Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, artikel 235, vierde lid;
Gelet op de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, artikel 333, vierde lid.
Gelet op de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 106, § 1, tweede lid;
Gelet op de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, artikel 199, tweede lid; Gele Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 november 1994 op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;
Gelet op het advies van de Nationale Bank, gegeven op 24 februari 2015;
Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, gegeven op 29 april 2015;
Gelet op de raadpleging van de beroepsverenigingen;
Gelet op het advies 60.093/2 van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-eersteminister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel en de Minister van Financiën Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Voorwerp
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
Art. 2.In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, vervangen bij koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 2, § 1, van de wet" vervangen door de woorden "artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, met uitsluiting van de instellingen bedoeld bij artikel 2 van de wet";2° in 3° worden de woorden "artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 186 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen"; 3° het eerste lid wordt aangevuld met een 4°, luidende : "4° de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 306 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.".
Art. 3.In artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de woorden "artikel 7, tweede lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen" vervangen door de woorden "artikel III.90, § 1, van het Wetboek van economisch recht".
Art. 4.Artikel 6, enig lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : "In dergelijke gevallen worden de te verrekenen bedragen als brutobedragen in de toelichting bij de jaarrekening vermeld.".
Art. 5.Artikel 8, enig lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : "In dergelijk geval wordt in de toelichting het verband met de andere posten vermeld.".
Art. 6.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Onverminderd artikel 19, derde lid, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen.".
Art. 7.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 7, eerste lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen" vervangen door de woorden "artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht"; 2° in het tweede lid worden de woorden "artikel 7, derde lid, van voornoemde wet" vervangen door de woorden "artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht".
Art. 8.In artikel 19, vijfde lid, a), van hetzelfde besluit wordt het woord "brugpensioenen" vervangen door de woorden "werkloosheid met bedrijfstoeslag".
Art. 9.In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt in de Nederlandse tekst het woord "gebouwen" vervangen door de woorden "onroerende goederen".
Art. 10.In artikel 28, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "Kosten van ontwikkeling en goodwill worden, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, afgeschreven over een periode van ten hoogste tien jaar.De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting."; 2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende : "Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen.".
Art. 11.In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid wordt het 2° vervangen als volgt : "2° in kapitaal worden omgezet;een in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarde mag evenwel nooit rechtstreeks of onrechtstreeks aangewend worden om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Meerwaarden toegerekend aan rubriek XI van het passief "Herwaarderingsmeerwaarden" mogen slechts in kapitaal worden omgezet voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De geboekte meerwaarden mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks worden uitgekeerd, zolang deze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving op de meerwaarde die al dan niet werd overgebracht naar een reserve overeenkomstig het vorige lid, 1°.".
Art. 12.In Hoofdstuk I, Afdeling 3, van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 november 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van het eerste lid worden de woorden ", 6, 8" ingevoegd tussen de woorden "artikelen 4, tweede lid" en de woorden ", 10, tweede lid";2° in rubriek VI, § 2, derde lid, 1°, worden de woorden "artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen of daadwerkelijk wordt openbaar gemaakt in een andere Lid-Staat van de EEG, zoals voorgeschreven door artikel 3 van de richtlijn 68/151/EEG of" vervangen door de woorden "artikel 98 van het Wetboek van vennootschappen of daadwerkelijk wordt openbaar gemaakt in een andere Lid-Staat van de EU, zoals voorgeschreven bij artikel 3 van de richtlijn 2009/101/EG of";3° in rubriek XVIII, enig lid, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "en de aandeelhoudersstructuur" worden ingevoegd tussen de woorden "tot het kapitaal" en de woorden ", die vermeldt"; b) in A., derde streepje, worden de woorden "en aan toonder" vervangen door de woorden "en gedematerialiseerde aandelen"; c) het enig lid wordt aangevuld met een bepaling onder G., luidende : "G. de aandeelhoudersstructuur van de instelling op de datum van jaarafsluiting, met de volgende indeling : - aandeelhoudersstructuur van de instelling op de datum van de jaarafsluiting, zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de instelling heeft ontvangen ingevolge artikel 631, § 2, laatste lid, en artikel 632, § 2, laatste lid, van het Wetboek van vennootschappen; - aandeelhoudersstructuur van de instelling op de datum van de jaarafsluiting, zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de instelling heeft ontvangen ingevolge artikel 14, vierde lid, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen of ingevolge artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels betreffende bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten."; 4° in rubriek XXIII, enig lid, wordt het A., als volgt vervangen : "A. Wat personeel en personeelskosten betreft : 1° Volgende gegevens over het boekjaar en over het vorige boekjaar met betrekking tot de werknemers ingeschreven in het personeelsregister en verbonden met de onderneming door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst : a) het totale aantal op afsluitdatum van het boekjaar;b) het gemiddelde personeelsbestand tewerkgesteld door de onderneming tijdens het boekjaar en tijdens het vorige boekjaar, berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 15, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen, en uitgesplitst naar volgende categorieën : - Directiepersoneel; - Bedienden; - Arbeiders; - Andere. c) het aantal gepresteerde uren.2° Een uitsplitsing van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : a) bezoldigingen, en rechtstreekse sociale voordelen;b) patronale bijdragen voor sociale verzekeringen;c) patronale premies voor buitenwettelijke verzekeringen;d) andere personeelskosten;e) pensioenen.3° de voorzieningen voor pensioenen (toevoegingen +;bestedingen en terugnemingen;"; 5° in rubriek XXVIII, enig lid, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) in B., worden de woorden "inlichtingen betreffende" vervangen door de woorden "het bedrag en de aard van"; b) het enig lid wordt aangevuld met een bepaling onder F., luidende : "F. de aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven."; 6° de rubriek XXIX wordt als volgt vervangen : "XXIX A.De volgende gegevens over bestuurders en zaakvoerders : - het bedrag per einde van het boekjaar van de op hen uitstaande vorderingen, alsmede van de in hun voordeel toegestane waarborgen en de andere betekenisvolle verplichtingen aangegaan in hun voordeel, met vermelding van de rente en de duur van deze vorderingen, de belangrijkste voorwaarden en de eventuele afgeloste bedragen of bedragen waarvan werd afgezien; - het bedrag van de rechtstreekse en onrechtstreekse bezoldigingen en van de ten laste van de resultatenrekening toegekende pensioenen, respectievelijk aan bestuurders en zaakvoerders, voor zover deze vermelding niet uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op de toestand van een enkel identificeerbaar persoon; - de gegevens bedoeld onder het hierboven vermelde eerste streepje, moeten eveneens worden verstrekt voor de vorderingen, eventuele passiva en betekenisvolle verplichtingen die werden aangegaan in het voordeel van natuurlijke of rechtspersonen die de instelling rechtstreeks of onrechtstreeks controleren maar geen verbonden ondernemingen zijn in de zin van dit besluit, alsmede in het voordeel van de andere ondernemingen die hogergenoemde personen rechtstreeks of onrechtstreeks controleren. Deze gegevens mogen samen met de onder het hierboven vermelde eerste streepje bedoelde gegevens worden verstrekt.
B. De volgende gegevens over de commissaris en over de personen met wie hij verbonden is : - de bezoldiging van de commissaris; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de instelling door de commissaris, volgens de volgende categorieën : andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de instelling door personen met wie de commissaris verbonden is, volgens de volgende categorieën : andere controle-opdrachten, belastingadviesopdrachten, en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten; - de vermeldingen vereist in toepassing van artikel 133, § 6, van het Wetboek van vennootschappen."; 7° er wordt een rubriek XXXII ingevoegd, luidende : "XXXII.De volgende gegevens betreffende het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde.
In geval van niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor de financiële instrumenten : voor iedere categorie afgeleide financiële instrumenten, de nettoboekwaarde, de reële waarde indien een dergelijke waarde kan worden bepaald middels een van de in Hoofdstuk II, Deel V, I, van de bijlage bij dit besluit voorgeschreven methoden, en de informatie over de aard, de omvang en het ingedekte risico van de instrumenten.
Voor financiële vaste activa die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde : de nettoboekwaarde en de reële waarde van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa, en de redenen waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd."; 8° er wordt een rubriek XXXIII ingevoegd luidende : "XXXIII.De volgende gegevens over de betrekkingen met geassocieerde ondernemingen in de zin van artikel 12 van het Wetboek van vennootschappen : 1° het bedrag van de financiële vaste activa waarbij worden onderscheiden de deelnemingen, de achtergestelde vorderingen en de andere vorderingen;2° het bedrag van de vorderingen respectievelijk op meer dan één jaar en op ten hoogste één jaar;3° het bedrag der schulden respectievelijk op meer dan één jaar en op ten hoogste één jaar;4° het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door de instelling werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van geassocieerde ondernemingen alsmede het bedrag van de persoonlijke en zakelijke zekerheden die door geassocieerde ondernemingen werden gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van de instelling. 5° de andere betekenisvolle financiële verplichtingen."; 9° de Afdeling 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid kunnen de instellingen de in de toelichting te vermelden informatie weglaten wanneer deze informatie niet van materieel belang is.Onder `materieel belang' zoals vermeld in de vorige zin moet worden verstaan : de hoedanigheid van informatie waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat de weglating of onjuiste vermelding ervan de beslissingen die een gebruiker op basis van de financiële overzichten van een onderneming neemt, zou kunnen beïnvloeden. Het materieel belang van afzonderlijke posten wordt beoordeeld in de context van andere gelijkaardige posten.".
Art. 13.In Hoofdstuk II van de bijlage bij hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In Deel I, rubriek VIII, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, B., a), worden de woorden " onderzoek en" geschrapt; b) het tweede lid wordt als volgt vervangen : "Onder kosten van ontwikkeling moet worden verstaan de kosten van de vervaardiging en de ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en know-how, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de instelling."; 2° In Deel 2, rubriek VI.A, 1., enig lid, wordt het woord "brugpensioenen" vervangen door de woorden "werkloosheid met bedrijfstoeslag"; 3° hoofdstuk II wordt aangevuld met een deel V dat een rubriek I bevat, luidende : "Deel V.- Toelichting bij de jaarrekening I Voor het opstellen van de staat XXXII in de toelichting, die informatie bevat over het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde voor financiële instrumenten : 1° Dient te worden verstaan onder reële waarde, de waarde vastgesteld onder verwijzing naar : a) een marktwaarde, voor de financiële instrumenten waarvoor makkelijk een betrouwbare markt kan worden aangewezen.Wanneer voor een gegeven instrument niet makkelijk een marktwaarde kan worden bepaald, maar dit wel kan voor de samenstellende elementen ervan of voor een gelijkaardig instrument, kan de marktwaarde berekend worden op basis van die van de bestanddelen ervan of die van het gelijkaardige instrument, of; b) een waarde berekend met behulp van modellen en algemeen aanvaarde waarderingstechnieken, voor de instrumenten waarvoor niet makkelijk een betrouwbare markt kan worden aangewezen.Deze waarderingsmodellen en -technieken dienen een redelijke benadering van de marktwaarde op te leveren. 2° De grondstoffencontracten die elk van de partijen mag afwikkelen in contanten of in enig ander financieel instrument, worden als afgeleide financiële instrumenten beschouwd, tenzij : a) de contracten gesloten werden en gehandhaafd worden om te voldoen aan de verwachte behoeften van de vennootschap inzake inkoop, verkoop of gebruik van de grondstof;b) zij van in het begin voor dat doeleinde werden gesloten, en; c) de afwikkeling zal geschieden door levering van de grondstof.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 november 1994 op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Art. 14.Artikel 6, enig lid, van het koninklijk besluit van 17 november 1994 op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wordt aangevuld met de volgende zin : "In dergelijke gevallen worden de te verrekenen bedragen als brutobedragen in de toelichting bij de jaarrekening vermeld.".
Art. 15.Artikel 8, enig lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : "In dergelijk geval wordt in de toelichting het verband met de andere posten vermeld.".
Art. 16.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Onverminderd artikel 19, derde lid, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen.".
Art. 17.In artikel 19, vijfde lid, a), van hetzelfde besluit wordt het woord "brugpensioenen" vervangen door de woorden "werkloosheid met bedrijfstoeslag";
Art. 18.In artikel 28, § 2, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "Kosten van ontwikkeling en goodwill worden, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, afgeschreven over een periode van ten hoogste tien jaar.De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting (staat nr. 20)."; 2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende : "Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen.".
Art. 19.In artikel 31, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2014, worden de woorden "in post C.II.2." vervangen door de woorden "in post C.III.2.".
Art. 20.In artikel 34 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid wordt het 2° vervangen als volgt : "2° in kapitaal worden omgezet;een in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarde mag evenwel nooit rechtstreeks of onrechtstreeks aangewend worden om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Meerwaarden toegerekend aan rubriek III van het passief "Herwaarderingsmeerwaarden" mogen slechts in kapitaal worden omgezet voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De geboekte meerwaarden mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks worden uitgekeerd, zolang deze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving op de meerwaarde die al dan niet werd overgebracht naar een reserve overeenkomstig het vorige lid, 1°.".
Art. 21.In Hoofdstuk I, Afdeling III, van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° na staat nr.2 wordt een staat nr. 2bis ingevoegd met als titel "Nr. 2bis. De lijst van de ondernemingen waarvoor de onderneming onbeperkt aansprakelijk is in haar hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of lid", luidende :
N° 2bis. La liste des entreprises dont l'entreprise répond de manière illimitée en qualité d'associé ou de membre indéfiniment responsable
Nr. 2bis. De lijst van de ondernemingen waarvoor de onderneming onbeperkt aansprakelijk is in haar hoedanigheid van onbeperkt aansprakelijke vennoot of lid
Pour chacune des entreprises pour lesquelles l'entreprise est indéfiniment responsable, sont indiqués ci-dessous le nom, le siège, la forme juridique et, s'il s'agit d'une entreprise de droit belge, le numéro d'entreprise ou, à défaut du numéro d'entreprise, le numéro de T.V.A. ou le numéro national d'identification
Voor elk van de ondernemingen waarvoor de onderneming onbeperkt aansprakelijk is, worden hieronder volgende gegevens verstrekt : de naam, de zetel, de rechtsvorm en zo het een onderneming naar Belgisch recht betreft, het ondernemingsnummer, en bij ontstentenis van een ondernemingsnummer, het btw-nummer of het nationale identificatienummer
...
...
...
...
...
...
Les comptes annuels de chacune des entreprises pour lesquelles l'entreprise est indéfiniment responsable sont joints à ceux de l'entreprise et publiés en même temps que ceux-ci. Cette disposition ne s'applique toutefois pas, moyennant mention dans cet état n° 2bis :
De jaarrekening van elk van de ondernemingen waarvoor de onderneming onbeperkt aansprakelijk is, wordt bij de jaarrekening van de onderneming gevoegd en samen hiermee openbaar gemaakt. Op voorwaarde dat zulks in deze staat nr. 2bis, wordt vermeld, is dit voorschrift echter niet van toepassing :
1° si les comptes annuels de l'entreprise pour laquelle l'entreprise est responsable font eux-mêmes l'objet d'une publicité conforme à l'article 98 du Code des sociétés ou sont effectivement publiés dans un autre Etat membre de la UE, dans les formes de l'article 3 de la directive 2009/101/CE ou
1° wanneer de jaarrekening van de onderneming waarvoor de onderneming aansprakelijk is, wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 98 van het wetboek van vennootschappen of daadwerkelijk wordt openbaar gemaakt in een andere Lid-Staat van de EU, zoals voorgeschreven bij artikel 3 van de richtlijn 2009/101/EG of
2° si les comptes annuels de l'entreprise pour laquelle l'entreprise est responsable sont intégrés par consolidation globale ou par consolidation proportionnelle dans les comptes consolidés de l'entreprise qu'elle établit, contrôlés et publiés en conformité avec l'article 108 et suivants du Code des sociétés et l'arrêté royal du 27 septembre 2009 relatif aux comptes consolidés des entreprises d'assurances et des entreprises de réassurances. 2° wanneer de jaarrekening van de onderneming waarvoor de onderneming aansprakelijk is, door integrale of evenredige consolidatie wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming die ze opstelt, gecontroleerd en openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 108 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 27 september 2009 op de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsondernemingen en de herverzekeringsondernemingen.
2° Staat nr.3bis, wordt als volgt vervangen :
N° 3bis Indications relatives à la non-utilisation de la méthode de l'évaluation à la juste valeur
Nr. 3bis. Gegevens betreffende het niet-gebruik van de waarderingsmethode op basis van de reële waarde
Exercice
Boekjaar
A. Estimation de la juste valeur de chaque catégorie d'instruments financiers dérivés non évalués à la juste valeur dans les comptes, avec indications sur le volume, la nature et le risque couvert des instruments
Valeur comptable nette
Juste valeur
A. Schatting van de reële waarde voor elke categorie afgeleide financiële instrumenten die niet gewaardeerd worden op basis van de reële waarde, met opgave van de omvang, de aard en het ingedekte risico van de instrumenten
nettoboekwaarde
Reële waarde
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
Exercice
Boekjaar
B. Pour les immobilisations financières figurant aux postes C.II. et C.III. comptabilisées à un montant supérieur à leur juste valeur : la valeur comptable nette et la juste valeur des actifs en questions, pris isolément ou regroupés de manière adéquate :
Valeur comptable nette
Juste valeur
B. Voor de financiële vaste activa, vermeld in de posten C.II. en C.III., die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde : de nettoboekwaarde en de reële waarde van de afzonderlijke activa, dan wel van passende groepen van deze afzonderlijke activa :
nettoboekwaarde
Reële waarde
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
Pour chacune des immobilisations financières mentionnées au point B, ou chacun des actifs visés au point B. pris isolément ou regroupés de manière adéquate, comptabilisés à un montant supérieur à leur juste valeur, il convient également de mentionner ci-après les raisons pour lesquelles la valeur comptable n'a pas été réduite, et notamment les éléments qui permettent de supposer que la valeur comptable sera récupérée :
Voor elk van de in B. vermelde financiële vaste activa, dan wel de in B. bedoelde passende groepen van deze afzonderlijke activa, die in aanmerking worden genomen tegen een hoger bedrag dan hun reële waarde, moeten hierna ook de redenen worden vermeld waarom de boekwaarde niet is verminderd, met opgave van de aard van de aanwijzingen die aan de veronderstelling ten grondslag liggen dat de boekwaarde zal kunnen worden gerealiseerd :
...
...
...
...
...
...
3° in staat nr.5 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) in A., 2., 2.2., worden in de titel en in de tweede lijn de woorden "Aan toonder" vervangen door het woord "Gedematerialiseerd"; b) het G.wordt als volgt vervangen : "G. DE AANDEELHOUDERSSTRUCTUUR VAN DE ONDERNEMING OP DE DATUM VAN JAARAFSLUITING, MET DE VOLGENDE INDELING : - aandeelhoudersstructuur van de onderneming op de datum van de jaarafsluiting, zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de onderneming heeft ontvangen ingevolge artikel 631, § 2, laatste lid, en artikel 632, § 2, laatste lid, van het Wetboek van vennootschappen : ... .... .... - aandeelhoudersstructuur van de onderneming op de datum van de jaarafsluiting, zoals die blijkt uit de kennisgevingen die de onderneming heeft ontvangen ingevolge artikel 14, vierde lid, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen of ingevolge artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels betreffende bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten : ... ... ..."; 4° staat nr.11, wordt als volgt vervangen :
N° 11. Etat relatif au personnel employé.
Nr. 11. Staat betreffende de personeelsleden in dienst.
Quant au personnel :
Wat personeel betreft :
A. les indications suivantes relatives à l'exercice et à l'exercice précédent, au sujet des travailleurs inscrits au registre du personnel et liés à l'entreprise par un contrat de travail ou par une convention de premier emploi :
A. volgende gegevens over het boekjaar en over het vorige boekjaar met betrekking tot de werknemers ingeschreven in het personeelsregister en verbonden met de onderneming door een arbeidsovereenkomst of een startbaanovereenkomst :
Code
Exercice cloturé
Exercice précédent
Code
Afgesloten boekjaar
Vorig Boekjaar
a) leur nombre total à la date de clôture de l'exercice; 8.11.10
...
...
a) het totale aantal op afsluitdatum van het boekjaar; 8.11.10
...
...
b) l'effectif moyen du personnel occupé par l'entreprise pendant l'exercice précédent, calculé en équivalents temps plein conformément à l'article 15, § 4, du Code des sociétés, et ventilé en fonction des catégories suivantes :
8.11.11
...
...
b) het gemiddelde personeelsbestand tewerkgesteld door de onderneming tijdens het boekjaar en tijdens het vorige boekjaar, berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 15, § 4, van het Wetboek van Vennootschappen, en uitgesplitst naar volgende categorieën :
8.11.11
...
...
- personnel de direction;
8.11.11.1
...
...
- Directiepersoneel;
8.11.11.1
...
...
- employés;
8.11.11.2
...
...
- Bedienden;
8.11.11.2
...
...
- ouvriers;
8.11.11.3
...
...
- Arbeiders;
8.11.11.3
...
...
- autres.
8.11.11.4
...
...
- Andere.
8.11.11.4
...
...
c) le nombre d'heures prestées. 8.11.12
...
...
c) het aantal gepresteerde uren. 8.11.12
...
...
B. les indications suivantes relatives à l'exercice et à l'exercice précédent au sujet du personnel intérimaire et des personnes mises à la disposition de l'entreprise :
B. Volgende gegevens over het boekjaar en over het vorige boekjaar met betrekking tot de uitzendkrachten en de ter beschikking van de onderneming gestelde personen :
Code
Exercice clôturé
Exercice précédent
Code
Exercice clôturé
Exercice précédent
a) leur nombre total à la date de clôture de l'exercice; 8.11.20
...
...
a) het totale aantal op afsluitdatum van het boekjaar; 8.11.20
...
...
b) l'effectif moyen calculé en équivalents temps plein de manière analogue à celle des travailleurs inscrits au registre du personnel; 8.11.21
...
...
b) het gemiddeld aantal in voltijdse equivalenten berekend op een analoge manier als de werknemers ingeschreven in het personeelsregister; 8.11.21
...
...
c) le nombre d'heures prestées; 8.11.22
...
...
c) het aantal gepresteerde uren; 8.11.22
...
...
5° in staat nr.17 wordt een bepaling onder Gbis. ingevoegd, luidende : "Gbis. De aard en de financiële gevolgen van materiële gebeurtenissen die zich na de balansdatum hebben voorgedaan en die niet in de resultatenrekening of balans worden weergegeven."; 6° na staat nr.18 wordt een staat nr. 18bis ingevoegd met als titel "Nr. 18bis. Betrekkingen met geassocieerde ondernemingen", luidende :
N° 18bis. Relations avec des entreprises associées(*) :
Nr. 18bis. Betrekkingen met geassocieerde ondernemingen (*) :
Code
Exercice clôturé
Exercice précédent
Code
Afgesloten boekjaar
Vorig Boekjaar
1° Montant des immobilisations financières
8.18.60
...
...
1° Bedrag van de financiële vaste activa
8.18.60.
...
...
- Participations;
8.18.60.1
...
...
- Deelnemingen
8.18.60.1
...
...
- Créances subordonnées;
8.18.60.2
...
...
- Achtergestelde vorderingen;
8.18.60.2.
...
...
- Autres créances.
8.18.60.3
...
...
- Andere vorderingen;
8.18.60.3.
...
...
2° Créances sur des entreprises associées
8.18.61
...
...
2° Vorderingen op geassocieerde ondernemingen
8.18.61
...
...
- A plus d'un an;
8.18.61.1
...
...
- Op meer dan één jaar;
8.18.61.1.
...
...
- A un an au plus;
8.18.61.2
...
...
- Op ten hoogste één jaar;
8.18.61.2.
...
...
3° Dettes envers des entreprises associées
8.18.62
...
...
3° Schulden aan geassocieerde ondernemingen
8.18.62
...
...
- A plus d'un an;
8.18.62.1
...
...
- Op meer dan één jaar;
8.18.62.1
...
...
- A un an au plus;
8.18.62.2
...
...
- Op ten hoogste één jaar;
8.18.62.2
...
...
4° Garanties personnelles et réelles :
8.18.63
...
...
4° Persoonlijke en zakelijke zekerheden :
8.18.63
...
...
- Constituées ou irrévocablement promises par l'entreprise pour sûreté de dettes ou d'engagements d'entreprises associées;
8.18.63.1
...
...
- Door de onderneming gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van geassocieerde ondernemingen;
8.18.63.1.
...
...
- Constituées ou irrévocablement promises par des entreprises associées pour sûreté de dettes ou d'engagements de l'entreprise
8.18.63.2
...
...
- Door geassocieerde ondernemingen gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor schulden of verplichtingen van de onderneming
8.18.63.2
...
...
5° Autres engagements financiers significatifs :
8.18.64
...
...
5° Andere betekenisvolle financiële verplichtingen :
8.18.64
...
...
(*) Entreprises associées au sens de l'article 12 du Code des sociétés.
(*) Geassocieerde ondernemingen in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Vennootschappen.
7° in staat nr.19 wordt de zin "Voornaamste voorwaarden betreffende de bovenvermelde posten 1., 2. en 3." als volgt vervangen : "De interestvoet, de voornaamste voorwaarden en de eventueel afgeloste of afgeschreven bedragen of bedragen waarvan werd afgezien betreffende de bovenvermelde posten 1., 2. en 3."; 8° na staat nr.19 wordt een staat nr. 19bis ingevoegd met als titel "Nr. 19bis. Financiële betrekkingen met de commissaris(sen) en de personen met wie hij (zij) verbonden is (zijn)", luidende :
N° 19bis. Relations financières avec le ou les commissaire(s) et les personnes avec lesquelles il est lié/ils sont liés »
Nr. 19bis. Financiële betrekkingen met de commissaris(sen) en de personen met wie hij (zij) verbonden is (zijn)
Codes
Montants
Codes
Bedragen
1. Emoluments du/des commissaire(s)
8.19.5
...
1. Bezoldiging van de commissaris(sen)
8.19.5
...
2. Emoluments pour prestations exceptionnelles ou missions particulières accomplies au sein de l'entreprise par le(s) commissaire(s)
8.19.7
...
2. Bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de onderneming door de commissaris(sen)
8.19.7
...
- Autres missions d'attestation
8.19.61
...
- Andere controleopdrachten
8.19.61
...
- Missions de conseils fiscaux
8.19.62
...
- Belastingadviesopdrachten
8.19.61
...
- Autres missions extérieures à la mission révisorale
8.19.63
...
Andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten
8.19.63
...
3. Emoluments pour prestations exceptionnelles ou missions particulières accomplies au sein de l'entreprise par des personnes avec lesquelles le ou les commissaire(s) est lié/sont liés
8.19.17
...
3. Bezoldiging voor uitzonderlijke werkzaamheden of bijzondere opdrachten uitgevoerd binnen de onderneming door personen met wie de commissaris(sen) verbonden is (zijn)
8.19.7
...
- Autres missions d'attestation
8.19.71
...
- Andere controleopdrachten
8.19.71
...
- Belastingadviesopdrachten
8.19.72
...
- Missions de conseils fiscaux
8.19.72
...
- Autres missions extérieures à la mission révisorale
8.19.73
...
- Andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten
8.19.73
...
Mentions en application de l'article 133, § 6, du Code des sociétés
Vermeldingen in toepassing van het artikel 133, § 6 van het Wetboek van vennootschappen
...
...
...
...
...
...
9° in staat nr.20, in de tussen haakjes opgenomen inleidende bepaling, worden de woorden "28, § 2, 1ste en laatste lid" vervangen door de woorden "28, § 2, 1ste en 4de lid"; 10° in staat nr.23, enig lid, eerste streepje, worden de woorden "6; 8;" ingevoegd tussen de woorden "4, 2de lid;" en "10, 2de lid"; 11° de Afdeling III wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid kunnen de instellingen de in de toelichting te vermelden informatie weglaten wanneer deze informatie niet van materieel belang is.Onder `materieel belang' zoals vermeld in de vorige zin moet worden verstaan : de hoedanigheid van informatie waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat de weglating of onjuiste vermelding ervan de beslissingen die een gebruiker op basis van de financiële overzichten van een onderneming neemt, zou kunnen beïnvloeden. Het materieel belang van afzonderlijke posten wordt beoordeeld in de context van andere gelijkaardige posten.".
Art. 22.In Hoofdstuk III, Afdeling I, Passief, rubriek E.I, van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt het woord "brugpensioenen" vervangen door de woorden "werkloosheid met bedrijfstoeslag". HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit is voor het eerst van toepassing voor het boekjaar dat begint op 1 januari 2016 of gedurende het kalenderjaar 2016.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 25.De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 december 2016.
FILIP Van Koningswege : De Vice-eersteminister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT